Het UBO-register, dat voor vennootschappen, VZW’s en stichtingen bijhoudt wie hun economisch begunstigde is, zal binnenkort wellicht niet langer door zomaar iedereen kunnen worden geraadpleegd. Het Europese Hof van Justitie besliste op 22 november jl. immers dat dergelijke ongebreidelde toegang tot het register strijdig is met het recht op privacy van de betrokken personen.
Het UBO-register werd enkele jaren terug door de EU in het leven geroepen in het kader van de strijd tegen witwassen en financiering van terrorisme. De achterliggende idee was dat middels de invoering van een verplichting voor onder meer vennootschappen, VZW’s en stichtingen om aan te duiden wie rechtstreeks of onrechtstreeks de uiteindelijke begunstigde (‘de Ultimate Beneficial Owner’) is, het moeilijker werd voor criminelen om via allerlei constructies hun identiteit en activiteiten te verbergen.
Aanvankelijk was het register toegankelijk voor (i) de lidstaten zelf in het kader van hun taak om witwas te bestrijden, (ii) de actoren uit de privésector die onder de antiwitwaswetgeving verplicht zijn een cliëntenonderzoek uit te voeren en (iii) iedereen die kon aantonen dat hij een legitiem belang had om het register te raadplegen. Deze laatste categorie kreeg evenwel maar beperkte toegang, in die mate dat zij slechts de identiteit en de omvang van de deelneming van de betrokken persoon te zien kreeg.
De discussie voor het Hof van Justitie speelt zich af op het vlak van de derde categorie van toegang tot het register. Immers bleek dat het begrip ‘legitiem belang’ erg uiteenlopend werd geïnterpreteerd in de verschillende Europese Lidstaten, waardoor de efficiëntie van het systeem varieerde naargelang de lidstaat van vestiging van de vennootschap, VZW of stichting. Om die reden werd er in 2018 op Europees niveau voor geopteerd om de vereiste van het legitieme belang te schrappen en aldus iedereen (weliswaar beperkt) toegang tot het UBO-register te geven. In België was dat sinds midden 2021 overigens kosteloos.
Onevenredig risico
Een aantal UBO’s waren niet gesteld met die ietwat ongenuanceerde wijziging die de EU in de UBO-wetgeving heeft aangebracht. Een Luxemburgse natuurlijke persoon, waarvan de identiteit in het Luxemburgse UBO-register publiek werd gemaakt, beargumenteerde voor het Hof dat zijn tewerkstelling vereiste dat hij vaak in landen met politieke instabiliteit moest werken. Als zijn identiteit zomaar raadpleegbaar zou zijn, zou hij een onevenredig risico op afpersing, kidnapping, verminking of zelfs dood lopen. Een andere Luxemburgse uiteindelijk begunstigde beargumenteerde dat de inmenging op zijn privéleven niet evenredig was met het doel van de antiwitwaswetgeving, aangezien particulieren die niet belast zijn met de strijd tegen witwas geen nood hebben aan toegang tot zijn identiteit of economische belangen.
Zware inmenging
Het Hof gaf deze twee partijen gelijk door het recht op privacy en privéleven te laten primeren op de strijd tegen witwas. Door zomaar iedereen toegang te geven tot vrije raadpleging van persoonsgegevens die onder de GDPR vallen, zonder dat daarbij enige vooruitgang wordt geboekt in de strijd tegen witwassen, houdt de UBO-registratie een zware inmenging in het privéleven van de UBO’s in. Het Hof stelt verder dat deze inmenging onevenredig is. De discrepanties in de toepassing van het concept ‘legitiem belang’ zouden immers opgelost kunnen worden door op Europees niveau een uniforme definitie van dat begrip in te voeren. Het Hof verwijt de EU dus zich te gemakkelijk van het probleem af te hebben gedaan en het kind met het badwater weggegooid te hebben.
Het is nu afwachten op welke manier de wetgeving inzake de UBO-registratie zal wijzigen. Wij menen dat het waarschijnlijk is dat de EU zal opteren voor een uniforme definitie van een ‘legitiem belang’.
0 reacties