Wie is bang van de adviserend geneesheer? In ieder geval niet de huisartsen, want volgens “CMA/IVDE” in De Morgen is de adviserend geneesheer ook een huisarts.
Hij is dat natuurlijk niet, maar daarover wil ik het niet hebben. Wel over de vraag of het werkelijk zo is dat, zoals kamerlid Valerie Van Peel blijkbaar zegt, artsen die manifest welwillendheidsattesten uitschrijven, “niets te vrezen hebben”. Van de adviserend geneesheer dan, zo wordt klaarblijkelijk bedoeld. Want het gaat om valsheid in geschrifte en dat is tot nader order een misdrijf.
Sociaal verzekerden en organen van de ziekteverzekering
Het valt op dat de taken die de wet de adviserend geneesheren van de ziekenfondsen toevertrouwt m.b.t. de arbeidsongeschiktheidsverzekering (ik heb het dus niet over de ziektekostenverzekering), uitsluitend gericht zijn tot de sociaal verzekerde werknemers en zelfstandigen en de organen van de ziekteverzekering.
In essentie “controleert”, zo zegt de wet, de adviserend geneesheer de arbeidsongeschiktheid van de sociaal verzekerde en informeert hij daarover de bevoegde instantie van het RIZIV (art. 153, § 1, eerste lid, 3) en § 2, eerste en derde lid, Ziekteverzekeringswet). Hij ziet ook toe op de socio-professionele re-integratie van de arbeidsongeschikte gerechtigden (art. 153, § 2, tweede lid, Ziekteverzekeringswet). De adviserend geneesheer moet bovendien de sociaal verzekerden advies, informatie en sociale begeleiding verlenen, om ervoor te zorgen dat hun de meest geschikte verzorging en behandeling wordt verleend, tegen de beste en voor de ziekteverzekering meest verantwoorde prijs (art. 153, § 1, eerste lid, 1), Ziekteverzekeringswet).
Zorgverleners
Wat zijn opdracht ten aanzien van de zorgverleners, waaronder de artsen, betreft, zegt de wet dat de adviserend geneesheer hen moet informeren – dus niet controleren – om de correcte toepassing van ”de reglementering betreffende de verzekering voor geneeskundige verzorging” voor hen te verduidelijken, “door toe te zien op het optimale gebruik van de middelen” van die verzekering (art. 153, § 1, eerste lid, 2) Ziekteverzekeringswet). Maar dat geldt enkel voor de ziektekostenverzekering, waarover het hier niet gaat.
Wat de arbeidsongeschiktheids- of uitkeringsverzekering betreft, wordt die informatieplicht blijkbaar overbodig geacht: iedere arts kent ongetwijfeld, als het over werknemers gaat, de 66 % -regel van artikel 100, § 1, van de Ziekteverzekeringswet (hij bestaat trouwens al van in de tijd van Otto von Bismarck), en weet dat, als het over zelfstandigen gaat, geen percentage wordt in acht genomen, maar de gedwongen stopzetting van elke activiteit vooropstaat (art. 19 -20 Arbeidsongeschiktheidsbesluit Zelfstandigen).
Conclusie
Voor een controle op het waarheidsgehalte van de uitgeschreven attesten van arbeidsongeschiktheid zie ik geen wettelijke basis, zelfs niet in beperkte mate. Tenzij men het niet-erkennen van de geattesteerde arbeidsongeschiktheid als zodanig zou beschouwen. Maar dat is natuurlijk nog iets anders.
Geachte heer Van Hofstraeten,
Hartelijk dank voor uw bericht.
Jubel biedt echter zelf geen juridisch advies aan.
Ik verwijs u met uw vraag graag door naar de auteur van het artikel en tevens advocaat, Mr. van Eeckhoutte.
Via de volgende link vindt u de contactgegevens van Mr. van Eeckhoutte: http://www.bellaw.be/van-eeckhoutte/nl/onze-advocaten/lawyer/47/willy-van-eeckhoutte
Hopend u hierbij voldoende te hebben ingelicht,
Met vriendelijke groeten,
Het Jubel-team.