Waarom advocaten soms niet ernstig genomen worden

9 nov 2021 | Column

Waarom advocaten soms niet ernstig genomen worden

Door Jubel

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 09/11/2021 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Waarom advocaten soms niet ernstig genomen worden

In zijn opmerkelijke, goed onderbouwde en genuanceerde rede bij de openingsconferentie van de balie Limburg op 17 september jl., waarvan de tekst op Jubel verscheen, sneed meester Philip Daeninck de belangrijke problematiek aan van de verglijding van het vertrouwen tussen magistratuur en advocatuur.

Een goede verstandhouding tussen advocatuur en magistratuur veraangenaamt niet alleen de arbeidsvreugde van alle actoren, maar is vereist voor een goede werking van Justitie. Wederzijds respect en hoffelijkheid is dus noodzakelijk.

Niettegenstaande deze verstandhouding, naar mijn ervaring, meestal goed is gebleven heb ik, als magistraat en als ere-advocaat, toch meer en meer met de ogen moeten knipperen bij sommige evoluties.

Het is zeker zo dat, gezien niet meer alle magistraten ervaring opdeden als advocaat, soms al eens vergeten wordt hoe moeilijk het werk van de advocaat dikwijls is. Ik heb daar altijd aandacht voor gevraagd bij collega’s die dat uit het oog leken te verliezen.

In de voormelde rede van meester Daeninck die, ik herhaal het, goed onderbouwd en genuanceerd is, wordt evenwel een aspect onderbelicht. M.n. de strapatsen van sommige advocaten op proceduregebied, waarbij werkelijk elk normbesef ontbreekt, maar die ontzettend veel tijd en energie vragen van de magistraten om het recht zijn normaal verloop te laten krijgen. Ik heb begrip voor deze vergetelheid omdat het merendeel van de advocatuur dit niet weet, en zich waarschijnlijk zelfs niet kan inbeelden aan welke frivoliteiten sommige van hun confraters zich bezondigen.

Enkele voorbeelden kunnen dit illustreren.

Op 11 april 2016, één dag vóór de start van een assisenzaak, tekende een assisenpleiter hoger beroep aan tegen “het proces-verbaal van de uitloting van gezworenen van 4 januari 2016, opgemaakt en ondertekend door de voorzitter en de griffier”, met de bedoeling de zaak te laten uitstellen. Gelukkig doorprikte het assisenhof dit kwaadwillig maneuver en deed het nodige om de zaak haar normaal verloop te laten kennen. Wie zich realiseert hoeveel mankracht, kosten, tijd en energie, de organisatie van een assisenzaak vergt, kan alleen maar tevreden zijn dat dit manifest ontoelaatbaar hoger beroep het beoogde doel niet bereikte.

Wanneer dit ontoelaatbaar hoger beroep nadien behandeld werd door het hof van beroep, liet de betreffende advocaat zich ter zitting vertegenwoordigen om afstand te doen van zijn hoger beroep. Gelet op artikel 780bis in fine Ger.W. was het niet mogelijk om een sanctie wegens procesrechtsmisbruik op te leggen.

Een ander noemenswaardige aangelegenheid deed zich voor tussen 2016 en 2018, toen de rechtbank van koophandel Antwerpen, het hof van beroep Antwerpen en het Hof van Cassatie geconfronteerd werden met, wat het Hof van Cassatie in twintig (20) arresten omschreef als

“een, ten aanzien van een belangrijke financiële claim, al jarenlang aangenomen deloyale proceshouding en gepleegd procesrechtsmisbruik die reeds menige tussenkomsten van het Hof noodzakelijk maakten en waardoor een beoordeling ten gronde vooralsnog kon worden verhinderd. De deloyale procesvoering en het procesrechtsmisbruik nemen hierbij in burgerlijke zaken ongeziene proporties aan.”

Dit gaf o.m. aanleiding tot een arrest van 14 september 2017 (C.16.0543.N), van het Hof van Cassatie waarbij de voorziening tegen een arrest van het hof van beroep te Antwerpen werd afgewezen en waarbij schadevergoedingen werden toegekend wegens procesrechtsmisbruik.

Bij zestien (16) arresten van 29 maart 2018 (C.17.0632.N, C.17.0633.N, C.17.0634.N, C.17.0635.N, C.17.0636.N, C.17.0637.N, C.17.0638.N, C.17.0639.N en C.17.0672.N C.17.0673.N, C.17.0674.N, C.17.0675.N, C.17.0676.N, C.17.0677.N, C.17.0678.N, C. 17.0679.N), waarin uitspraak gedaan werd over de vorderingen tot onttrekking van de zaken aan het hof van beroep Antwerpen en deze werden verworpen, werden schadevergoedingen toegekend en tevens ambtshalve boetes opgelegd wegens procesrechtsmisbruik.

Bij vier (4) arresten van 29 maart 2018 (C.17.0686.N, C.17.0687.N, C.17.0688.N, C.17.0689.N) waarin uitspraak gedaan werd over de vorderingen tot onttrekking van de zaken aan de rechtbank van koophandel te Antwerpen en deze werden verworpen, werden eveneens schadevergoedingen toegekend en tevens ambtshalve boetes opgelegd wegens procesrechtsmisbruik.

Bij twee (2) arresten van 19 april 2018 (C.18.0090.N en C.18.0093.N) werden de vorderingen tot onttrekking van de zaken aan het hof van beroep Antwerpen kennelijk onontvankelijk verklaard.

Het Hof van Cassatie heeft dus in deze aangelegenheid eenentwintig (21) maal veroordelingen uitgesproken wegens procesrechtsmisbruik.

