Gewijzigde borgtochtregeling voor wegvervoerders

Door Jubel

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 05/05/2017 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Raad van State vernietigt een deel van de borgtochtregeling voor wegvervoerders

Zij wenst de facto de regeling uitgebreid te zien tot meerdere toeleveranciers, waaronder de brandstofleveranciers

Het Koninklijk Besluit van 22 mei 2014 met betrekking tot het goederenvervoer over de weg, verplicht Belgische vervoersondernemingen een borgtocht in te stellen om aan te tonen dat ze voldoende financiële draagkracht hebben.
Het K.B. geeft uitvoering aan de Europese verordeningen met nummers 1071/2009 & 1072/2009, en de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg.

Artikel 15§1, 1° van het KB gaf een overzicht van alle schuldeisers die zich bij faillissement of wanbetaling op die borgtocht konden beroepen.
De regeling was beperkt tot schuldeisers die volgende materiële goederen en diensten leverden aan de vervoersonderneming:

–       Banden en andere onderdelen en verplichte toebehoren van voertuigen;
–       De herstelling en het onderhoud van voertuigen;
–       De prestaties van het rijdend personeel;

Volgens de wetgever waren deze goederen en diensten onontbeerlijk voor de uitvoering van het goederenvervoer, en was het dus redelijk verantwoord dat deze leveranciers konden rekenen op een bepaalde waarborg bij problemen.
Andere leveranciers die niet opgenomen stonden in de lijst, konden dus geen aanspraak maken op de borgtocht, en genoten geen enkele waarborg in geval van faillissement van de vervoersonderneming of wanneer de onderneming naliet om de facturen te betalen.
Na de totstandkoming van het KB van 22 mei 2014, zijn de brandstofleveranciers, die zichzelf eveneens beschouwen als onontbeerlijk voor de uitvoering van het goederenvervoer, naar de Raad van State gestapt om deze aanvoelende ongelijkheid aan te vechten.
De Raad van State heeft artikel 15§1, 1° van het KB, nl. een deel van de borgtochtregeling in de nieuwe wetgeving goederenvervoer vernietigd in een arrest van 11 juli 2016.
Dat bepaalde schuldeisers van een vervoersonderneming aanspraak konden maken op de borgtocht, en andere – vergelijkbare – schuldeisers niet, zorgde volgens de Raad van State voor discriminatie en schending van het gelijkheidsbeginsel.
Volgens de Raad van State vormde dit een onredelijk verschil in behandeling. Elk verschil in behandeling tussen categorieën van personen die met elkaar vergelijkbaar zijn, moet immers berusten op een ‘voldoende objectief en redelijk criterium’ in verband met het door de wetgever beoogde doel.
Het onderscheid tussen de verschillende schuldvorderingen was volgens de Raad van State niet gerechtvaardigd.
De Raad van State heeft daarom in een arrest van 11 juli 2016 (nr. 235.400) het artikel 15 §1, 1e lid, 1° van het KB van 22 mei 2014 vernietigd.

Tot daar de juridische realiteit van het arrest, die erga omnes geldt, en die tot op vandaag een groot verlies betekent voor alle toenmalige ‘wettelijk’ beschermde leveranciers, zoals garagisten en bandenleveranciers, voertuigenherstellers, en leveranciers van arbeidsprestaties.
Zij zien zich ontnomen van een wettelijk gewaarborgde garantie, en kunnen sinds 11 juli 2016 geen beroep meer doen op de wettelijke borgstelling van de wegvervoerder.
Deze leveranciers kunnen (samen met nog vele andere leveranciers) enkel nog terugvallen op de gemeenrechtelijke verhaalsmiddelen, en hopen dat zij voor de bedragen waarvoor zij vonnis bekomen, kunnen uitvoeren op het vermogen van de vervoerder in kwestie.
Hoe dan ook zullen zij bij een uitvoerend beslag, of een faillissement van de wegvervoerder, in samenloop komen met de andere leveranciers, die nooit konden genieten van deze wettelijke waarborg.

Vanuit het oogpunt van de Belgische wegvervoerder, valt het arrest van de Raad van State te betreuren.
De Belgische regelgeving was vrij uniek in Europa, aangezien de andere lidstaten voor de naleving van het vereiste van financiële draagkracht, geen borgstelling, maar slechts een kapitaalsvereiste oplegden.
Na aanvankelijk negatieve ervaringen met een te ruim toepassingsgebied, werd de draagwijdte van de borgstelling in 2002 limitatief vastgesteld voor bepaalde categorieën van schuldeisers. (destijds opgenomen in het artikel 17§1, 1° van het KB van 07 mei 2002).
Dit beperkt toepassingsgebied kwam tot stand na moeilijke onderhandelingen met de financiële sector wiens medewerking vereist was om het systeem te handhaven, en garanties te verstrekken tegen een betaalbare kost voor de vervoersondernemingen.
Ingevolge de financiële crisis van 2008-2009, waardoor financieel gezonde vervoersondernemingen het slachtoffer dreigden te worden van de ingevoerde voorzichtigheidspolitiek binnen de financiële sector, heeft de overheid een alternatief aangeboden om het systeem te redden. Sinds 29/12/2009 is het toegelaten om het bedrag van de vereiste borgstelling te deponeren bij de Deposito-en Consignatiekas.
In de huidige economische toestand is het geen haalbare kaart om bij de financiële sector (die al een tijdje kreunt onder de internationale lage rentevoeten) een uitbreiding van het toepassingsgebied van de verplichte borgstelling te bepleiten.
In dat scenario dreigen immers voor de Belgische wegvervoerders nog strengere voorwaarden vanuit de financiële sector om een borgstelling te bekomen, of zelfs een totale terugtrekking van de financiële sector uit het systeem.
Het is nu wachten op een initiatief van de bevoegde federale minister van Mobiliteit, de heer François Bellot.
Vanuit de transportsector kan enkel worden gehoopt, dat ‘het kind met het badwater niet wordt weggegooid’, en niet zou worden geopteerd voor een borgstelling waarop alle of zeer veel schuldeisers aanspraak kunnen maken.
Dit zou het systeem van borgstelling onbetaalbaar maken voor de wegvervoerders, en mogelijks leiden tot het alternatief systeem van kapitaalsgaranties, zoals voorzien in artikel 7.1 van de verordening (EG) nr. 1071/2009, waarbij niemand, ook de brandstofleveranciers niet, zou kunnen genieten van een borgstelling.
Dit systeem van (gemakkelijkere) kapitaalsvereiste voor het aantonen van de financiële draagkracht, zal niemands belangen dienen, in het minst deze van de toeleveranciers van de wegvervoerder.

Minister Bellot, a.u.b.!  “Bezint alvorens u begint…”

Auteur: Filip Sels is zelfstandig advocaat. Bekijk hier zijn website voor meer informatie.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.