Op 26 april 2025 organiseerde Magistratuur & Maatschappij een uniek congres. Niet alleen omdat het met een goedgevuld programma actoren vanuit diverse invalshoeken verenigde en ook politici een forum bood, maar vooral omdat het resulteerde in een gedeelde en urgente oproep om een taskforce op te richten om het tij te keren.
Het is niet verwonderlijk dat de aanwezige academici en praktijk mensen repetitief op dezelfde nagel klopten. Het strafrechtelijk beleid van de laatste decennia mondde immers uit in een fiasco. De gevangenis werd een ’recidivefabriek’, waarvan de spreekwoordelijke barstende muren mensonterende detentieomstandigheden veroorzaken. Schadelijk voor de gedetineerden, voor het personeel, de hulpverleners en voor de hele samenleving. Een schande waarbij alle excuses verdampen, dixit Erik Vlaminck (aka Dikke Freddy).
Over de diagnose en de oorzaken van dit ontaarde systeem bestaat nagenoeg eenstemmigheid, maar over de maatregelen die nodig zijn om de tanker te keren zijn de violen minder gelijkgestemd. Terwijl academici en de mensen van op het terrein sterk inzetten op penitentiaire quota, wijst een meerderheid van de magistraten die af – de remedie zou onverenigbaar zou zijn met de rechterlijke onafhankelijkheid. Tegelijkertijd blijven politici heil zien in het opdrijven van de gevangeniscapaciteit, terwijl de aanwezige academici wezen op het ondertussen welgekende net widening-effect.
Op de Zesde dag van de rechtsstaat (Mechelen, 23 april 2025) deed Ian Buruma een oproep tot anticiperend fatsoen om de rechtsstaat te handhaven en behoedde hij ons tegen ‘innerlijke emigratie’. De wantoestand van de overbevolking mag geen blinde vlek blijven. Het komt op ons allen aan om verantwoordelijkheid op te nemen, door verontwaardigd en volhardend te informeren, bewust te maken en te sensibiliseren. We moeten blijven ingaan tegen het ‘punitief populisme’, dat tegen in alle wetenschappelijke inzichten in gelooft dat strenger straffen de maatschappij ook veiliger zal maken. We moeten blijven inzetten op een maatschappij die aanvaardt dat in het strafrecht nulrisico niet bestaat. Tot slot moeten we ook als magistraten onszelf kritisch in vraag blijven stellen.
Hierna volgens alvast enkele impressies van de conferentie.
Academisch perspectief
In een eerste cluster zetten de academici de krijtlijnen uit.
Prof. dr. J. Rozie opende de conferentie met het aloude maar veelzeggende citaat van Dostojevski: “De mate van beschaving van een samenleving valt af te meten aan de manier waarop ze met haar gevangenen omgaat”. Zij wees erop dat de roep van ‘punitief populisme’ erg luid klinkt. Er is dan ook moed nodig om daartegen in te gaan. Iedereen moet bijdragen aan een verhaal van “anders en beter” straffen. In het nieuwe strafwetboek kan de gevangenisstraf als ultimum remedium enkel worden opgelegd wanneer de doelstellingen van de straf niet kunnen worden bereikt met een van de andere straffen of maatregelen waarin de wet voorziet. Prof. Dr. J. Rozie hoopt dat magistraten in de toekomst zullen vertrekken van de strafdoelstellingen vastgelegd in het nieuwe wetboek en zullen motiveren waarom de door hen gekozen straf hieraan tegemoetkomt.
Eric Maes van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie besprak een aantal statistische gegevens. Hij stelde een explosieve toename van de gevangenispopulatie vast sinds de jaren 90. Er kwamen tegelijkertijd ook steeds meer detentieplaatsen bij.
