15 apr 2020 | Tax & Private equity

Zeeschepen in douane en btw: gelijkaardige begrippen met een verschillende betekenis

Door Tiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 15/04/2020 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

In een arrest van 11 maart 2020 heeft het Hof van Justitie het begrip “zeeschepen” uitgelegd met het oog op de tariefindeling ervan bij invoer.1 Het ontwerp en de bouw van het schip, en niet het gebruik dat ervan wordt gemaakt, bepaalt of er sprake is van een zeeschip. Daarnaast kan enkel een schip dat, ook in moeilijke weersomstandigheden, waar dan ook op zee kan varen, worden aangemerkt als zeeschip. Deze invulling van het begrip “zeeschepen” verschilt van het gelijkaardige begrip inzake btw (“schepen voor de vaart op volle zee”).

 

“Zeeschepen” en “andere schepen”

De Gecombineerde Nomenclatuur (GN) maakt in Hoofdstuk 89 (“Passagiersschepen, rondvaartboten, veerboten, vrachtschepen, aken en dergelijke schepen voor het vervoer van personen of van goederen”) een onderscheid tussen “zeeschepen” enerzijds en “andere schepen” anderzijds.

Het tarief van invoerrechten verschilt naar gelang de indeling van het schip als zeeschip (0 %), dan wel als een ander schip (doorgaans 1,7 %). Op de waarde van een schip kan dat tellen.

Op grond van aanvullende aantekening 1 op GN-hoofdstuk 89 moeten schepen die ontworpen en gebouwd zijn voor “de vaart in volle zee” – in het algemeen – worden aangemerkt als “zeeschip”.

Het is dan ook weinig verwonderlijk dat het Hof van Justitie oordeelde dat de kwalificatie van een schip als zeeschip in de eerste plaats afhankelijk is van het ontwerp en de bouw van het schip, en niet van het effectief gebruik dat van het schip wordt gemaakt. Met andere woorden, een schip dat ontworpen en gebouwd is voor “de vaart in volle zee” is een zeeschip, zonder dat het daarbij relevant is of het al dan niet daadwerkelijk wordt gebruikt bij “de vaart in volle zee”.

De invulling van het begrip “de vaart in volle zee” was voor het Hof van Justitie minder evident onder meer omwille van uiteenlopende taalversies van de aangehaalde aanvullende aantekening 1 op GN-hoofdstuk 89.

Ondanks de verschillende taalversies oordeelde het Hof van Justitie dat een schip – voor de tariefindeling ervan bij invoer – slechts een zeeschip is op voorwaarde dat het schip, ook in moeilijke weersomstandigheden, (overal) in volle zee kan varen. Met andere woorden, schepen die ten gevolge van eigenschappen inherent aan het ontwerp en de bouw ervan, in moeilijke weersomstandigheden, enkel in een bepaalde zone langs de kustlijn kunnen varen, zijn voor de tariefindeling bij de invoer ervan geen zeeschepen.

Zeeschepen en btw-wetgeving

Opgemerkt dient te worden dat het begrip “zeeschepen” voor de tariefindeling ervan bij de invoer, niet overeenkomt met het gelijkaardige begrip in de btw-wetgeving.

De punten a), c) en d) van artikel 148 van de btw-Richtlijn (Richtlijn 2006/112/EG) voorzien in een btw-vrijstelling voor de levering van goederen en bepaalde diensten bestemd voor (de bevoorrading van) schepen voor “de vaart op volle zee”. De bepaling werd in het Belgisch recht omgezet in artikel 42, § 1, eerste lid WBTW.

De circulaire 2018/C/20 d.d. 12 februari 2018 en de circulaire 2019/C/44 d.d. 29 maart 2019 geven een concrete invulling aan het begrip schepen voor “de vaart in volle zee” in de Belgische btw-wetgeving. Schepen worden – voor btw-doeleinden – aangemerkt als voor “de vaart op volle zee” wanneer zij voor ten minste 70 % worden gebruikt buiten de territoriale wateren van België.2 De 70 %-drempel kan worden berekend op basis van het aantal trajecten, de afgelegde afstand of de vaartijd.

In tegenstelling tot wat geldt inzake douane, moet voor de kwalificatie van een zeeschip voor btw-doeleinden in België dan ook worden uitgegaan van het werkelijk gebruik van het schip, en niet van de bouw of het ontwerp ervan. Daarenboven volstaat inzake btw het gebruik van het schip buiten de territoriale wateren van België om te kunnen spreken van een zeeschip, zonder dat is vereist dat het schip, ook in moeilijke weersomstandigheden, (overal) in volle zee kan varen.

Marktoperatoren dienen met de verschillende invulling van het begrip “zeeschepen” rekening te houden. Een expert kan u hierbij in detail assisteren, zowel op vlak van douane als op vlak van btw.

 

Jurgen Gevers – Counsel Tiberghien Advocaten

Ward Lietaert – Associate Tiberghien Advocaten

Lees hier meer van deze auteur!

***

referenties:

1 HvJ 11 maart 2020, zaak C-192/19, Rensen Shipbuilding.

2 Schepen die voorzien zijn van een IMO-nummer, afgeleverd onder de voorwaarden van de International Maritime Organization, wordt geacht te voldoen aan deze voorwaarde.

 

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.