26 okt 2020 | Employment & Benefits

Zwaard van Damocles boven de gemengde en de aanvullende pensioenen bij de overheid verdwijnt
  • Véronique Pertry

    Véronique Pertry's praktijk focust op arbeidsrecht (individueel en collectief), socialezekerheidsrecht en pensioenen. Véronique heeft bijzondere interesse voor sociaal recht in de publieke sector en herstructurering met gevolgen voor de werknemers in de private en publieke sector. Ze heeft een uitgebreide praktijkervaring ontwikkeld m.b.t. (sociale) grondrechten in het algemeen en gelijke behandeling in het bijzonder. Zij is partner van de associatie Eubelius Advocaten sinds februari 2007 en lid van de Brusselse balie sinds 1998. Véronique is licentiaat in de rechten aan de Vrije Universiteit te Brussel (1986) en bijzonder licentiaat in het sociaal recht aan de Université Libre de Bruxelles (1988). Zij startte haar loopbaan als assistent arbeidsrecht aan de VUB. Vanaf 1989 was zij actief eerst als juridisch adviseur, daarna als advocaat in het domein van arbeidsrecht en sociaalzekerheidsrecht, en pensioenen. Tussen 2002 en 2016 doceerde zij arbeidsrecht in de Master na Master Ondernemingsrecht aan de Universiteit Antwerpen. Zij is sinds 2014 Law and Criminology fellow aan de VUB en sinds 2014 ere-fellow Zij is lid van de Raad van Bestuur en voorzitter van het Directiecomité van de Voorzorgskas voor Advocaten, Gerechtsdeurwaarders en andere zelfstandigen, wat haar een bijkomende praktijkervaring verschaft voor wat pensioenfondsen betreft. Zij is ook bestuurslid van de Vereniging Sociaal Recht Brussel en van de Belgian Pension Lawyers Association. Zij wordt aanbevolen door diverse vooraanstaande internationale juridische directories (o.a. Legal Experts, Practical Law Global, Chambers Europe, Legal 500). Véronique geeft regelmatig lezingen en publiceert voornamelijk in het domein van collectief arbeidsrecht, pensioenen, grondrechten en gelijke behandeling. © profielafbeelding: Thierry Geenen

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 26/10/2020 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Het Grondwettelijk Hof wijst in het arrest 113/2020 de vernietiging af van de wet van 30 maart 2018. Die wet behandelt enkele gekende (knel)punten m.b.t. de wettelijke en de aanvullende pensioenen van overheidspersoneel.

Enkele hoofdlijnen van de wet van 30 maart 2018

Voor de wet van 30 maart 2018 genoot een personeelslid van de overheidssector de (voordelige) administratieve praktijk dat hij bij vaste benoeming rechten opbouwde op een statutair pensioen voor zijn toekomstige loopbaan als vastbenoemde èn voor zijn verleden loopbaan als contractueel. Deze praktijk leidde bij sommige besturen tot een systematisch uitstel van vaste benoemingen tot op latere leeftijd en ontwrichtte de financiering van de statutaire pensioenen. Voornoemde wet schaft dit gebruik af: een vaste benoeming vanaf 1 december 2017 leidt voortaan enkel tot een statutair pensioen voor de toekomstige loopbaan; de loopbaan daarvoor leidt enkel nog tot een wettelijk pensioen als werknemer. Een contractueel die vastbenoemd wordt, krijgt dus op het einde van zijn loopbaan een “gemengd” pensioen.

Parallel daarmee vergemakkelijkt voornoemde wet de opbouw van een aanvullend pensioen voor de groeiende groep contractuelen bij de overheid. Hiertoe wijzigt deze wet de Wet Aanvullende Pensioenen. Bovendien bepaalt hij dat wanneer een personeelslid een aanvullend pensioen opgebouwd heeft tijdens een deel van zijn loopbaan dat naderhand toch nog in aanmerking komt voor een statutair pensioen, de betrokkene het aanvullend pensioen wel zal ontvangen, maar dat het zal verrekend worden met zijn statutair pensioen.

Tenslotte ondersteunt de bestreden wet nog de provinciale en plaatselijke besturen die lid zijn van het Gesolidariseerd pensioenfonds dat instaat voor de uitbetaling van de statutaire pensioenen van de aangesloten besturen, wanneer ze als werkgever een aanvullend pensioenplan opzetten of verder ontwikkelen voor hun contractuele personeelsleden. Hun individuele responsabiliseringsbijdrage aan dit Gesolidariseerd pensioenfonds vermindert met 50% van de kostprijs van het aanvullend pensioenplan dat zij opzetten voor hun contractueel personeel dat wel moet voldoen aan enkele voorwaarden.