Prof. dr. Kristel Beyens wees erop dat er aanzuigende werking uitgaat van de steeds groeiende capaciteit. M&M organiseerde naar aanleiding van de conferentie een bevraging onder de magistraten. Een van de vragen was of men in het kader van voorlopige hechtenis en bij de strafuitvoering rekening moet houden met capaciteitsbeperking. De meeste magistraten blijken geen voorstander te zijn van quota. Toch is er volgens prof. dr. Kristel Beyens nood aan een rationeel beleid, waarbij men zich bewust is van de beperkingen van het systeem. Ze pleitte ervoor om zo snel mogelijk een taskforce op te richten. Samenwerking tussen alle betrokken actoren is volgens haar essentieel.
Prof. dr. Tom Vander Beken omschreef de overbevolking in de gevangenis aan de hand van een metafoor. Hij verwees naar een lekkend dak en de verschillende -al dan niet structurele- oplossingen voor dat probleem. Hij voegde er meteen aan toe dat de metafoor niet zo goed gekozen is. “Zorg dat het stopt met regenen” wordt immers nooit aangereikt als oplossing voor het lekkende dak. Wie wel en niet naar de gevangenis moet, is geen natuurfenomeen dat we moeten ondergaan. Prof. dr. Tom Vander Beken lichtte toe dat België objectief gezien een land is dat zeer veel straft. Er verblijven verhoudingsgewijs ook veel geïnterneerden en mensen zonder recht op verblijf in de gevangenis. Hij benadrukte dat straffen worden gemaakt door mensen. Het gaat dan ook niet om het dak, maar wel om de regen. Straffen is een maatschappelijke keuze.
Prof. dr. Tom Daems legde uit wat de taak is van het Europees Antifoltercomité (“CPT”). De delegaties van deze instantie hebben vrije toegang tot alle detentie-instellingen. Zij gaan na hoe mensen die van hun vrijheid zijn beroofd worden behandeld. Door preventieve bezoeken wil men schending van mensenrechten vermijden en good practices delen. Het CPT reflecteerde in een rapport van 2015 over living space per prisoner in prison establishments. In het rapport wordt duidelijk de link gelegd met overbevolking van de gevangenissen. In het jaarrapport van het CPT wordt de vraag gesteld of een begrenzing op het niveau van de instellingen, met een maximum aantal gevangenen, noodzakelijk is om de CPT standards te kunnen respecteren. Er wordt alleszins gepleit voor een structurele aanpak van de overbevolking.
Dra. Pauline Geeroms zoomde in op het elektronisch toezicht. Zij gaf aan dat het oorspronkelijk idee was om gevangenisstraffen overbodig te maken. In de uitvoering wordt het elektronisch toezicht echter niet gezien als een volwaardige strafmodaliteit, maar eerder als een manier om de druk op de gevangenissen te verlichten.
Dra. Aurore Vanliefde De Keyser stelde een gelijkaardige discrepantie vast tussen het oorspronkelijke idee en de concrete uitvoering van de detentiehuizen. Deze huizen waren bedoeld ter vervanging van de grootschalige gevangenissen met de gekende nefaste gevolgen. In het beleid worden zij echter gebruikt als een expansie van het systeem.
Aurore Vanliefde De Keyser en Pauline Geeroms hadden een duidelijke boodschap voor de magistraten:
- weet wat u uitspreekt – kijk naar de werkelijkheid van wat de gevangenisstraf inhoudt in de plaatsen van detentie;
- wees u bewust van uw sleutelrol bij instroom, detentieduur en uitstroom van de gevangenispopulatie, sta garant voor het respecteren van mensenrechten;
- zoek samen naar een oplossing – het gebruiken van gedetineerden om actie te voeren leidt alleen maar tot verdere polarisering.
