10 okt 2017 | Advocaten, Notarissen

Vorder uw teveel betaalde belasting op Franse dividenden terug!

Door Cazimir

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 10/10/2017 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Het Hof van Cassatie heeft op 16 juni 2017 een arrest geveld over de dubbele belasting op Franse dividenden van Belgische belastingplichtigen. Voor het eerst sinds 1988 – op enkele pyrrusoverwinningen na – lijkt de belastingplichtige aan het langste eind te trekken. De vraag hierbij is of het arrest enkel gevolgen heeft in de specifieke relatie tussen Frankrijk en België, of dat het ook een impact heeft op de wereldwijde beleggingen van Belgen.

I. Feiten en voorafgaanden

De zaak die aanleiding gaf tot het arrest betrof Belgische inwoners, natuurlijke personen, die ongeveer 3 mio EUR aan dividenden van een Franse vennootschap ontvingen. Hierop werd eerst 15% Franse bronheffing ingehouden.(1) Vervolgens werd op het netto dividend, zijnde na aftrek van de Franse bronheffing, nog eens 25% Belgische personenbelasting betaald.(2) De belastingplichtige wilde echter een daadwerkelijke verrekening van de Franse bronheffing.

Aftrek Verrekening
Bronheffing Frankrijk 100 * 15% = 15 100 * 15% = 15
Belgische belasting ( 100 – 15 ) * 25% = 21,25 100 * 25% – 15 = 10
Totaal 15 + 21,25 = 36,25 15 + 10 = 25

Hiervoor beroept de belastingplichtige zich op artikel 19, A, 1), tweede lid DBV. Deze bepaling voorziet inderdaad in een verrekening van Franse bronheffing op dividenden, maar enkel “met een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting dat onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden aftrekbaar is”.

Op het moment van ondertekening van het DBV kon het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting (‘FBB’) ruim worden toegepast. Sinds de wet van 7 december 1988 echter vallen natuurlijke personen die de betreffende aandelen niet voor het uitoefenen van hun beroepswerkzaamheid in België gebruiken buiten het toepassingsgebied.(3) Hierdoor zijn particuliere beleggers dus de facto steeds uitgesloten van de verrekening.

In het verleden had het Hof reeds geoordeeld dat, aangezien de verrekening in het dubbelbelastingverdrag gekoppeld was aan de interne voorwaarden van het FBB, er geen schending was indien er geen verrekening werd toegestaan ingevolge de Belgische wijzigingen aan deze voorwaarden.(4)

II. Argumentatie en uitspraak

De belastingplichtige werpt twee argumenten op voor het Hof.

In de eerste plaats beroept zij zich op de laatste zinsnede van artikel 19, A, 1), tweede lid DBV, die voorziet in een ‘minimum verrekenbaar bedrag’:

“Voor de in vorenstaand lid bedoelde inkomsten en opbrengsten, die door andere verblijfhouders van België worden verkregen, alsmede voor de inkomsten en opbrengsten uit roerende kapitalen, die onder het in artikel 16, paragraaf 1, omschreven regime ressorteren en die in Frankrijk de inhouding bij de bron werkelijk hebben ondergaan, wordt de belasting in België verschuldigd op hun bedrag netto van Franse inhouding, verminderd, eensdeels, met de tegen het gewone tarief geïnde roerende voorheffing en, anderdeels, met een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting dat onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden aftrekbaar is, zonder dat bedoeld gedeelte minder dan 15% van het evenvermelde nettobedrag mag belopen.”

Hoewel België de voorwaarden voor het FBB in haar interne wetgeving kan wijzigen, kan zij volgens de belastingplichtige niet afdoen aan een minimum verrekenbaar bedrag van 15%, aangezien internationaal recht primeert op nationaal recht.

Daarnaast voert de belastingplichtige aan dat de weigering van de verrekening van buitenlandse bronheffing zorgt voor een discriminatie, aangezien zij op dezelfde manier behandeld worden als de andere Belgische particuliere beleggers, terwijl ze zich in een verschillende situatie bevinden. Zulke discriminatie is strijdig met het vrij verkeer van kapitaal onder artikel 63 VWEU.

