Wanneer is iemand niet langer handelingsbekwaam? Cognitieve testen bij ouderen cover

7 mei 2025 | Civil Law & Litigation

Wanneer is iemand niet langer handelingsbekwaam? Cognitieve testen bij ouderen
  • Liesbet De Coninck is sinds 1 september 2006 werkzaam als advocaat bij het kantoor Dumon, Sablon & Vanheeswijck. Zij houdt zich bezig met vermogensplanning en algemene fiscaliteit. Zij is auteur/editor van het Wetboek Fiscolex Inkomstenbelastingen, is redactielid van het tijdschrift Fiscale Koerier en schrijft op regelmatige basis artikels voor juridische tijdschriften.

Recente vacatures

Advocaat
Fiscaal recht Ondernemingsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Notarieel jurist
Burgerlijk recht Fiscaal recht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Redacteur
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Naarmate mensen ouder worden, wordt soms in twijfel getrokken in hoeverre zij nog zelfstandig beslissingen kunnen nemen over hun persoon en vermogen. In die context worden cognitieve testen, zoals de MMSE-test, regelmatig gebruikt om de handelingsbekwaamheid van ouderen te beoordelen. Maar hoe betrouwbaar en doorslaggevend zijn zulke testen bijvoorbeeld bij het opleggen van een gerechtelijke bescherming als het bewind? Aan de hand van een waargebeurd verhaal werpt dit artikel een kritische blik op de rol en interpretatie van cognitieve testen in de praktijk.

De casus van een kinderloze oude dame

Een kinderloze dame van 86 jaar oud – van buitenlandse origine en welstellend – maakt thuis een val en breekt daarbij haar heup. Na een ziekenhuisopname gaat zij voor verdere revalidatie in ‘kort verblijf’ naar een luxueus woonzorgcentrum. Wanneer de dame zich voldoende hersteld voelt en terug naar huis wil keren, vertelt de directrice van het woonzorgcentrum haar dat ze het centrum niet zal verlaten. Aan de dame wordt meegedeeld dat aan de vrederechter werd gevraagd om een bewindvoerder aan te stellen.

Een huisarts, aangesteld door het woonzorgcentrum, had eerder een cognitieve test afgenomen, met name een ‘Mini-Mental State Examination’ (MMSE-test), waarop de dame een score van 20 à 21 op 30 behaalde. Volgens de huisarts wees deze score op een “lichte cognitieve stoornis met desoriëntatie in de tijd en geheugenverlies”.

Op basis van de uitslag van de MMSE-test levert de huisarts een medisch attest af, waarmee het woonzorgcentrum een verzoek tot bewindvoering kon indienen. De vrederechter stelt vervolgens effectief een advocaat aan als bewindvoerder over de goederen van de dame.

De dame laat het hier niet bij en tekent via haar eigen advocaat hoger beroep aan tegen het vonnis van de vrederechter.

In een tussenvonnis stelt de rechtbank een psychiater aan als gerechtelijk expert.[1]De rechtbank benadrukt in haar opdracht aan de deskundige dat de hoge leeftijd van een persoon op zich geen vermoeden van mentaal onvermogen inhoudt. Zij stelt:

“Zo kan een goed georganiseerde honderdjarige volledig bekwaam zijn om beslissingen te nemen over zijn goederen of over zijn persoon. Een verminderd geheugen bij een negentigjarige betekent niet noodzakelijk dat de persoon in kwestie niet in staat is zijn goederen te beheren. Alleen dementie die het vermogen van de oudere om zijn of haar goederen of persoon te beheren vermindert of uitschakelt, kan in overweging worden genomen. Omstandig geheugenverlies of een aanhoudend gebrek aan interesse in financiële en eigendomskwesties, of een verslapping van de aandacht die nodig is om een vermogen te beheren, kunnen de toepassing van de wet rechtvaardigen. In geval van twijfel is evenwel een restrictieve interpretatie vereist.”[2]

De deskundige neemt in het kader van zijn gerechtelijke opdracht opnieuw de MMSE-test af. Ditmaal behaalt de dame een score van 23 op 30. In zijn verslag stelt de deskundige dat de dame een ‘matige cognitieve stoornis’ vertoont, te wijten aan haar leeftijd. Volgens de deskundige vertoont zij echter geen tekenen van zware dementie, zoals Alzheimer, en kan zij – met hulp van haar omgeving – zelf beslissingen nemen over haar goederen.

De rechtbank volgt het oordeel van de deskundige en maakt een einde aan het eerder uitgesproken bewind.[3] Inmiddels is de dame huiswaarts gekeerd en heeft zij opnieuw de touwtjes over haar vermogen en persoon in handen.

Reflectie over cognitieve testen

Bovenstaande casus roept de vraag op hoe om te gaan met cognitieve testen, zoals de MMSE-test, wanneer deze een licht afwijkend resultaat opleveren. Algemeen wordt aangenomen dat een score tussen 24 en 30 ‘normaal’ is. Een score tussen 0 en 18 wijst op een gemiddelde tot ernstige cognitieve stoornis. Minder duidelijk is welke interpretatie moet worden gegeven aan resultaten in de grijze zone van ‘milde’ of ‘lichte’ achteruitgang, met scores tussen 19 en 23 op 30.

