De Tijd, dinsdag 22 mei 2018, p. 1 en 3
Taal evolueert snel, dat weten wij. Maar of zij nu zo snel verandert dat lekenrechter synoniem is geworden van plaatsvervangend rechter, zoals De Tijd laat uitschijnen, betwijfel ik.
Ik weet wel dat De Valks Juridisch Woordenboek bij zijn omschrijving van lekenrechters aan de rechters in handelszaken die deel uitmaken van de rechtbank van koophandel, de rechters en raadsheren in sociale zaken in respectievelijk de arbeidsrechtbank en het arbeidshof en de juryleden, de plaatsvervangende rechters toevoegt (E. DIRIX, B. TILLEMAN en P. VAN ORSHOVEN, De Valks Juridisch Woordenboek, Antwerpen, Intersentia, 2010, tw. lekenrechters).
Maar ik houd het bij de invulling die in Nederland wordt gegeven aan lekenrechtspraak: rechtspraak door of met medewerking van niet-beroepsdeskundigen, te onderscheiden van rechtsgeleerde leden van een rechtscollege (zie N.E. ALGRA en H.R.W. GOKKEL, Fockema Andreae’s verwijzend en verklarend woordenboek, Groningen, Noordhoff, 2004, tw. lekenrechtspraak).
Dat stemt overigens het best overeen met het algemeen taalgebruik: Van Dale omschrijft een leek dunnetjes als “iemand die van een bepaald vak weinig of geen verstand heeft”. De Dikke Van Dale is radicaler: een leek is “iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft”.
De advocaten, notarissen of professoren die als rechter “inspringen” en waarover het gaat in het artikel in De Tijd, lijken mij niet onmiddellijk leken in het recht te zijn. Zij dragen overigens ook een toga.
Uw lekenjournalist,
Benieuwd naar meer recente artikels van deze auteur?
Prrrachtige voetnoot bij de actua hetse de voorbije dagen.. Thx!