"ING zal geen beroep doen op het systeem van brugpensioen"
Beslissing btw-administratie eindelijk gepubliceerd

Door Tiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 03/05/2016 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

In haar beslissing van 30 maart 2016 heeft de btw-administratie haar langverwachte praktische toelichtingen gepubliceerd in het kader van de toepassing van de btw op prestaties van bestuurders-rechtspersonen.

Ter herinnering, aanvankelijk was het bedoeling om het btw-keuzestelsel voor prestaties van bestuurders-rechtspersonen reeds per 1 januari 2015 af te schaffen en alle vergoedingen aan btw te onderwerpen. Gelet op de belangrijke impact van deze maatregel en de vele vragen over de praktische impact werd de invoering van de btw op prestaties van bestuurders-rechtspersonen herhaalde malen uitgesteld en een laatste maal tot 1 juni 2016. Nu de finale beslissing van de btw-administratie is gepubliceerd, zal in principe geen verder uitstel meer worden toegestaan.

We vatten hierna kort de belangrijkste elementen van de beslissing samen.

Een bestuurdersmandaat zal pas aan btw onderworpen worden indien dit mandaat bezoldigd is. Of een mandaat onbezoldigd wordt uitgeoefend moet blijken uit de feiten. Ter zake wordt verwezen naar de bepalingen in de statuten. Het enkel ontvangen van tantièmes is reeds voldoende om onder het toepassingsgebied van de btw te vallen. Terzake tantièmes bevat de beslissing bovendien een argumentatie waarom deze als bestuurdersbezoldigingen worden beschouwd en niet als een loutere winstverdeling buiten btw. De argumentatie m.b.t. btw-kwalificatie van tantièmes is o.i. evenwel voor discussie vatbaar.

De beslissing bevat daarnaast de aangekondigde toegevingen m.b.t. het opzetten van een btw-eenheid tussen bestuurders-rechtspersonen en een exploitatievennootschap. In een situatie met meerdere bestuurders-rechtspersonen en één exploitatievennootschap stelde zich met name een probleem om de verbondenheidsvoorwaarden voor het opzetten van een eenheid aan te tonen. De administratie aanvaardt dat in een dergelijke situatie toch een btw-eenheid kan worden opgezet onder volgende voorwaarden: (i) de bestuurders-rechtspersonen zijn alle aandeelhouder van de exploitatievennootschap en bezitten samen rechtstreeks meer dan 50% van de stemrechten (ii) er bestaat een overeenkomst tussen de bestuurders-rechtspersonen die unanimiteit bepaalt t.a.v. elke beslissing inzake de oriëntatie van het beleid van de exploitatievennootschap. Dit betreft o.i. een belangrijke toegeving van de btw-administratie, die vele hangende aanvragen voor een btw-eenheid zal kunnen deblokkeren.

De beslissing bevat daarnaast belangrijke verduidelijkingen over prestaties van rechtspersonen-bestuurder in het kader van een exploitatievennootschap met een btw-vrijgestelde hoofdactiviteit (bv. doktersassociatie, verzekeringsmakelaar, bankkantoor, …). De btw-administratie aanvaardt dat de bestuurder-rechtspersoon de prestaties kan opdelen tussen btw-vrijgestelde handelingen (bv. medische  handelingen, handelingen inzake verzekeringsbemiddeling,…) en btw-belaste bestuurdersvergoedingen. De administratie stelt ter zake dat minimum 25% van de ontvangen vergoedingen te beschouwen zijn als btw-belaste bestuurdersvergoedingen. Wij leiden af uit de bewoordingen van de beslissing, met name waar ingegaan wordt op de btw-vrijstelling voor financiële bemiddeling, dat het percentage btw-belaste bestuurdersvergoedingen nog lager kan zijn indien er een duidelijke opsplitsing contractueel en/of statutair wordt vastgelegd en de afgesproken vergoedingen objectief worden vastgelegd. Er wordt evenwel beklemtoond dat men terzake de verhoudingen zal kijken naar de eventuele opdeling die in het verleden werd gehanteerd, hetgeen natuurlijk de vraag stelt of er nog veel mogelijkheden bestaan, buiten de toegeving van 25%, in hoofde van rechtspersonen-bestuurders die in het verleden nooit dergelijke opdeling hebben toegepast. Indien een opsplitsing wordt overwogen, is het raadzaam om de betreffende overeenkomsten en statuten goed te bekijken en desgevallend een akkoord te vragen bij de lokale btw-controle.

Noteer dat een combinatie met de vrijstelling voor kleine ondernemingen bovendien zou kunnen toelaten om de 25% bestuurdersvergoedingen alsnog vrij te stellen bij dergelijke opdeling van diensten. Zoals in de beslissing wordt aangehaald, dient evenwel benadrukt dat deze vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen maar met een aantal andere vrijgestelde activiteiten kan worden gecombineerd (zoals bv. prestaties van artsen maar bv. niet met financiële handelingen).  Dit vereist een analyse geval per geval.

Verder wordt verduidelijkt dat bestuurders-rechtspersonen, in tegenstelling tot bv. advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders bij de invoering van de btw-plicht, geen positieve btw-herziening kunnen doen t.a.v. investeringen die zij in het verleden hebben gedaan. De reden is, althans volgens de btw-administratie, dat bestuurders-rechtspersonen die gekozen hadden om geen btw toe te passen, te beschouwen zijn als niet-btw-plichtigen, hetgeen een positieve herziening uitsluit (dit in tegenstelling tot een btw-vrijgestelde btw-plichtige die dergelijke herziening wel kan doen). Ook deze stellingname, met de kwalificatie als niet-btw-plichtige voor het verleden, is o.i. voor kritiek vatbaar.

Ten slotte merken wij op dat er geen bijzondere overgangsregeling wordt voorzien. De beslissing verwijst enkel naar de toepasselijke regels inzake belastbaar feit en opeisbaarheid van de btw. Indien het belastbaar feit, resp. opeisbaarheid van de btw zich situeert vóór 1 juni 2016, kunnen de vergoedingen nog buiten btw blijven. Dit zou er toe kunnen besluiten dat bestuurders-rechtspersonen er belang bij hebben om zoveel mogelijk vooruit te facturen. We maken hier het nodige voorbehoud in het kader van de antimisbruikbepaling voor btw; een vooruitfacturatie zal o.i. objectief moeten kunnen verantwoord worden (anders dan louter omwille van btw-redenen) en moeten gelinkt worden aan duidelijk te leveren prestaties.

Tav tantièmes houdt de btw-administratie vast aan haar bijzondere opeisbaarheidsregel, met name de datum van de beslissing van de algemene vergadering van de uitkerende vennootschap tot uitkering van de tantièmes. Het is maw van belang de uitkering van de tantièmes te beslissen uiterlijk op 31 mei 2016 om nog onder het oude regime te vallen. In een eerdere nieuwsbrief hebben we evenwel reeds gewezen op het mogelijk onwettelijk karakter van deze bijzondere opeisbaarheidsregel.

Kantoor Tiberghien is graag bereid om uw individuele situatie nader te bekijken en om in het licht van deze finale beslissing de mogelijke btw-impact van de nieuwe regels te beoordelen.

Bron: Beslissing Btw nr. E.T.127.850 dd. 30.03.2016 (klik hier)

Voor bijkomende vragen kan u terecht bij:

Stijn Vastmans – Partner (stijn.vastmans@tiberghien.com)
Stein De Maeijer – Associate (stein.demaeijer@tiberghien.com)
Gert Vranckx – Associate (gert.vranckx@tiberghien.com)
David Verbeke – Associate (david.verbeke@tiberghien.com)

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.