Prof. dr. Jonathan Bernaerts onderzocht de impact van de overbevolking op de rechtspraak inzake de klachten van gedetineerden tegen een beslissing van de gevangenisdirectie. Uit een analyse van de beslissingen van de klachten- en beroepscommissies blijkt dat de individuele gevolgen van overbevolking onder het klachtrecht vallen. De gevangenisdirectie kan zich niet beroepen op overmacht, ook al voeren ze soms aan dat ze gedwongen worden om mensenrechten te schenden. Het is immers aan de staat om de menswaardige omstandigheden te respecteren en geen mensenrechten te schenden. Volgens prof. dr. Jonathan Bernaerts zet de structurele situatie in de Belgische gevangenissen het beklagrecht als rechtsbeschermingsmechanisme onder druk.
Confrontatie
Door getuigenissen in de tweede cluster werd het publiek gekatapulteerd naar die duistere detentierealiteit.
Sven balde zijn ervaring als gewezen gedetineerde in elke fase van de strafuitvoering samen in één woord, ‘traumatisch’. De erbarmelijke detentieomstandigheden veroorzaken een verlies van menselijkheid, de persoon wordt gereduceerd tot een dossier, weerspiegeld in het beeld van de aandoening prosopagnosie (gezichtsblindheid) dat operamaker Thomas Bellinck (die met samen gedetineerden de opera ‘Barzakh’ maakte) gebruikte als analogie voor het herleiden van de gedetineerde mens tot een categorie. Ook het ontbreken van een duidelijk detentietraject, de uitzichtloosheid en de onvoorspelbaarheid dragen daartoe bij.
Sven prees en bedankte het penitentiair personeel en pleitte voor een herstelgericht beleid.
Bob Gebruers vertolkte de stem van de moreel consulenten, getuigen van het verlies van menselijke waardigheid en van uitzichtloosheid, veroorzaakt door de overbevolking, die een bijkomende straf oplegt die nooit werd uitgesproken maar elke dag wordt voltrokken.
Beklijven deden de indringende getuigenissen over onder andere een bord met alleen pastasaus, van een door drie – personen bewoonde microkosmos van amper negen vierkante meter, met een stapelbed en matras naast de toiletpot, van onbestaande stilte, van wegens personeelsgebrek onbenutte faciliteiten voor vrijetijdsactiviteiten, van agressie-incidenten.
Stakingen verergeren deze barre omstandigheden, het is volgens hem wenselijk dat de verplichte minimale dienstverlening vanaf de eerste dag ingaat. Is elke dag in een overbevolkte gevangenis trouwens geen dag van minimale dienstverlening, zoals Hans Claus oppert?
Het is een opdracht van ons allen om de menselijke waardigheid voorop te stellen en om de vernietigende gevolgen van de overbevolking voor de gedetineerden, het penitentiair personeel en de hele samenleving te counteren.
Ook de magistratuur kan volgens Hans Claus haar rol in dit structurele probleem van geschonden mensenrechten in een rechtsstaat niet negeren door te schermen met rechterlijke onafhankelijkheid als vrijbrief. Het Nederlandse voorbeeld kan inspiratie bieden. Samenwerking via gericht beleid, richtlijnen en veranderingen de rechterlijke cultuur leidde er tot een drastische afbouw van het gevangenispopulatie. Quota bij de in- en uitstroom en een vaste datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling kunnen een hulpmiddel zijn. Ook in een advies van de Centrale Commissie Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen kwamen dergelijke quota al aan bod, vertelt voorzitter Pieter Houbey.
Opnieuw weerklonk het appel voor een taskforce, om de broodnodige en urgente fundamentele discussie over het strafrechtssysteem te voeren met alle betrokkenen en een aansporing aan de onder meer voor justitie en de zorgsector verantwoordelijke politici om de handschoen op te nemen.
Het virtuele bezoek aan de gevangenis te Gent, begeleid door Pierre Lefranc, voorzitter van de commissie van toezicht, duwde de vinger nog dieper in de wonde. De jaarverslagen van de lokale toezichthouders zijn verplichte lectuur. Een citaat uit Aantekeningen uit het dodenhuis uit 1864 van Dostojevski en de brief van Roger Van de Velde aan Jeroen Brouwers met een relaas uit de Antwerpse gevangenis in de jaren zestig, illustreren het ontnuchterende gebrek aan progressie.
