De wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht heeft een nieuwe definitie van het begrip ‘onderneming’ ingevoerd: een onderneming is iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, iedere rechtspersoon en iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
Er zijn wel enkele uitzonderingen die door de wet expliciet worden uitgesloten: organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringen verrichten aan de leden of bestuurders, publiekrechtelijke rechtspersonen die niet op de markt actief zijn, de staat, de provincies, de gemeenten. Opvallend: de notarissen staan niet in deze lijst van uitzonderingen.
De wet verwijst dus niet meer naar “het nastreven van economische doeleinden”. Het gevolg is dat bijvoorbeeld ook vzw’s en maatschappen (zonder rechtspersoonlijkheid) in beginsel onder deze definitie vallen. Deze algemene definitie van onderneming geldt voor BOEK XX van het WER (Insolventie van de ondernemingen) zodat voor al deze ondernemingen, dus ook voor de vrije beroepers zoals advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen, …, voortaan een faillissement mogelijk is.
De oude definitie van het begrip ‘onderneming’ geldt nog wel als bijzondere definitie voor bepaalde boekdelen van het WER, bijvoorbeeld de delen van het WER over ‘Informatie, transparantie en niet-discriminatie’, ‘Bescherming van de mededinging’, ‘Marktpraktijken en consumentenbescherming’, en ‘Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen’.
Vrije beroepen zijn dus ook ondernemingen en als dusdanig ook onderworpen aan BOEK VI, Marktpraktijken en consumentenbescherming. Een aantal bepalingen zijn evenwel uitdrukkelijk niet van toepassing op notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten.
Deze nieuwe regels hebben ook gevolgen voor de bewijswaarde van de notariële boekhouding.
Voordien werd voor deze bewijswaarde steeds gekeken naar de artikelen 1329-1330 BW enerzijds en artikel 1331 BW anderzijds. Artikelen 1329 en 1330 BW handelen over de bewijswaarde van ’koopmansboeken’. Deze wetsartikelen bepalen dat de boekhouding van de handelaar het bewijs kan leveren tussen handelaars en tegen de handelaar, maar niet tegen de consument. Ze bepalen ook dat de boekhouding niet kan worden gesplitst zodat de consument die er zich op beroept om het bewijs te leveren tegen de handelaar, de bewijswaarde van de volledige boekhouding moet aanvaarden, dus ook van de vermeldingen die een bewijs tegen hem opleveren.
Aangezien de notaris evenwel geen handelaar was, gold voor de notariële boekhouding de regeling vervat in artikel 1331 BW, wetsartikel dat handelt over de bewijswaarde van ‘huiselijke registers en papieren’. Blijkens deze wetsbepaling kunnen deze registers en papieren nooit een bewijs opleveren in het voordeel van de persoon van wie die registers en papieren afkomstig zijn, maar enkel tegen hem inzonderheid wanneer hierin uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van een ontvangen betaling. De notaris kon zich dus niet op zijn eigen boekhouding beroepen, zodat hij moest terugvallen op andere bewijsmiddelen (van cliënten uitgaande kwijtingen, uittreksels van bankrekeningen, …).
In het Burgerlijk Wetboek staat er nu evenwel een nieuwe afdeling ‘Bewijs door en tegen ondernemingen’, die dus ook geldt voor notarissen.
- De bewijslevering tussen of tegen ondernemingen kan in principe gebeuren door alle middelen van recht. Diezelfde regeling geldt evenwel niet voor de bewijslevering door de onderneming tegen de consument.
- De boekhouding van de onderneming is in principe bewijskrachtig tussen ondernemingen en tegen de onderneming, maar niet tegen de consument, behoudens toepassing van de bepalingen inzake de eed.
- Maar als een consument zich op de boekhouding beroept om iets tegen de onderneming te bewijzen, kan hij die boekhouding niet ten nadele van de onderneming splitsen. Hij moet dan de bewijswaarde van de volledige boekhouding aanvaarden, dus ook tegen hem als consument.
- De rechter kan steeds de voorlegging van de boekhouding (geheel of gedeeltelijk) bevelen, waarbij hij ook maatregelen kan nemen om de vertrouwelijkheid te waarborgen
- En een door een onderneming aanvaarde factuur, levert bewijs op tegen de onderneming. Er geldt voor een onderneming een vermoeden van stilzwijgende aanvaarding bij gebreke aan tijdig protest van de factuur.
Auteur Hans De Decker is naast notaris eveneens professor aan de VUB voor de Manama Notariaat, waar hij de cursussen Inrichting Notariaat en Notariële Deontologie doceert.
In de reeks Organisatie van het Notariaat worden in een aantal korte bijdragen de verschillende aspecten van de inrichting van het notariaat belicht. Deze reeks is gebaseerd op de bijdrage van de heer notaris Hans De Decker “Inrichting van het Notariaat: dynamischer dan je op het eerste gezicht zou vermoeden!” in Rechtskroniek voor het Notariaat, deel 36. Zijn volledige artikel kunt u daar lezen.
Geïnteresseerd? Het ABONNEMENT 2020 omvat twee delen Rechtskroniek voor het Notariaat: deel 36 & 37.
0 reacties