Een gerechtelijke bescherming is sowieso een vrij ingrijpende maatregel, waarmee niet lichtzinnig mag worden omgesprongen. Bij oudere personen komt een lichte cognitieve achteruitgang vaker voor. Daarom is de nodige omzichtigheid geboden:

“Vertraging in het reactievermogen, verstrooidheid en geheugenproblemen zijn normale ouderdomsverschijnselen die de toepassing van de wet geenszins kunnen verantwoorden, daar ze niet leiden tot de onmogelijkheid om de goederen te beheren. Hoge leeftijd op zich kan nooit het bewind verantwoorden; er moet steeds worden aangetoond dat de hoge leeftijd dermate de lichamelijke en geestelijke vermogens heeft aangetast dat de voor het vermogensbeheer noodzakelijke geschiktheid ontbreekt.”[4]

Als basisprincipe geldt dat een gerechtelijke beschermingsmaatregel steeds in overeenstemming moet zijn met het noodzakelijkheidsbeginsel, waarbij bekwaamheid de regel blijft en onbekwaamheid de uitzondering.[5]

Cognitieve testen zoals de MMSE-test zijn slechts een graadmeter. Er wordt vaak ook rekening gehouden met andere elementen (zoals medische vaststellingen, steun uit de omgeving, hulp die geboden kan worden, enz.) om te beoordelen of een persoon nog bekwaam is zijn goederen en/of persoon zelf te beheren. De vrederechter beschikt over ruime beoordelingsvrijheid, er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor een bewind ‘op maat’ voor bepaalde handelingen of een bijstandsregeling.

In de praktijk worden cognitieve testen ook vaak gebruikt om aan te tonen dat iemand op het moment van het opstellen van een testament of bij een schenking al dan niet gezond van geest was. De waarde van zo’n test wordt geval per geval beoordeeld. Zo werd door hoven en rechtbanken reeds beslist dat:

  • De MMSE-test een algemeen karakter heeft en op basis daarvan geen diagnose van dementie kan worden gesteld.[6]
  • De MMSE-test slechts een momentopname vormt en dat herhaalde testen een (aan)leereffect kunnen vertonen.[7]
  • Een slechte MMSE-score wel een vermoeden van handelingsonbekwaamheid kan doen ontstaan.[8]

In ieder geval kan het bij bepaalde rechtshandelingen, zoals het opstellen van een testament of het doen van een schenking, geen kwaad om een medisch verslag van een uitgevoerde MMSE-test achter de hand te houden. Zo kan worden aangetoond dat de betrokkene op dat moment cognitief goed scoorde.

Het belang van een zorgvolmacht

Het voorgaande verhaal benadrukt nogmaals het belang van het tijdig opstellen van een zorgvolmacht. Bij een opname in een ziekenhuis of woonzorgcentrum op hogere leeftijd riskeert men immers de controle over zijn vermogen en/of persoon te verliezen. Wanneer een arts bij het afnemen van een MMSE-test (of een variant daarop) vaststelt dat de score lager is dan de norm (doorgaans 24 op 30), kan dit worden aangegrepen om een bewindvoering te vragen. Het beheer kan door een vrederechter worden toevertrouwd aan een onbekende derde (meestal een advocaat).

Door tijdig een zorgvolmacht op te stellen, behoudt men zelf de regie.

Liesbet De Coninckadvocaat Dumon, Sablon & Vanheeswijck


Voetnoten

[1] Rb. Waals-Brabant, 15 februari 2024, nr. 23/1903/A, niet gepubliceerd.

[2] Vrije vertaling, geciteerd uit T. DELAHAYE, “La protection judiciaire et extrajudiciaire des majeurs en difficulté”, Larcier, 2016, 68 met o.a. verwijzing naar Rb. Leuven 18 februari 2005, RABG 2006, 1205.

[3] Rb. Waals-Brabant, 17 oktober 2024, nr. 23/1903/A, Not.Fisc.M. 2024, afl. 10, 355.

[4] K. ROTTHIER, T. WUYTS, E. VAN DEN EEDE en J. BOGAERT, Handboek bescherming wilsonbekwamen. Zorgvolmacht en bewind na de wet van 21 december 2018, Wolters Kluwer Belgium, 2020, 18, geciteerd uit F. SWENNEN, Het statuut van geestesgestoorden, nr. 356, 162–163.

[5] T. DELAHAYE, l.c., punt 71, 61; V. BERTOUILLE, K. ROTTHIER en E. VAN DEN EEDE, Onbekwaamheid en bescherming, Kluwer, bijgewerkt tot 1 juni 2014, punt 44, 26–27 en punt 45, 29.

[6] Antwerpen 28 november 2023, nr. 2021/FA/403, TBBR 2025/2, 153–159.

[7] Gent 20 juni 2019, RW 2022–2023, afl. 10, 387.

[8] Bergen 16 januari 2023, Rev.not.b. 2024, afl. 3194, 555 en Rb. Waals-Brabant 13 februari 2023, RPP 2023, afl. 3, 315.

  • Liesbet De Coninck is sinds 1 september 2006 werkzaam als advocaat bij het kantoor Dumon, Sablon & Vanheeswijck. Zij houdt zich bezig met vermogensplanning en algemene fiscaliteit. Zij is auteur/editor van het Wetboek Fiscolex Inkomstenbelastingen, is redactielid van het tijdschrift Fiscale Koerier en schrijft op regelmatige basis artikels voor juridische tijdschriften.

Recente vacatures

Advocaat
Fiscaal recht Ondernemingsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Notarieel jurist
Burgerlijk recht Fiscaal recht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Redacteur
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.