Naast de reeds hoger geciteerde motivering door het Hof van Cassatie laat een bloemlezing uit de overige motiveringen van deze arresten niets aan de verbeelding over:

“kennelijk een deloyale proceshouding ertoe strekkende de behandeling ten gronde van een pecuniair zeer belangrijke vordering op systematische wijze uit te stellen”

en

“maneuvers die er duidelijk toe strekken te beletten dat de aldus gevatte kamer uitspraak zou doen over de al dan niet bestaande wettelijke mogelijkheid om de zaak verder te behandelen in eerste aanleg”

en verder dat de procedures

“aldus afgewend worden voor onrechtmatige doeleinden, namelijk het vertragen van de procedure ten gronde en het dwarsbomen van een goede procesorde”.

Hoever men daarbij gaat, moge blijken uit de volgende motivering van het Hof van Cassatie in diverse van deze arresten:

“Hieruit volgt dat, al zou er een recht bestaan – waaromtrent het Hof in het kader van deze procedure niet te oordelen heeft – om naar omstandigheden op een terechtzitting of op een griffe op verdoken wijze vaststellingen te laten verrichten door een gerechtsdeurwaarder, dit eventueel recht door de verzoekster te dezen werd misbruikt teneinde fictieve procedure-incidenten uit te lokken en deze aan te wenden in verdere vertragingsmaneuvers. Verre van enige wettige verdenking te kunnen doen ontstaan ten aanzien van de magistraten van het hof van beroep Antwerpen, werpt dit incident een licht op het deloyaal optreden van de verzoekster.”.

U leest het goed “teneinde fictieve procedure-incidenten uit te lokken en deze aan te wenden in verdere vertragingsmaneuvers”.

Niet alleen getuigen deze procedures van een volkomen gebrek aan elementair respect voor de hoven en rechtbanken -over hoffelijkheid wil ik het dan nog niet eens hebben-, maar men saboteert aldus de rechtsgang en ondergraaft zo de rechtstaat.

Jammer genoeg was dit geen solo-optreden van de advocaat wiens enig levensdoel erin lijkt te bestaan het normaal verloop te saboteren van de procedures waarin hij betrokken is.

Hij kreeg daarbij de volle medewerking van een advocaat bij het Hof van Cassatie, die in negen (9) van deze zaken optrad voor de verzoekende partij en die niet vermeldde dat zijn ambt werd gevorderd. Zodat er mag van uitgegaan worden dat hij niet optrad ingevolge zijn ministerieplicht. Wat is nog de zin van de verplichte tussenkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie indien die zonder gevolgen zijn medewerking kan verlenen aan dergelijk ernstig misbruik?

Wie eveneens zijn volle medewerking verleende was een gewezen stafhouder, die tevens gewezen voorzitter van de Orde van Vlaamse balies is, en die hierbij in acht (8) van deze zaken optrad voor de verzoekende partij.

Verwacht men nu dat wij dergelijk optreden van die advocaten ernstig nemen?

Ik laat het over aan de lezer om te oordelen over de professionele integriteit van deze advocaten, die nochtans allen de eed hebben afgelegd om geen zaak te zullen: “aanraden of verdedigen die ik naar eer en geweten niet geloof rechtvaardig te zijn.”.

Ik vraag mij af welke initiatieven de respectievelijke balies van de betrokken advocaten genomen hebben om dit misbruik, waarvan het Hof van Cassatie onomwonden stelt dat het ongeziene proporties aangenomen heeft, en dat de werking van hoven en rechtbanken ernstig verstoort, te voorkomen en te sanctioneren.

Ik heb in elk geval nooit mogen vernemen dat de betrokken advocaten daarvoor enige tuchtsanctie opliepen. In voorkomend geval verneem ik het graag.

Vanzelfsprekend zit er tussen alle koren kaf en kan niet belet worden dat een kleine minderheid van advocaten het niet te nauw neemt met hun professionele integriteit.

Maar wat in deze toch tot nadenken stemt is de betrokkenheid van advocaten die geacht worden tot het kruim van de balie te behoren, en het feit dat dit geruisloos gepasseerd is.

Ik mag hopen dat deze blijken van normvervaging bij advocaten uit de hoogste kringen van de balie, geen symptomen zijn van een gewijzigde cultuur in deze beroepsgroep. In dat geval zou men de advocateneed best aanpassen om te voorkomen dat die al te vaak gebroken wordt.

Dergelijke strapatsen dragen natuurlijk niet bij tot de goede verstandhouding tussen balie en magistratuur. Maar in elk geval ga ik ervan uit dat magistraten voldoende professionele integriteit hebben om elke zaak te beoordelen op haar eigen merites, en zich niet zullen laten beïnvloeden door het feit dat één of meerdere partijen vertegenwoordigd worden door advocaten die het procesrechtsmisbruik als handelsmerk voeren.

Ik signaleer deze problematiek als constructieve bijdrage aan de discussie die geopend werd met de voormelde openingsrede. Dit met het oog op het behoud van de hoffelijkheid en het respect tussen onze beroepsgroepen.

Zoals ik al schreef ben ik er immers van overtuigd dat het overgrote deel van de advocaten niet weet, en zich zelfs niet eens kan voorstellen, waartoe sommige van hun confraters zich lenen. Daaraan is bij deze, althans dat hoop ik, verholpen.

Bruno Luyten, Ere-eerste-voorzitter van het hof van beroep Antwerpen, Ere-advocaat bij de balie te Brussel


Lees hier de reactie van meester Hans Rieder op dit stuk.


Meer over de verhouding advocatuur/magistratuur

Een advocaat die opkomt voor de rechten van zijn cliënt: waarom mag dat dan niet meer? (Hugo Lamon)

Meester, gij begint weer: over verhouding magistratuur en advocatuur (Philip Daeninck)

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.