Pervertering van de rede cover

1 jun 2025 | Column

Pervertering van de rede
  • Prof. dr. Frank Fleerackers promoveerde aan de Harvard Law School tot Master of Laws. Hij is universiteitshoogleraar aan de Leuvense Faculteit Rechtsgeleerdheid, waar hij rechtsdenken en juridische grondslagen doceert. Daarnaast verkreeg hij visiting positions aan Europese en Amerikaanse universiteiten, waaronder Harvard en MIT. Als decaan en advocaat werd hij in 2008 benoemd tot de HRJ. Hij publiceerde meer dan twintig boeken, waaronder recent ‘La Peau du Juge. Exercer le jugement’, ‘Le Droit du Philosophe. Définir le jugement’, en ‘The Rearguard of Subjectivity. On Legal Semiotics’ in 2023.

Recente vacatures

Notarieel jurist
Burgerlijk recht Erfrecht Vastgoed Vermogensrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Burgerlijk recht Fiscaal recht Ondernemingsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Redacteur
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Fleer op één. In Fleer op één reflecteert elke eerste van de maand een gerenommeerd rechtsdenker over justitie in België en daarbuiten. Prof. dr. Frank Fleerackers, hoogleraar Rechtsdenken aan de KULeuven, verwoordt verbatim het recht van de filosoof. Deze maand over de quid iuris-problematiek.

Pervertering van de rede


In zijn Kritik der reinen Vernunft schrijft Immanuel Kant: “Die Rechtslehrer, wenn sie von Befugnissen und Anmaßungen reden, unterscheiden in einem Rechtshandel die Frage über das, was Rechtens ist (quid iuris), von der, die die Tatsache angeht (quid facti), und indem sie von beiden Beweis fordern, so nennen sie den erstern, der die Befugnis, oder auch den Rechtsanspruch dartun soll, die Deduktion.”[1]

Dit onderscheid tussen quid iuris en quid facti is niet enkel voor de fundamentele wijsbegeerte cruciaal. Ook in de rechtsfilosofie staan feitenkwestie en rechtsvraag vaak diametraal tegenover elkaar. De rechtsvraag betreft hier met name de vraag naar de grond waaraan geldigheid wordt ontleend. Maar wat is die grond van recht? Naast rechtszekerheid of juridische coherentie kan de zoektocht naar de grondslagen van het recht nog steeds als hoofdthema van de actuele rechtstheorie aangemerkt worden. Het is de queeste naar legitimatie en validiteit, waarmee ook de socioloog en de ethicus zich onledig houden wanneer ze het recht analyseren. En terecht. Immers, indien het recht niet (of nooit) kan bogen op de affectieve kracht van een gemeenschappelijke overtuiging, een gedeelde religie of een unaniem verinnerlijkte moraal, dan staat de vraag naar de eigen fundering van het recht centraal in elke studie die de werking van dat recht voor ogen heeft. Vooralsnog werd het antwoord op de vraag gezocht in de richting van de menselijke rede als logos, hetzij ter onderkenning van een diepere moraal, hetzij ter verwerkelijking van onderlinge communicatie.

Doch steevast is die rede gericht op de overbrugging van menselijke individualiteit met het oog op de aanvaarding van gezamenlijke waar(he)den. Dat dit gerationaliseerd gebruik van de rede noodzakelijk faalt, betwijfelt geen ziel. Hierbij volstaat als aanname dat dergelijke rede slechts een pervertering van het Verlichtingsdenken vertegenwoordigt, vervormd doorheen een eeuw positivisme, waarin het recht zich eerst emancipatorisch en nadien zelfgenoegzaam heeft gewenteld. In een maatschappelijke werkelijkheid van differentie en dynamiek heeft deze rede veeleer een reducerend en verlammend effect op de werking van het recht gehad. Vandaar de nood aan een interactieve en affectieve rede om dat recht in de actuele samenleving te funderen.

Met quid iuris stelt de rechtswetenschapper dus vooral de vraag naar juridische effectiviteit, niet enkel met betrekking tot de grond en het fundament van recht, maar ook inzake de nood aan cohesie en coherentie, die ongetwijfeld door menigeen wordt beleden. Deze belijdenis is als overtuiging niet ongevaarlijk. Coherent recht lijkt alleszins een nobel streefdoel, waar eenieder het vanzelfsprekend acht dat gelijke gevallen door het recht op gelijke wijze behandeld worden.

In de eenvoud van dit streven schuilt echter niet enkel een onmogelijkheid, doch bovenal een hachelijke onderneming, die de werkelijkheid geweld aandoet. Deze werkelijkheid is niet coherent, in zoverre gevallen haast per definitie ongelijk en dus verschillend zijn. Meer nog, net wanneer de gelijkenis aannemelijk lijkt, is het gevaar op vervormende vergelijking het hoogst en zou, met andere woorden, vooral gezocht moeten worden naar kleine, onzichtbare discrepanties, die het resultaat van de juridische analyse sterker beïnvloeden dan brede analogieën of structurele gelijkvormigheid. De onoverbrugbare kloof tussen coherentie en geval kan niet door performatieve vergelijking of gelijkmaking aan de casus opgelegd worden.

Enkel een bijsturing van de juridische attitude, die de jurist belichaamt in zijn juridisch handelen, met het oog op een waarachtige registratie van elke casus, differentieel en dynamisch, biedt een uitweg voor de quid iuris-problematiek.

Het recht zou overigens weinig soelaas halen uit dergelijke rationalisering. Enkel een bijsturing van de juridische attitude, die de jurist belichaamt in zijn juridisch handelen, met het oog op een waarachtige registratie van elke casus, differentieel en dynamisch, biedt een uitweg voor de quid iuris-problematiek. Enkel het leren omgaan met wat nieuw is, wat anders is, wat veranderlijk is, zodat de jurist ten volle de uniciteit en complexiteit van de casus ervaart, zal hem of haar toelaten de effectiviteit van het recht te gronden in een zo intrinsiek mogelijke aansluiting bij de werkelijkheid, evenwel niet performatief geponeerd, doch interactief gerealiseerd in die werkelijkheid zelf.

Frank Fleerackers

Lees hier meer reflecties van professor Fleerackers.


Voetnoten

[1] Kant, I., Kritik der reinen Vernunft 1, Werkausgabe Band III, Suhrkamp, Frankfurt, 1968, p. 125.

  • Prof. dr. Frank Fleerackers promoveerde aan de Harvard Law School tot Master of Laws. Hij is universiteitshoogleraar aan de Leuvense Faculteit Rechtsgeleerdheid, waar hij rechtsdenken en juridische grondslagen doceert. Daarnaast verkreeg hij visiting positions aan Europese en Amerikaanse universiteiten, waaronder Harvard en MIT. Als decaan en advocaat werd hij in 2008 benoemd tot de HRJ. Hij publiceerde meer dan twintig boeken, waaronder recent ‘La Peau du Juge. Exercer le jugement’, ‘Le Droit du Philosophe. Définir le jugement’, en ‘The Rearguard of Subjectivity. On Legal Semiotics’ in 2023.

Recente vacatures

Notarieel jurist
Burgerlijk recht Erfrecht Vastgoed Vermogensrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Burgerlijk recht Fiscaal recht Ondernemingsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Redacteur
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.