Forensisch psychiater dr. Wout De Ruyck deed een getuigenis die in de kleren blijft kleven. Hij schetst ons hoe een lukrake namiddag bezoeken in de Gentse gevangenis eruitziet. Hij doet het werk met de gedetineerden graag, maar de omstandigheden waarin hij het moet doen zijn abominabel. Hij neemt ons mee in zijn tocht langs de cellen van de 20 gedetineerden die hij die middag zal spreken, de helft van de lijst van gedetineerden die een bezoek van de psychiater aanvroegen. Consultatie verloopt door het luikje in de celdeur. Om snel te gaan leert hij de medicatielijst van elke gedetineerde die hij bezoekt uit het hoofd – een dossier in het verouderde computersysteem openen neemt immers telkens 2 extra minuten. Er wachten nog 2 gedetineerden in een isolatiecel, waarvoor hij toestemming moet geven voor een injectie. Eén is er ernstig aan toe, hij moet beslissen zonder kennis van de medische voorgaanden. De vlotte verteller stokt. Overmand, geëmotioneerd. De honderden aanwezigen in de aula zijn muisstil. Wanneer de psychiater zijn adem terugvindt, zal hij vragen wat “men” eigenlijk van hem en van de behandeling verwacht. Minder recidive? Het uiteindelijke doel van zijn tussenkomsten is hem helemaal niet duidelijk. Hij pleit voor meer samenwerking.
De conferentie is dan een goed stuk in de voormiddag gevorderd. Een schare aan uitmuntende academici heeft de problematiek van de overbevolking gestoffeerd met cijfermateriaal en feiten toegelicht. Magistratuur en politiek moeten nog aan het woord komen. Het is de tussenkomst van de psychiater die echter al de kern van de conferentie samenvat. Hij maakt de gevolgen van de overbevolking tastbaar. Hij maakt duidelijk dat het zoeken van oplossingen tasten in het duister is en lanceert een oproep tot samenwerking.
Wat zonneklaar hoort te zijn, is dat de schrijnende situatie van geïnterneerden en gedetineerde psychiatrische patiënten, onder andere door het tekort aan psychiatrisch forensische centra en opvang in reguliere zorginstellingen, een absolute prioriteit is voor de gezamenlijke werf van onder andere de justitie- en de zorgbeleidsmakers.
Magistraat als dubbele poortwachter
De Belgische rechter straft inderdaad streng, zo blijkt uit de vergelijking met cijfers uit omliggende landen. In de loop der jaren is de duur van de voorlopige hechtenis bovendien steevast gestegen. Het zijn volgens verschillende sprekers de magistraten die zorgen voor een hoge instroom. Mr. Philippe Daeninck prikkelt in een tussenkomst de magistratuur als hij de straffen in België absurd hoog noemt en de houding van de magistratuur een zelfgenoegzaamheid verwijt. Strenge straffen opleggen en vinden dat de uitvoerende macht er maar voor moet zorgen dat ze kunnen worden uitgevoerd, is niet meer van deze tijd. De oplossing van de overbevolking in de gevangenissen ligt voor hem immers bij de magistraten. Dat de wetgever de straffen verhoogt in de plaats van verlaagt, vaak in steekvlamwetgeving, belet volgens de advocaat niet dat rechters toch ervoor kunnen kiezen om geen lange straf op te leggen. Korte en meer gerichte gerechtelijke onderzoeken zijn daarnaast noodzakelijk om de lange voorhechtenissen tegen te gaan.
Hildegarde Penne wijst op het belang van een coherent strafvorderingsbeleid. Binnen het openbaar ministerie wordt werk gemaakt van nationale richtlijnen. Die richtlijnen zullen wel de detentiecapaciteit niet mee in rekening nemen. Dergelijke richtlijnen moeten het mogelijk maken om beter in te schatten welke capaciteit nodig zal zijn, zowel in gevangenissen als in detentiehuizen als bij de diensten voor elektronisch toezicht. Zo moeten gerichte investeringen mogelijk worden.