Wie was tegen de wet van 30 maart 2018 ?

Een veelheid van verzoekers, waaronder zowel vakbonden, vakbondsleden, de Franse gemeenschap, het BHG, de COCOF en een gemeente, vuurden talrijke kritieken af op de wet, die het Hof één voor één verwierp. De belangrijkste kritieken en de antwoorden van het Hof hierop komen hieronder kort aan bod.

Zeg niet altijd “pensioen” tegen een aanvullend pensioen

Volgens een principiële kritiek zou de bestreden wet de bevoegdheidsverdelende regels schenden. De wet laat immers toe dat de gemeenschappen en de gewesten voor hun eigen contractueel personeel een aanvullend pensioen opzetten, terwijl volgens de bevoegdheidsverdelende regels dit personeel recht heeft op hetzelfde “pensioen” als hun federale collega’s. Het Hof oordeelde dat de federale wetgever het wettelijk kader mag regelen voor aanvullende pensioenen op grond van zijn de bevoegdheid inzake spaarwezen, verzekeringsrecht, arbeidsrecht en sociale zekerheid . Deze bevoegdheid verhindert niet dat de deelentiteiten bevoegd zijn om een aanvullende pensioentoezegging in te voeren voor hun eigen personeel. Zij hebben immers als werkgever een ruime autonomie gekregen om het administratief en geldelijke statuut van hun personeel te regelen. Met “pensioenen” in de  bevoegdheidsverdelende regels worden niet bedoeld de extralegale voordelen waarover een openbare werkgever vrij beslist en die worden ingesteld via een verzekeraar of een pensioenfonds – m.a.w. aanvullende pensioenen – ook niet als daaruit een ongelijk pensioenbedrag voor de betrokkenen kan voortvloeien in vergelijking met hun federale collega’s.

En de ene (on)gelijkheid is de andere niet

Het gemengd pensioen kwam in de vuurlinie van het gelijkheidsbeginsel terecht. Het pensioen zal er inderdaad danig anders uitzien voor een contractueel die voor of na 1 december 2017 vastbenoemd werd: een statutair pensioen voor de hele loopbaan versus een gemengd (lager) pensioen.

Voor het Hof kon de wetgever redelijkerwijs oordelen dat, gelet op de doelstellingen van de bestreden wet, een einde moest worden gemaakt aan de reeds vermelde administratieve praktijk die zelf leidde tot ongelijkheid tussen contractuelen naargelang ze al dan niet nog vastbenoemd werden en die bovendien economisch niet meer houdbaar was in een budgettaire context van een voortdurende toename van de pensioenlast. Ter gedeeltelijke compensatie vergemakkelijkt en moedigt de wet bovendien de invoering van aanvullende pensioenen aan. Dat er een gebrek aan concordantie kan zijn tussen de invoering van enerzijds het gemengd pensioen en anderzijds van een aanvullend pensioen, maakt de maatregel daarom niet kennelijk onevenredig.

Het gemengd pensioen: een aanzienlijke achteruitgang die niet in strijd is met de standstill of het eigendomsrecht

Voor het Hof betekent het gemengd pensioen een aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau. De redenen waarom het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, gelden ook als redenen van algemeen belang die toelaten dat deze aanzienlijke achteruitgang toch niet in strijd is met het standstill-beginsel.  Om dezelfde redenen is er evenmin schending van het eigendomsrecht.

Geen discriminatie van de gemeenten niet aangesloten bij het Gesolidariseerd pensioenfonds

Een gemeente zelf niet aangesloten bij het Gesolidariseerd pensioenfonds, voerde discriminatie aan. Zij vond dat de maatregelen van de wet die de financiering van de statutaire pensioenen draaglijker moeten maken, ten onrechte enkel ten goede komen aan de besturen aangesloten bij het Gesolidariseerd pensioenfonds. Het Hof is het daar niet mee eens, o.m. omdat het feit dat sommige besturen het financieel voordeel niet genieten, het gevolg is van hun eigen keuze om zich niet aan te sluiten.

