De liquiditeitstest in het WVV

Recente vacatures

Advocaat
Omgevingsrecht Vastgoed
3 - 7 jaar
Antwerpen
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 09/12/2019 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Voldoen aan een liquiditeitstest én een balanstest als noodzakelijke voorwaarden om over te gaan tot uitkeringen aan de aandeelhouders in een besloten vennootschap (bv) is een belangrijke nieuwigheid in het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV). In deze bijdrage belichten we in het bijzonder de liquiditeitstest.

De nieuwe bepalingen omtrent uitkeringen in het WVV

In tegenstelling tot voor het oprichten van een bvba is bij de bv voortaan geen maatschappelijk kapitaal meer vereist. Dit hoeft niet te betekenen dat schuldeisers niet meer beschermd zouden zijn. Aandeelhouders kunnen volgens de nieuwe bepalingen niet zomaar dividenden of tantièmes uitkeren om geld uit de onderneming te trekken.

De toetsing van de financiële positie gebeurt aan de hand van een dubbele uitkeringstest die zowel de solvabiliteit als de liquiditeit onder de loep neemt. Enerzijds moet de balanstest staven dat uitkeringen er niet toe leiden dat het eigen vermogen van de onderneming onder nul zakt. Deze test is vergelijkbaar met de bestaande netto-actieftest voor bvba’s. Anderzijds is er de liquiditeitstest, dewelke nieuw is in het WVV en ervoor moet zorgen dat de onderneming over voldoende liquide middelen blijft beschikken om haar verplichtingen aan de schuldeisers over minstens twaalf maanden na te leven. Zowel het aanvangsvermogen als de uitkeringstesten moeten verhinderen dat er vermogen wordt uitgekeerd ten nadele van de schuldeisers.

De wettelijke bepaling

Het zijn de basisconcepten van liquiditeit uit de traditionele financiële analyse die de wetgever hebben geïnspireerd bij de ontwikkeling van de liquiditeitstest als één van de voorwaarden om tot uitkering over te gaan. In het WVV wordt voor uitkeringen een expliciete liquiditeitsvereiste gesteld, in die zin dat de winst pas mag uitgekeerd worden volgens artikel 5:143 “als de vennootschap, volgens de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, na de uitkering in staat zal blijven haar schulden te voldoen naarmate deze opeisbaar worden over een periode van ten minste twaalf maanden te rekenen van de datum van de uitkering”.

De interpretatie

Over de vraag hoe dit moet geïnterpreteerd worden, is de wetgever echter minder concreet. Wanneer het eerder aangehaalde artikel 5:143 letterlijk wordt gelezen, kan worden gesteld dat alvast het vreemd vermogen op korte termijn beoogd wordt bij de interpretatie van liquiditeit. Hoewel dit niet verder is uitgewerkt in het WVV, zou het vanuit financieel analytisch standpunt logisch lijken daar de vlottende activa tegenover te zetten. Die middelen kunnen namelijk ingezet worden om aan die korte termijn verplichtingen te voldoen:

Vlottende activa/Vreemd vermogen op korte termijn

Indien de vlottende activa groter zijn dan de korte termijn schulden, dan is deze ratio groter dan 1. Dit geeft weer dat alle korte termijn schulden kunnen worden betaald met de liquiditeiten die beschikbaar zijn of snel beschikbaar kunnen worden. Een score tussen 1 en 1,5 wordt in de literatuur omschreven als een gezonde liquiditeitspositie, waarbij een doorsnee onderneming met een nog hogere ratio uiteraard geen liquiditeitsproblemen hoeft te verwachten.

De verfijning

Een beoordeling van de liquiditeit op basis van de berekening “vlottende activa/vreemd vermogen op korte termijn” is op zich correct. Toch kunnen een aantal verfijningen voorgesteld worden. Wanneer nagegaan wordt of de onderneming effectief alle vlottende activa kan aanwenden om te voldoen aan de kortlopende schulden en daarenboven nagaat welke de effectieve kortlopende schulden zijn, dan leidt een kritische analyse tot een verfijning van bovenstaande ratio.

Vooreerst moet gewezen worden op de samenstelling van het vlottend actief. Een deel van de vlottende activa, bijvoorbeeld het positief saldo op rekening 55 Rekening-Courant, is zeer liquide en is in liquiditeiten beschikbaar en kan dus onmiddellijk aangewend worden ter betaling van de korte termijn schulden. Andere onderdelen van het vlottend actief, zoals de handelsvorderingen op minder dan 1 jaar, kunnen op vrij korte termijn in geld worden omgezet en kunnen bij de beoordeling van de liquiditeit meegenomen worden in de berekening. Dit geldt echter niet voor alle vlottende activa.

Boekhoudkundig horen ook de vorderingen op meer dan 1 jaar tot de vlottende activa gezien in de boekhoudkundige interpretatie van de vlottende activa geen onderscheid gemaakt wordt volgens de periode waarin activa gerealiseerd kunnen worden. Echter voor de beoordeling van de liquiditeit wordt net heel specifiek naar de korte termijn schulden gekeken. Vanuit financieel-analytisch standpunt zullen de vorderingen op meer dan één jaar daarom niet meegenomen worden als vlottend actief gezien de termijn van realisatie van deze vorderingen ervoor zorgt dat ze niet kunnen aangewend worden ter delging van de korte termijn schulden.