Tijdens een debat verwijzen de meeste magistraten van de zetel en het parket terug naar het beleid. Er moet voldoende capaciteit zijn om straffen ook uit te voeren. Voldoende plaats in gevangenissen en investeringen om de bestaande plaatsen menswaardig te maken. Daar weerklinken de mantra’s ‘bouwen, bouwen, bouwen’ en ‘zorg, zorg, zorg’ De cijfers tonen echter dat steeds meer detentieplaatsen en een explosieve toename van de gevangenispopulatie hand in hand zijn gegaan sinds de jaren ‘90. Het moet ook gaan om plaatsen in detentie- en transitiehuizen. Om het opleggen van gevangenisstraffen als ultimum remedium daadwerkelijk te kunnen bereiken, is capaciteit buiten de gevangenis nodig, moeten voldoende werkstraffen mogelijk zijn en bestraffing via elektronisch toezicht. De magistraten wijzen erop dat hun opdracht de laatste twintig jaar er niet eenvoudiger op geworden is: de criminaliteit werd complexer en internationaler, de problematieken werden diverser.
Even belangrijk is het uitbreiden van capaciteit in de hulpverlening. Als al een uitstroom naar een forensisch psychiatrisch centrum wordt gerealiseerd, blijkt dat de uitstroom daar stopt. In de hulpverlening extra muros is er geen plaats, of personen met complexe problematieken worden er gewijzigd. Andere voorstellen zijn ingrijpender. Een oplossingen die al een aantal keren aan bod is gekomen, is dat van de penitentaire quota. Rechters kunnen in zo’n systeem maar gevangenisstraffen of een voorhechtenis opleggen voor zover er capaciteit is. De aanwezige magistraten verzetten zich daar tegen, een visie die ook al in de enquête te horen was.
Een gevangenisdirectrice pleit voor een langere periode dan de huidige dagen die een gedetineerde heeft om zich aan te bieden aan de gevangenis. Dat moet toelaten dat de toekomstige gedetineerde zich voorbereidt in zijn professioneel leven, gezin en huisvesting. Dat zou een snellere re-integratie na de vrijlating mogelijk moeten maken. Het idee verdient meer aandacht. Een terugkerend pijnpunt is immers dat de strafuitvoeringsrechtbank net omwille van problemen met de huisvesting, zorg en werk niet tot een voorwaardelijke invrijheidstelling kan beslissen. Zij werpt nogmaals het idee van de vaste datum van voorwaardelijke invrijheidstelling op. Dat zou mensen meer houvast geven.
Alle aanwezigen zijn het eens dat er een blijvende nood is aan praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, iets waar Mathilde Steenbergen verschillende keren op wijst. Er is nood het vergaren van ontbrekende data over strafuitvoering en metadata over strafrechtelijke uitspraken. Zij wijst er ook op dat meer dan de helft van de gedetineerden kiest ervoor om ‘tot einde straf’ te gaan. De redenen daarvoor en mogelijkheden om dit op te lossen zijn voer voor verder onderzoek.
Bob Van den Broeck roept op tot parler-vrai: we moeten de gevangenissen durven noemen ze geworden zijn: recidivefabrieken. We moeten blijven het publiek informeren en durven aanspreken. Om zijn punt te illustreren heeft hij zelfs stickers meegebracht.
Punitief populisme
Als een rode draad doorheen verschillende tussenkomsten in de loop van de dag loopt de vraag aan eenieder van ons om in de publieke opinie maar ook in de eigen vriendenkring te propageren dat een gevangenisstraf niet de enige juiste straf is. Gentse magistraten bezochten ondertussen 25 scholen en stelden daar vast dat de 16-18-jarigen maar één straf kennen, gevangenisstraf. Tegelijk weerklinkt de roep naar strenge straffen, als vergelding. Het is volgens zowat alle aanwezigen de taak van allen om actief weerwerk te bieden tegen dit punitief populisme.
