De redelijk verbijsterende wetgeving

20 apr 2022 | Column

De redelijk verbijsterende wetgeving

Door Hugo Lamon

(Ge)recht in de spiegel

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 20/04/2022 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

De Raad van State heeft voor de tweede keer de Antwerpse Oosterweelwerken gedeeltelijk stilgelegd. Omdat de Raad vreest dat de PFAS zich zouden verspreiden, mogen de vervuilde gronden niet worden verplaatst. Daardoor ligt de werf opnieuw grotendeels stil. 'Redelijk verbijsterend', reageerde Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts in het radioprogramma De Ochtend. Dat de grond eerst moet worden gesaneerd alvorens die verplaatst zou mogen worden is volgens hem “nefast voor alle grote werken in Vlaanderen”. En verder zegt hij: “Ik denk dat we dit niet ‘blauw blauw’ kunnen laten. Dit zou ervoor zorgen dat we nergens in Vlaanderen nog twee stenen op elkaar kunnen leggen”.

Misschien heeft de minister wel gelijk met die sneer naar de wetgever. Als zijn stelling juist is dat er geen twee stenen meer op elkaar kunnen worden gelegd, dan is dat in de eerste plaats het gevolg van het wettelijk kader. Als hij vindt dat daaraan moet worden gesleuteld, dan is er werk op de plank van het parlement en kan hij daar mee initiatieven toe nemen. Maar als er door wetgevers regels worden bedacht moet iedereen die op grond van het gelijkheidsbeginsel naleven. Misschien moet bij die “blauw blauw”-evaluatie ook eens de vraag worden gesteld of we het ook met minder regels kunnen doen. Wie zich op een blauwe maandag écht verveelt en eens de vaak slaapverwekkende debatten volgt op “Vlaams Parlement TV” krijgt niet de indruk dat er enige aanzet is om de regeldrift van de verkozenen des volks in te dammen. In commissievergaderingen wordt in een steeds vaker ambtelijk jargon een virtuele bureaucratische wereld in stand gehouden. Dat moet onvermijdelijk op vele domeinen ook voor stilstand zorgen, zoals bij de werken aan Oosterweel.

Er zijn ook verzachtende omstandigheden te bedenken voor de vele parlementen in ons land. De beleidsruimte wordt ook dikwijls beperkt door hogere normen zoals het Europees recht, en dat kan soms onverwacht op tafel komen. In een arrest van 7 april sprak het Hof van Justitie zich – in een geheel ander domein – uit over de vraag of de (Spaanse) wetgeving over rechtsplegingsvergoedingen moet worden getoetst aan de regeling over onrechtmatige bedingen. Dat klinkt heel technisch maar heeft toch verstrekkende gevolgen.

Het Spaans procesrecht kent, net als het onze, een regeling die maakt dat een partij die in het gelijk wordt gesteld in een procedure een deel van de advocatenkosten kan recupereren bij de verliezende partij. Het Hof van Justitie heeft er geen probleem mee dat de wetgever voorziet dat de factuur van de eigen advocaat dan niet volledig kan worden gerecupereerd, maar merkt wel op dat dat het “buiten kijf staat dat advocatenhonoraria gewoonlijk een aanzienlijk deel vormen van de kosten die door de consument in het kader van een gerechtelijke procedure worden gemaakt”. Het deel dat van de verliezende partij via rechtsplegingsvergoedingen kan worden gerecupereerd moet dan ook hoog genoeg zijn “opdat de consument niet wordt ontmoedigd om gebruik te maken van de rechtsbescherming die hem door richtlijn 93/13 wordt geboden”. Die richtlijn heeft het over oneerlijke bedingen in overeenkomsten met consumenten.

In de zaak die aanleiding gaf tot de prejudiciële vraag ging het over de geldigheid van een clausule in een kredietovereenkomst. Die werd nietig verklaard omdat het om een oneerlijk beding ging. De consument had dus recht op een rechtsplegingsvergoeding. De Spaanse wettelijke regeling voorzag in een wettelijk maximum (zoals bij ons). Dat mag, zegt het Hof van Justitie, voor zover het de consument in staat stelt een redelijk bedrag te recupereren “dat evenredig is aan de kosten van een gerechtelijke procedure betreffende het oneerlijke karakter van het contractueel beding”.

Met andere woorden: ook de Belgische wet over de rechtsplegingsvergoedingen zou op sommige punten nog wel eens uit onverwachte hoek onder vuur kunnen worden genomen.

Betekent het dat we ook daar geen twee stenen meer op elkaar kunnen leggen en de rechtsonzekerheid er eens te meer welig tiert? Het zal niet zo’n vaart lopen, maar het toont wel aan dat in alle domeinen van het recht schijnbaar eenduidige regels aanleiding kunnen geven tot onzekerheid wanneer ze vanuit een Europese bril (moeten) worden bekeken. Zo gaat dat nu eenmaal in een complexe samenleving. Het moet de wetgevers aanzetten om zorgvuldig te werk te gaan en het is de taak van rechters om al die regels permanent met elkaar te toetsen. En ja, voor de advocaten komt het erop aan licht te scheppen in de duisternis. Zo hoort dat in een rechtsstaat.

Hugo LAMON

***

Meer blogposts lezen van Hugo Lamon? Dat kan hier!

(Ge)recht in de spiegel

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.