Op 27 oktober overleed prof. Em. Frans Vanistendael. In 2007 had KnopsPublishing de eer het Liber Amicorum te zijner ere uit te geven. Mevrouw Wivina Demeester schreef toen dit mooie eerbetoon, dat we hier graag hernemen.
Wij schreven 1990 en we dachten over ‘Fiscaliteit 2000’. In de periode 1988-1991 maakte Frans Vanistendael deel uit van een groep van deskundigen die mij toen als Staatssecretaris voor Financiën adviseerde. Naast vaste kabinetsmedewerkers, die hoofdzakelijk uit de administratie afkomstig waren en die mij bijstonden met de opvolging van de dagelijkse administratieve dossiers en het directe beleid, koos ik voor een groep van deskundigen uit de academische en de ondernemingswereld en uit socio-economische middens die samen met de vaste stafleden van het kabinet een denkgroep vormden voor de definiëring van het beleid op korte en op lange termijn. Frans Vanistendael was één van hen; hij was betrokken bij:
De hervorming van de personenbelasting die op het eind van 1988 in een wet werd gegoten. Voor deze werkzaamheden kon Frans Vanistendael een zeer nuttige ervaring inbrengen als gewezen Lid van de Koninklijke Commissie tot hervorming van de fiscaliteit.
De wetgeving inzake beleggingsvennootschappen (BEVEK, BEVAK). Het betreft een nieuw reglementair kader dat gesitueerd moet worden in de modernisering van de financiële producten en markten en waardoor ondermeer ook de gewonespaarders en beleggers konden beleggen op de beurs.
De reglementering in het kader van de nieuwe regeling inzake bevrijdende roerende voorheffing.
De hervorming van de belastingprocedure. In de regering was ik als Staatssecretaris belast met de leiding van het project tot hervorming van die belastingprocedure. Voor dit project was de bijdrage van Frans Vanistendael als hoogleraar die de algemene beginselen inzake fiscaliteit doceerde van zeer grote waarde.
Tevens maakte hij deel uit van een denkgroep ter voorbereiding van een specifieke nieuwe wetgeving om het ondernemerschap te bevorderen door het aanreiken van passende instrumenten (zoals de Stichtingen naar Nederlands model) in het kader van de implementering van de ééngemaakte markt binnen de EU.
Frans Vanistendael gaf blijk van een grondige kennis van de Belgische, Europese en andere reglementering op landelijk niveau. Deze kennis was zeer nuttig voor het uitwerken van een competitieve reglementering. Hij is een logisch en gestructureerd denker. Hij was zeer creatief in het meedenken voor nieuwe reglementeringen en beschikte over een groot doorzettingsvermogen en een sterk discussietalent in werkgroepen, noodzakelijk om een en ander te realiseren en door te drukken. Hij was daarenboven ook een kritisch en vooruitziend denker, die zich in 1990 reeds kon plaatsen in de 21ste eeuw. Hij schreef toen “de overheid blijkt slechts moeizaam in staat om geldmiddelen te mobiliseren voor nieuwe uitdagingen zoals het milieu”.
Het invoeren ‘van milieuheffingen als bestemmingsbelastingen en onderscheiden daarvan milieuheffingen als financiële barrières voor activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu’ reikte hij toen aan als één van de nieuwe krachtlijnen voor een goed fiscaal evenwicht in de 21ste eeuw.
In 1990 creëerde ik een denkplatform waarop wetenschappers uit verschillende disciplines en universiteiten in discussie traden en hun visie weergaven en verantwoordelijken inspireerden een beleid uit te stippelen om de burger van het jaar 2000 een fiscaal leefbare samenleving te garanderen, waarbij individu en collectiviteit een complementaire rol spelen bij het realiseren van het welzijn van allen. Frans Vanistendael was samen met Jef Vuchelen, Rik Deblauwe, Herman Deleeck, Paul Van Orshoven, Dirk Heremans, Eric Schokkaert e.a. een belangrijke denker. Hij leidde de werkgroep ‘Voor wie en waarvoor betaalt men belastingen’ ter voorbereiding van het Colloquium ‘Fiscaliteit 2000, Krachtlijnen voor een nieuw fiscaal evenwicht’ en schreef er belangrijke bijdragen voor. Bij het herlezen van dit boek neem ik er twee ideeën uit die vandaag nog steeds actueel zijn, m.n. de noodzaak tot een nieuwe uitwerking van het begrip draagkracht en de idee dat de overheid op zoek moet gaan naar nieuwe middelen buiten het domein van de klassieke belastingen op inkomsten, omzet en vermogen. We kennen intussen de milieuheffingen en de milieubelastingen, waarbij de heffingen een instrument van het milieubeleid zijn, de milieubelastingen eerder een instrument van een breder fiscaal beleid. Het ware wellicht efficiënter en effectiever geweest voor het milieu hadden een aantal milieuheffingen vroeger en specifieker ingevoerd geworden, als financiële barrière voor de activiteiten schadelijk voor het milieu. We spraken toen nog niet over ‘Global Warming’, wel over zure regen, het gat in de ozonlaag, de overbemesting, de nucleaire risico’s… we dachten vooruit, maar we hadden nog niet de kracht, noch de draagkracht om te handelen. In het derde klimaatrapport van het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering (IPCC) werd begin mei 2007 door de covoorzitter Bert Metz uitdrukkelijk gesteld dat de nadruk dient gelegd te worden op veel groter energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen. Ze leggen uit wat er technisch mogelijk is en wat de consequentie van die mogelijkheden zijn. Het is aan de politiek om keuzes te maken. Energiezuinige auto’s, woningen en kantoren verdienen zichzelf terug, en toch kiezen we er nog niet voor. Daarom heeft de politiek zo’n belangrijke rol: zij kan patronen doorbreken door regels en fiscale maatregelen.
Daarvan waren we in 1991 reeds overtuigd. De kracht en de draagkracht om dit alles door te voeren hadden we echter nog niet. Meer dan ooit hebben we denkers zoals Frans Vanistendael nodig; zij kunnen het beleid inspireren en draagkracht creëren om de overheid te dwingen de juiste fiscale maatregelen te nemen.
0 reacties