De dag eindigt met een politiek debat. Minister Annelies Verlinden doet haar beleidsplan uit de doeken. Ze erkent de problematiek en belooft engagement en grinta om die te proberen op te lossen. Ze benadrukt dat er daarvoor een maatschappijbrede samenwerking zal nodig zijn. Ze wil ‘hoogwaardige modulaire units’ plaatsen om op korte termijn capaciteit bij te creëren en inzetten op de uitwijzing van gedetineerden zonder verblijfsrecht. Ze benadrukt dat alle straffen moeten kunnen uitgevoerd worden.
Trial and error
Uit een openhartige tussenkomst van de voormalige minister van Justitie blijkt hoe moeilijk het is om effectieve oplossingen te vinden. Paul Van Tigchelt bevestigt dat de beslissing om ook de zogenaamde ‘korte straffen’ uit te voeren niet is verlopen zoals gepland. Hij verkreeg middelen voor het bouwen van 15 detentiehuizen, wat door vele participanten aan de conferentie als een absolute noodzaak is aangestipt. Waar de middelen en dus de weg er waren, bleek de wil te ontbreken. Door het NIMBY-effect en een traag vergunningsbeleid konden slechts twee detentiehuizen gerealiseerd worden. Het roept de vraag op of de politici die in het afsluitende debat pleitbezorgers zijn van detentiehuizen, de komst daarvan ook verdedigen als ze hun petje ophebben van lokale mandataris. Een tweede misrekening bij de beslissing om ook de korte straffen uit te voeren, is dat de strafuitvoeringsrechtbank strenger is dan de (vorige) regering had verwacht.
Tijdens het politiek debat noteren we dat het hele politieke spectrum erkent dat de omstandigheden in de gevangenissen volstrekt onaanvaardbaar zijn. Over de oplossingen is minder eensgezindheid. Sommige partijen uit oppositie wijzen een aantal keren op het belang van een andere visie op straffen en misdaad, terwijl de meerderheidspartijen vasthouden aan het uitbreiden van de capaciteit en het uitzetten van mensen zonder verblijfsrecht. We horen toch ook dat de oplossingen een ‘en, en, en’-verhaal zal moeten zijn.
Vervolg
Het talrijk opgekomen publiek op de conferentie kent de problematiek van de overbevolking. Voor zover het palmares van België als eerste West-Europese land met een publieke berisping van het Europese Antifoltercomité niet overtuigt, deden de pakkende praktijkgetuigenissen dat wel. Ondanks de talrijke oproepen tot samenwerking en het oprichten van een taskforce die alle actoren en beleidsniveaus verenigt, lijken magistratuur en beleid nog vaak naar elkaar te wijzen. Ook tussen verschillende ministeries en tussen verschillende beleidsniveaus wordt er steeds te weinig aan hetzelfde zeel getrokken. Tijdens de receptie zijn er mensen van het terrein die toegeven dat ze gehoopt hadden om vandaag van de magistratuur en politiek meer concrete oplossingen te horen.
De detentieproblematiek in België lijkt soms onoplosbaar. Door allerlei maatschappelijke actoren samen te brengen, heeft deze conferentie hopelijk bijgedragen aan het creëren van een momentum. In elk geval was het een dag waarop informatie en ervaringen konden uitgewisseld worden. De dag verliep in een constructieve sfeer en het is duidelijk dat er veel goede wil is om de penibele situatie alsnog te keren. Het komt er nu op aan dit momentum en het gezamenlijk gecreëerde draagvlak niet te laten verloren gaan en met respect voor de diverse standpunten en invalshoeken werk te maken van haalbare en effectieve oplossingen. Magistratuur & Maatschappij zal daarop blijven inzetten.
Verslag ingezonden door Jeroen De Mets, Magistratuur & Maatschappij.
0 reacties