Ook kan de vraag gesteld worden of de voorraden wel snel realiseerbaar zijn en aldus garant kunnen staan dat de korte termijn schulden kunnen worden afbetaald. De voorraden zijn namelijk nog niet verkocht. Niet alleen moet nog een inspanning worden geleverd om ze te verkopen of zelfs nog te verwerken tot afgewerkt product, daarna moet ook nog gewacht worden op de inning van de vordering vanwege de klant. Dat betekent dat de ratio verder kan worden verfijnd door rekening te houden met de kleinere liquiditeitsgraad van de voorraden, zoals in de Memorie van Toelichting trouwens is opgenomen, om nog beter een inschatting te kunnen maken van de liquiditeitspositie.

Deze benadering geldt eigenlijk ook voor de bestellingen in uitvoering, net als voor de overlopende rekeningen. Bij de overlopende rekeningen zijn de “over te dragen kosten” niet in geld omzetbaar en betreffen de “toe te rekenen opbrengsten” nog geen effectieve vorderingen die pas later in geld omzetbaar zijn. Deze elementen kunnen dan ook uit de teller van voorgaande ratio worden gelicht voor een betere interpretatie van de liquiditeit.

Als de termen van de teller kritisch worden bekeken, dan moet dat ook gebeuren voor de noemer. Is al het vreemd vermogen op korte termijn wel een schuld op minder dan 1 jaar die moet terugbetaald worden? Dat is niet het geval voor de overlopende rekeningen van het passief. Conform zullen uit de noemer dan ook de overlopende rekeningen worden geweerd zodat nagaan kan worden in welke mate de effectieve schulden op korte termijn kunnen terugbetaald worden met middelen die zeer liquide zijn of op vrij korte termijn effectief kunnen worden vrijgemaakt. De berekening is dan als volgt:

Vorderingen op -1 jaar + Geldbeleggingen + Liquide middelen/Schulden op -1 jaar

 Verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de liquiditeitstest ligt bij de bestuurder(s) van de bv. Wanneer ondanks indicatie van een negatieve liquiditeitspositie toch winst wordt uitgekeerd, zullen de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle mogelijke schade die het gevolg is van die beslissing.

Versterking van de liquiditeitspositie

Wanneer de berekening van de ratio leidt tot een conclusie dat de liquiditeitspositie niet aanvaardbaar is, kan actie ondernomen worden om de liquiditeitspositie te versterken. In de mathematische interpretatie van de ratio kan dat op meerdere manieren gerealiseerd worden. Ofwel door de teller te versterken, ofwel door de noemer te verminderen, of door een combinatie van beiden. Binnen de beperkte ruimte die hier beschikbaar is, worden een aantal (niet-limitatieve) suggesties geformuleerd om dit te realiseren.

Een eerste manier om de schuld op minder dan 1 jaar te verminderen, is om een nieuwe langetermijnlening af te sluiten en die middelen aan te wenden om de korte termijn schulden weg te werken. Indien er meer geleend kan worden op lange termijn dan nodig voor de afbetaling van de korte termijn schulden, komen er bovendien extra middelen op de bankrekening, wat bijkomend de liquiditeit verhoogt omdat in de teller de liquiditeiten stijgen. Bemerk wel dat het bekomen van een langetermijnlening net door het feit van de ongunstige liquiditeitspositie moeilijk zal zijn. De lage liquiditeitsscore laat namelijk uitschijnen dat het kredietrisico voor de kredietverstrekker hoog is. Dat leidt tot een hogere rente met negatief effect op de liquiditeit op termijn.

Op het eerste zicht zouden de korte termijn schulden ook verminderd kunnen worden door leveranciers sneller te betalen. Hierdoor dalen de schulden op korte termijn. Toch versterkt dit de liquiditeit niet, wel in tegendeel gezien dit ook een impact heeft op de liquiditeiten die deel zijn van de teller.

De teller verhogen kan door de vorderingen op minder dan 1 jaar, de geldbeleggingen en de liquide middelen te verhogen.

Door meer omzet te draaien kunnen de vorderingen op minder dan 1 jaar verhoogd worden. Uiteraard is meer omzet creëren makkelijker gezegd dan gedaan. De meest eenvoudige manier is door dezelfde productie tegen een hogere prijs te verkopen. Merk wel op dat ‘de wet van de vraag’ stelt dat een verhoging van de prijs een daling van de vraag tot stand brengt, dus mogelijk slaagt de bv er niet meer in de volledige productie te verkopen.

De liquide middelen verhogen kan door bovenstaande extra omzet contant te realiseren. Dit effect is slechts tijdelijk. De verkoop van de vaste activa zal namelijk de werking van de bv belemmeren gezien de verkochte activa (machines, rollend materieel, gebouwen,…) niet meer aangewend kunnen worden voor de productie van goederen of diensten, met een ongunstig effect op activiteiten van de bv tot gevolg. Een sale-and-lease-back constructie kan dit echter verhinderen.

Een nieuwe langetermijnlening aangaan waarvan de ontleende middelen op de bankrekening komen, is een andere manier om de liquide middelen te verhogen.

Prof. dr. Stijn GOEMINNE

Vakgroep Economie, Universiteit Gent

Lees de volledige versie van dit artikel  (met uitgewerkt voorbeeld) in Pacioli 493.

Recente vacatures

Advocaat
Omgevingsrecht Vastgoed
3 - 7 jaar
Antwerpen
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.