Modernisering van de erfbelasting: vrijstelling van € 50.000 op roerend goed voor partners

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 15/02/2019 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Een van de maatregelen die door het Decreet van 6 juli 2018 tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht, B.S. 20 juli 2018 werden genomen, betreft de vrijstelling aan de voet van de eerste € 50.000 op roerende goederen voor partners.

Het nieuwe artikel 2.7.6.0.6 § 2 [1] bepaalt dat, voor de toepassing van het tarief vermeld in artikel 2.7.4.1.1, § 1, tussen partners, de 1e schijf van € 50.000 in de netto verkrijging van de roerende goederen vrijgesteld wordt van het successierecht.

Hier wordt de term “successierecht” gebruikt, en niet erfbelasting, en terecht, want het recht van overgang wordt immers alleen geheven op onroerend goed. De wet kan moeilijk een vrijstelling geven voor iets wat niet belastbaar is [2].

Roerende goederen

Het gaat dus enkel om een vrijstelling van verkrijgingen van de roerende goederen, en de maatregel wordt beschouwd als een tegemoetkoming aan nalatenschappen waar geen gezinswoning aanwezig is. De memorie van toelichting [3] gaf hierbij volgende uitleg:

“Om de last van de erfbelasting voor de langstlevende partner nog meer te verlagen, voorziet de voorgestelde bepaling in een vrijstelling van de heffingsgrondslag (belastingvrij gedeelte) van € 50.000 dat wordt toegepast op de nettoverkrijging van de partner in de roerende goederen.

Het wordt vandaag ook als onrechtvaardig aangevoeld dat een langstlevende partner die geen gezinswoning of geen onverdeeld deel in of vruchtgebruik op de gezinswoning erft, geen aanspraak kan maken op een vergelijkbare vermindering.

Deze vrijstelling blijft beperkt tot de nettoverkrijging in de roerende goederen die onder het tarief van artikel 2.7.4.1.1 VCF vallen.”

Dit kan de indruk wekken dat de vrijstelling voor roerend goed alleen van toepassing zou zijn als er geen gezinswoning in de nalatenschap aanwezig is, maar de maatregel is algemeen. De vrijstelling van de gezinswoning kan dus gecombineerd worden met de vrijstelling van € 50.000 roerend goed voor partners.

Daardoor wordt het tarief tussen partners op de eerste schijf van € 50.000 de facto tot 0% teruggebracht voor de roerende goederen.

Partners

Wie “partner” is, vinden we in artikel 1.1.0.0.2, 6e lid, 4° van de codex. Het gaat om gehuwden, wettelijk samenwonenden, of feitelijk samenwonenden gedurende minstens één jaar. Ook wanneer het feitelijk samenwonen én het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de periode van één jaar ingevolge overmacht onmogelijk is geworden, is er toch nog sprake van “partners” in de zin van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Een inschrijving in het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding.

Veronderstel dat twee echtgenoten een gemeenschappelijk roerend vermogen hebben van netto € 300.000 (en geen andere goederen) en 3 (gemeenschappelijke) kinderen. Hoeveel bedraagt de erfbelasting dan, als er geen huwelijkscontract of testament is, en als de echtgenoten tussen de 65 en 70 jaar oud zijn? [4]

Bij het 1e overlijden erft de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik op de helft van het gemeenschappelijk vermogen of € 150.000, en de kinderen elk de blote eigendom van € 50.000.

Het vruchtgebruik van de echtgenote heeft een waarde van 32% van € 150 000, of € 48.000. Vermits dit minder is dan € 50.000, wordt dit niet belast.

De blote eigendom die elk van de kinderen erven heeft een waarde van 68% van € 50.000 of € 34.000. Dit wordt belast tegen 3%, of € 1.020, maar met een belastingvermindering [5] gelijk aan 500 vermenigvuldigd met (1 – (netto verkrijging/50 000)) [6], hetzij onder € 160. Ze betalen dus elk € 860.

In totaal komt dit neer op een belastingheffing van (3 x 860)/ 150.000 = 1,72% op de nalatenschap.

Wanneer één van de echtgenoten ziek zou worden, heeft het dus niet veel zin om nog vlug roerende schenkingen te doen en deze te laten registreren, vermits dan 3% betaald zou moeten worden op het volledige bedrag van de schenking, dus op de waarde van de volle eigendom op het ogenblik van de schenking.

Testament opmaken?

Terloops nog het volgende. De maatregel is dus bedoeld als tegemoetkoming aan wie geen gezinswoning heeft. De gezinswoning zelf is immers vrijgesteld, in de mate dat zij aan de partner toekomt. Is het dan niet aangewezen om een testament te maken voor de partner, zodat de gezinswoning volledig vrijgesteld wordt van erfbelasting?

Het antwoord hierop is niet zo eenvoudig. Wanneer de partner dan de woning verkoopt, kan hij de ontvangen prijs schenken aan de kinderen, zonder schenkbelasting (maar met risico op erfbelasting gedurende 3 jaar), of met 3% schenkbelasting (zonder risico op erfbelasting). Dat is voordelig. Maar wanneer de partner de woning behoudt, zal deze volledig in zijn nalatenschap aanwezig zijn bij zijn overlijden en zullen de kinderen belast worden tegen de hogere tarieven. Voor de kinderen geldt de vrijstelling voor de gezinswoning immers niet.

Rik Deblauwe

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Taxwin.


referenties: 

[1] ingevoerd door artikel 9 van het decreet van 6 juli 2018.

[2] “Successierecht” is de erfbelasting die geheven wordt op rijksinwoners (artikel 1.1.0.0.2, 1e lid, 20° van de codex, op de hele netto nalatenschap. “Recht van overgang” is de erfbelasting die geheven wordt op niet-rijksinwoners (artikel 1.1.0.0.2, 1e lid, 16° van de codex), alleen op de waarde van de in België gelegen onroerende goederen.

[3] Doc. 1584 (2017-2018) – Nr. 1, p. 14.

[4] de waarde van het vruchtgebruik wordt immers bepaald in functie van de leeftijd van de vruchtgebruiker, volgens de tabel van artikel 2.7.3.3.2 van de codex. Wanneer de vruchtgebruiker tussen de 65 en 70 jaar oud is, bedraagt zijn coëfficiënt volgens die tabel 8, en bedraagt de waarde van het vruchtgebruik 8 x 4% = 32%.

[5] Er is een belastingvermindering voor alle ‘kleine erfdelen” (tot maximum 50.000 € in rechte lijn), voorzien in artikel 2.7.5.0.1 van de codex.

[6] of eenvoudiger: € 500 – 1% van het erfdeel. De totale belasting voor de kinderen tot € 50.000 kan trouwens ook eenvoudiger berekend worden met de formule: 4% van het erfdeel – € 500. Dit is echter alleen correct indien er alleen roerende goederen zijn.

 

 

Naar aanleiding van de recente hervorming van het erfrecht in september 2018, publiceerde Rik Deblauwe een vernieuwde 2e editie van het boek ““Inleiding tot de Vlaamse Erfbelasting”. Het boek is nu beschikbaar via Mijnwetboek.be of KnopsBooks.com.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.