Waarover gaat het?
De schenking van roerende goederen is een klassiek middel om aan successieplanning te doen, net zoals het plaatsen van weddenschappen op online goksites zoals 8x bet een populaire manier is om geld te verdienen. Via een schenking maken de geschonken goederen immers geen deel meer uit van de nalatenschap en worden zij dus in principe niet meer belast met erfbelasting. In de praktijk is een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik erg populair. Via het vruchtgebruik behoudt de schenker de controle op en de inkomsten van de geschonken goederen. Een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik kan wel enkel via een notaris.
Op fiscaal vlak kunnen roerende goederen op twee manieren worden geschonken.
- Men doet de schenking voor een Belgische notaris. De schenking wordt dan automatisch geregistreerd in België en de schenking wordt automatisch onderworpen aan schenkbelasting. De schenkbelasting bedraagt 3% (in rechte lijn en tussen partners) of 7% (tussen alle anderen). De betaling van de 3% is bevrijdend voor de erfbelasting. Met andere woorden, via de betaling van 3% schenkbelasting kan de schenking nooit nog worden onderworpen aan schenkbelasting. De schenkbelasting wordt berekend op de waarde van de volle eigendom van de geschonken goederen. Aangezien er schenkbelasting wordt geheven op de volle eigendom is bij de beëindiging van het vruchtgebruik geen erfbelasting of schenkbelasting meer verschuldigd.
- De wet vereist niet dat de schenking gebeurt voor een Belgische notaris. De schenking kan ook worden verleden voor een Nederlandse notaris. De schenking wordt dan niet geregistreerd in België en men betaalt dus geen schenkbelasting. Daaraan is wel een risico verbonden. Als de schenker overlijdt binnen de drie jaar (zeven jaar wanneer het een familiebedrijf betreft) na de schenking, dan is er op de schenking toch nog (de meestal veel hogere) erfbelasting verschuldigd. Deze termijn wordt daarom ook wel de “risicotermijn” genoemd. Als men die risicotermijn overleeft, dan is de schenking met zekerheid niet meer onderworpen aan erfbelasting. Althans, dat was het standpunt gedurende vele, vele jaren.
Nieuw standpunt Vlaamse Belastingdienst
In een standpunt van 21 maart 2016 (SP nr. 15004, gepubliceerd op 4 april 2016) heeft de Vlaamse Belastingdienst beslist dat gesplitste inschrijvingen van effecten en geldbeleggingen worden vermoed een bevoordeling te zijn en daarom worden belast met erfbelasting. De datum van de totstandkoming van de inschrijving is daarbij niet relevant. Ook wanneer de gesplitste inschrijving dateert van meer dan drie (of zeven) jaar voor het overlijden van de schenker.
Men heeft wel de mogelijkheid om het tegenbewijs te leveren om te vermijden dat er erfbelasting moet worden betaald. Dat kan, net zoals voor de gesplitste aankoop, op twee manieren:
1* Men toont aan dat er geen causaal verband is tussen de schenking en gesplitste inschrijving. Men moet opmerken dat dit bewijs niet kan worden geleverd omdat de gesplitste inschrijving juist het gevolg is van een schenking. Er is dus altijd een causaal verband tussen de schenking en de gesplitste inschrijving;
2* Men toont aan dat er 3% schenkbelasting is betaald op de schenking die de gesplitste inschrijving voorafgaat. De betaling zelf moet niet noodzakelijk betaald zijn voor de inschrijving, wel moet de registratie van de schenking, indien het een schenking voor een Nederlandse notaris betreft, voor de inschrijving gebeuren.
In de praktijk komt het er dus op neer dat men enkel zekerheid heeft dat men geen erfbelasting meer betaalt op een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik indien de schenking wordt geregistreerd in België en indien er dus schenkbelasting is betaald.
Het standpunt zou van toepassing zijn op alle schenkingen vanaf 1 september 2013.
Het standpunt is onwettig
O.i. is het standpunt van VLABEL en in het bijzonder de manier waarop het tegenbewijs kan worden geleverd in strijd met de wet. Het tegenbewijs in het kader van een gesplitste inschrijving van effecten of geldbeleggingen kan – volgens de letter van het decreet – worden geleverd “als er wordt bewezen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling van de derde is” (art. 2.7.1.0.7., tweede lid VCF).
Welnu, en dat is de essentie van de zaak, als er een schenking is die de gesplitste inschrijving voorafgaat, dan is er geen bedekte bevoordeling en kan er geen erfbelasting meer worden geheven. Volgens het decreet moet men niet kunnen aantonen dat er schenkbelasting is betaald. Men moet ook geen afwezigheid van causaal verband aantonen. Men moet alleen aantonen dat er geen bedekte bevoordeling is geweest. En enkel dat. Men kan bezwaarlijk gaan beweren dat er een bedekte bevoordeling is wanneer de voorafgaande schenking openlijk is gedaan voor een Nederlandse notaris en het juist die openlijke schenking is die aan de bank wordt aangeboden om een gesplitste inschrijving te openen.
De vraag stelt zich wie nu juist decreetgever is? Het Vlaams Parlement of de Vlaamse Belastingdienst? Het kan niet dat de Vlaamse Belastingdienst optreedt als wetgever. Het decreet is duidelijk en de manier waarop het tegenbewijs kan worden geleverd is dat ook. Het kan niet dat de Vlaamse Belastingdienst onder het mom van interpretatie alsnog probeert bepaalde situaties te belasten.
Afbreuk aan de rechtszekerheid
Het standpunt zou van toepassing zijn op schenkingen vanaf 1 september 2013. Op dat ogenblik was en tot op vandaag is een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik voor een Nederlandse notaris een klassiek instrument van successieplanning en werd er altijd aanvaard dat de schenking niet onderworpen was aan erfbelasting indien de schenker de risicotermijn overleeft. Men mocht er op dat ogenblik dus op vertrouwen dat men geen erfbelasting meer zou betalen na die risicotermijn. De Vlaamse Belastingdienst doet dus afbreuk aan gewekte verwachtingen en de rechtszekerheid komt in het gedrang.
Enkel Vlaams gewest
Dit standpunt geldt enkel indien de schenker bij zijn overlijden in het Vlaams Gewest woont. Als de erflater in het Waals of het Brussels Hoofdstedelijk Geweest woont, dan is het standpunt niet van toepassing. Daarbij moet men wel rekening houden dat men kijkt naar de plaats waarbij de erflater het langst heeft gewoond gedurende vijf jaar voor zijn overlijden. Het zal dan ook niet verbazen dat dit standpunt ertoe kan zetten om een verhuis naar een ander Gewest of naar het buitenland te overwegen.
CAZIMIR,
11 april 2016.
0 reacties