Het Hof van Cassatie oordeelt nu in haar (beknopt) arrest van 16 juni dat het niet toestaan van de verrekening een schending van het DBV inhoudt:

De appelrechters die oordelen dat de afschaffing … van de verrekening van het FBB voor natuurlijke personen … tot gevolg heeft dat er geen belastingvermindering meer bestaat bij wijze van verrekening van de FBB, schenden artikel 19.A.1, tweede lid, van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag.

III. Gevolgen

Belgische natuurlijke personen die dividenden ontvangen uit Franse vennootschappen zullen dus een verrekening kunnen krijgen voor de 15% Franse bronheffing. Er kan tot vijf jaar worden teruggegaan om in het verleden teveel ingehouden roerende voorheffing terug te vorderen.(5)

Hierbij moet ook de vraag worden gesteld in welke mate het arrest ook gevolgen kan hebben voor dividenden uit andere landen. Dit hangt af van de motivatie achter het arrest, die niet wordt weergegeven door het Hof.

Indien het arrest enkel is gestoeld op het specifieke ‘minimum verrekenbaar bedrag’ in het DBV met Frankrijk, is de internationale relevantie o.i. beperkt. België heeft immers slechts in een beperkt aantal verdragen een gelijkaardige bewoording opgenomen.

Hierbij kan o.a. worden gedacht aan de verdragen met:

  • Australië (artikel 24, §2, b), 3): “met dien verstande dat dit tarief niet lager is dan het tarief van de belasting die in Australië … mag worden geheven”;
  • Israël (artikel 23, §1, a), iii): “maar mag niet lager zijn dan 15 ten honderd van het brutobedrag van de hierboven bedoelde inkomsten”;
  • Italië (artikel 23, §1, 2°): “mag echter niet lager zijn dan het tarief van de belasting die in Italië … werd geheven”.

Voor de meeste andere landen kan deze argumentatie niet worden ingeroepen. De belastingplichtige zou zich in deze gevallen wél op het argument inzake discriminatie kunnen beroepen. Uit het arrest blijkt echter niet dat het Hof ook hiermee instemt.

Gelet op het verzoek van de belastingplichtige om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie, en de rechtspraak van dit Hof in het verleden, lijkt ons dat deze vraag momenteel nog negatief moet worden beantwoord.(6)

IV. Conclusie

Het arrest van 16 juni 2017 is een belangrijke stap voor de Belgische particuliere belegger in de strijd tegen de dubbele belasting op buitenlandse dividendinkomsten.

Specifiek met betrekking tot Frankrijk, maar mogelijk ook enkele andere landen, zal er in de toekomst een lager Belgisch belastingtarief moeten worden toegepast. De in het verleden teveel betaalde roerende voorheffing kan ook tot vijf jaar terug worden teruggevorderd. Hier kunnen wij u in bijstaan.

Voor de meeste andere landen blijft de dubbele belasting voorlopig nog bestaan. Belgische particuliere beleggers met bijvoorbeeld Amerikaanse of Nederlandse aandelen zullen op heden dus een globaal tarief van maar liefst 40,5% op de dividenden moeten blijven ondergaan…

Cazimir Advocaten

Voor meer artikels van deze auteur, klik hier.

Voetnoten
(1) Op basis van artikel 15, §2, b) van de Overeenkomst tussen België en Frankrijk van 10 maart 1964 tot voorkoming van dubbel belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen (‘DBV’).

(2) De betwisting betreft inkomsten van 2006 en 2007. Sinds 1 januari 2017 bedraagt dit tarief 30%.

(3) Artikel 285 WIB. Latere wijzigingen hebben de toepassing van de verrekening nog verder vernauwd.

(4) Cass. 15 maart 2013, F.11.0137.N; Cass. 22 januari 2010, F.08.0100.F; Cass. 16 juni 2000, F.98.0029.N.

(5) Artikel 368 WIB: Bij gebrek aan een kennisgeving van de inning van de bedrijfsvoorheffing en de roerende voorheffing op een andere wijze dan per kohier, verjaart de aanvraag tot terugbetaling van deze voorheffingen die ten onrechte in de Schatkist werden gestort, na vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar waarin deze voorheffingen gestort zijn geweest.

(6) HvJ 16 juli 2009 (C‑128/08 – “Damseaux”); HvJ 14 november 2006 (C-513/04 – “Kerckhaert-Morres”).

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.