LAMON op woensdag Mr. Hugo Lamon is advocaat aan de balie van Limburg en Brussel NL. Hij mengt zich al jaren in het maatschappelijk debat over justitie. |
De ene minister van Justitie is de andere niet. De vorige was een professor en liet dat graag merken. Het Staatsblad leek wel zijn cursus, die – zoals het een hoogleraar past – permanent moest worden bijgewerkt. De huidige minister wil zeker niet als professor door het leven gaan. Hij begon onstuimig, maar zijn communicatie op vooral de sociale media werkte al snel aanstekelijk. In een recent filmpje deed hij een oproep aan jonge juristen om te kiezen voor een loopbaan in de magistratuur. Hij begon met de boodschap dat er veel “getalenteerd volk” werkt bij justitie. Het is niet alledaags dat een minister zo openlijk de magistratuur feliciteert, al is het voor sommigen even wennen om als “volk” te worden weggezet, maar de minister is dan ook niet erg protocolgevoelig. Hij wil van justitie “één team maken”, waarmee hij impliciet toegeeft dat dit nu nog niet echt het geval is en daarmee ook de lat bijzonder hoog legt. Maar de minister geeft ook aan waar hij naartoe wil: “de bedoeling is om justitie menselijker, straffer en vooral ook sneller te maken”. Als dat de opdracht is voor de magistraten, moet dat dan ook gelden voor de advocaten?
Wat kunnen we ons voorstellen bij een advocatuur die menselijker zou zijn? Allicht denken sommigen daarbij onmiddellijk aan meer transparantie over de gehanteerde tarieven, al zou het al helpen indien de advocaten die de wettelijke informatieverplichtingen uit het Wetboek van Economisch Recht naast zich neerleggen, wat minder in bescherming zouden worden genomen. Een menselijkere advocatuur wordt ook vaak in verband gebracht met heldere communicatie. Korte zinnen, geen wollig taalgebruik en een advocatuur die de vertaalslag kan maken om het ingewikkelde juridisch jargon helder uitlegt aan de cliënt-rechtzoekende. Dat belet niet dat er sinds enige tijd op bepaalde sociale media (zoals LinkedIn) een ware rage is ontstaan waarbij advocatenkantoren graag laten zien hoe geleerd ze wel zijn. Ze zetten zichzelf in de virtuele etalage met vaak zwaar op de hand liggende vakliteratuur. Al is het niet altijd zo, zoals mr. Kristiaan Vandenbussche bijvoorbeeld, die dag na dag met zijn geluk geen blijft weet door de positieve recensies over zijn debuutroman. Nog even en ik ga overstag, maar menselijk is het wel.
Wat zou men moeten verstaan onder ‘straffere’ advocatuur? Is dat dan meer gespecialiseerde advocatuur en wat is dat dan: een ‘specialist’ zijn? Sommigen vinden dat advocaten zich minder met het voor oplossingen als hinderlijk ervaren ‘recht’ moeten bezighouden en meer met niet-juridische ‘skills’ moeten bemiddelen. Anderen willen de advocatuur verkavelen met specialisten allerhande (strafpleiters, familierechtadvocaten, jeugdadvocaten, Salduz-advocaten, IP-advocaten, ondernemingsrechtadvocaten, sommigen vinden zelfs ‘generalist’ een specialisatie).
In het jongste nummer van het Nederlandse Advocatenblad werd uitvoering ingezoomd op dat fenomeen. Bij onze noorderburen zijn er ‘specalisatieverenigingen’, zoals de VvARA (Vereniging van Agrarisch Recht Advocaten), de VBRA (Vereniging voor bouwrecht-advocaten), de SVMA (Specialisten Vereniging Migratierecht Advocaten), VEAN (Vereniging Erfrecht Advocaten), maar ook de NVVMA (Nederlandse Vereniging van Mediation Advocaten) of de LANGSZS (Stichting Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers). De titel van het artikel geeft meteen aan waar het op staat: “een lappendeken van gildes”. Hoe bewijs je specialist te zijn? “Niet elk los criterium is heilig. Je deskundigheid hangt af van een combinatie van factoren en dus gebruiken veel advocatengildes een mix van eisen om de expertise van hun leden te waarborgen” is de conclusie van het artikel. Daarmee lijkt aangetoond dat het niet zo duidelijk is wat de ene advocaat ‘straffer’ maakt dan de andere. Ook bij ons wordt al jaren debat gevoerd over de noodzaak om duidelijkheid te scheppen over wie zich in wat specialist mag noemen, al lijkt die ontaarde discussie veeleer bij te dragen tot het huidige schemerdonker. Intussen blijven er advocaten bestaan – waar ik een welwillende sympathie voor koester – die zich specialist noemen in ‘advocatuurlijke’ vaardigheden. Zij willen juridische oplossingen aanreiken en daarvoor creatief nadenken ook al vinden anderen dat een oudmodisch denkpatroon.
Natuurlijk moet de advocatuur sneller zijn of minstens ervoor zorgen dat justitie niet vertraagt. Al rijst ook hier de vraag wat dat dan betekent. De slakkengangenjustitie wordt snel gedetecteerd en blijft (niet enkel in strafrecht) op bepaalde plaatsen een probleem. Maar het zal ook velen niet ontgaan zijn dat het aantal procedures vermindert en de doorlooptijden – met dank aan corona – nu korter zijn. Hier en daar hunkert er al iemand naar wat vertraging, kwestie van nog eens te kunnen nadenken.
***
Meer blogposts lezen van Hugo Lamon? Dat kan hier!
0 reacties