Beweegruimte voor pensioenhervormingen

Dit arrest sluit aan bij de rij van pensioenarresten van het Grondwettelijk Hof die de wetgever beweegruimte geven om pensioenhervormingen die tegelijk ingrijpend, doordacht en niet onredelijk zijn, door te voeren.

Het arrest betekent ook dat de onzekerheid verdwijnt die verbonden was aan het wettelijke kader bij enkele belangrijke aanvullende pensioenstelsels voor overheidscontractuelen die sinds de wet zijn opgezet. Het gaat hier onder meer over het Vlaamse publieke pensioenstelsel met het Vlaams Pensioenfonds en het aanvullend pensioen voor het personeel van o.m. het federaal openbaar ambt. Ook andere deelentiteiten nemen trouwens initiatieven voor het opzetten van een aanvullend stelsel.

En zo wordt de pensioentanker weer een beetje bijgestuurd.

Véronique Pertry

***

Dit bericht verscheen eerder als bijdrage op LinkedIn. Bekijk het oorspronkelijke artikel hier.

  • Véronique Pertry

    Véronique Pertry's praktijk focust op arbeidsrecht (individueel en collectief), socialezekerheidsrecht en pensioenen. Véronique heeft bijzondere interesse voor sociaal recht in de publieke sector en herstructurering met gevolgen voor de werknemers in de private en publieke sector. Ze heeft een uitgebreide praktijkervaring ontwikkeld m.b.t. (sociale) grondrechten in het algemeen en gelijke behandeling in het bijzonder. Zij is partner van de associatie Eubelius Advocaten sinds februari 2007 en lid van de Brusselse balie sinds 1998. Véronique is licentiaat in de rechten aan de Vrije Universiteit te Brussel (1986) en bijzonder licentiaat in het sociaal recht aan de Université Libre de Bruxelles (1988). Zij startte haar loopbaan als assistent arbeidsrecht aan de VUB. Vanaf 1989 was zij actief eerst als juridisch adviseur, daarna als advocaat in het domein van arbeidsrecht en sociaalzekerheidsrecht, en pensioenen. Tussen 2002 en 2016 doceerde zij arbeidsrecht in de Master na Master Ondernemingsrecht aan de Universiteit Antwerpen. Zij is sinds 2014 Law and Criminology fellow aan de VUB en sinds 2014 ere-fellow Zij is lid van de Raad van Bestuur en voorzitter van het Directiecomité van de Voorzorgskas voor Advocaten, Gerechtsdeurwaarders en andere zelfstandigen, wat haar een bijkomende praktijkervaring verschaft voor wat pensioenfondsen betreft. Zij is ook bestuurslid van de Vereniging Sociaal Recht Brussel en van de Belgian Pension Lawyers Association. Zij wordt aanbevolen door diverse vooraanstaande internationale juridische directories (o.a. Legal Experts, Practical Law Global, Chambers Europe, Legal 500). Véronique geeft regelmatig lezingen en publiceert voornamelijk in het domein van collectief arbeidsrecht, pensioenen, grondrechten en gelijke behandeling. © profielafbeelding: Thierry Geenen

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

1 Reacties

1 Reactie

  1. Mathieu Rutten

    Ik denk eerder dat het zwaard van Damocles niet verdwijnt maar eerder minder scherp is geworden. In het onderwijs blijven de jaren voorafgaand aan een statutaire aanstelling nog steeds meetellen voor de opbouw van een pensioen openbare sector en dit ongeacht het aantal jaren. Verder stel ik mij vragen omtrent de aanvullende pensioenen van de contractuelen die statutair aangesteld worden na 01.12.2017. Zal deze opbouw slapend worden of nog verder versterkt worden als compensatie voor de jaren contractueel bij de overheid, die niet worden gevalideerd in een overheidspensioen? Voor jaren TWW/BTK, dus andere dan contractueel of Geko, zal een betere invulling moeten komen indien men statutair aangesteld wordt na 01.12.2017. Deze jaren moeten m.i. hetzelfde gewaardeerd worden als de contractuele jaren voor personen die statutair aangesteld worden na 01.12.2017. Deze jaren werden immers gepresteerd, alleen heeft het openbaar bestuur nagelaten om voor deze jaren een sociale zekerheidsbijdrage door te storten, alhoewel verrekend op het loon aan de werknemer. De openbare dienst stelde deze mensen dan ook in het zwart te werk, hierin beschermd door de RVA.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.