Het Grondwettelijk Hof is van oordeel dat bouwprojecten die uitgaan van lokale besturen, en die een wezenlijke impact op het milieu kunnen hebben, niet langer door die besturen zélf beoordeeld mogen worden. Hierdoor worden niet alleen lopende en toekomstige bouwprojecten op de helling gezet, maar het brengt ook reeds verleende vergunningen in gevaar.

Bouwprojecten getoetst op milieu-impact
In Vlaanderen worden bouwprojecten getoetst op hun milieugevolgen. In heel wat gevallen zal een bouwaanvraag dan ook door de aanvrager moeten voorzien worden van een nota die deze gevolgen in kaart brengt (project-MER-screeningsnota). Deze nota bepaalt meteen ook of een zogenaamd milieueffectrapport (MER) nodig is, zijnde een uitgebreid deskundig rapport over de milieugevolgen. Het is in eerste instantie de gemeentelijke of provinciale omgevingsambtenaar die deze screening beoordeelt, en die dus beslist of een bouwaanvraag al dan niet moet voorzien worden van zo’n screeningsnota of MER.
Dikwijls zal dit voor grotere bouw- of infrastructuurprojecten weliswaar het geval zijn. Lange tijd werd ervan uitgegaan dat wanneer een bouwaanvraag voorzien wordt van een MER, en die aanvraag uitgaat van een lokaal bestuur, datzelfde bestuur hierover niet mag oordelen (aldus artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet). In dat geval moet een hogere overheid de beslissing nemen: voor gemeentelijke projecten is dat de deputatie van de provincie, en voor provinciale projecten beslist de Vlaamse Regering.
Recent oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen echter dat een omgevingsambtenaar onvoldoende onafhankelijk is om neutraal te kunnen oordelen bij projecten waarbij het eigen bestuur partij is. Volgens de Raad geldt de regeling uit artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet met andere woorden ook voor aanvragen die alleen voorzien zijn van een project-MER-screeningsnota. Ook die aanvragen dienen dus door een hogere overheid te worden beoordeeld. Hiervoor baseerde de Raad zich onder meer op de Europese MER-richtlijn, die expliciet vereist dat ambtenaren die betrokken zijn bij de beoordeling van milieugevolgen vrij zijn van belangenconflicten en hun taak objectief kunnen uitoefenen – de zgn. ‘no conflict of interest’-regel.
Als reactie op dit arrest van de Raad besloot de Vlaamse Regering om bij (nood)decreet van 19 april 2024 te bepalen dat wanneer een lokaal bestuur zelf een project indient, en de aanvraag louter voorzien wordt van een project-MER-screeningsnota, de beoordeling ervan toch intern kan gebeuren door de lokale omgevingsambtenaar – artikel 5 van dit decreet. Nadat echter ook reeds het Hof van Justitie van de Europese Unie de zienswijze van de Raad voor Vergunningsbetwistingen deelde, bevestigt het Grondwettelijk Hof nu bij arrest van 18 september 2025 dat de regeling uit artikel 5 van het nooddecreet onvoldoende waarborgen biedt voor de vereiste onafhankelijkheid.
Volgens het Hof moet een omgevingsambtenaar daadwerkelijk autonoom kunnen functioneren, wat met name inhoudt dat hij beschikt over eigen administratieve middelen en personeel. Het Grondwettelijk Hof vernietigde dan ook artikel 5. Bijgevolg zijn lokale besturen niet langer bevoegd om te beslissen over hun eigen projecten waarvoor een project-MER-screeningsnota vereist is (wat de bulk uitmaakt van hun projecten). Ook deze zullen voortaan door een hogere overheid moeten beoordeeld worden. Hierbij komen overigens niet alleen de projecten van lokale besturen zélf in het vizier, maar mogelijk ook de projecten die uitgaan van nauw verbonden instanties, zoals bijvoorbeeld de autonome gemeentebedrijven. De impact valt dan ook niet te onderschatten.
De Vlaamse Regering had nog verzocht om de gevolgen van de vernietigde bepaling tijdelijk in stand te houden, uit vrees voor rechtsonzekerheid. Aangezien artikel 5 echter in strijd met het Unierecht werd bevonden, heeft het Hof dit verzoek afgewezen. Wel laat het Hof de deur op een kier: zo wijst het erop dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen in uitzonderlijke gevallen kan beslissen om de rechtsgevolgen van reeds verleende vergunningen tijdelijk te behouden, bijvoorbeeld ter voorkoming van een juridisch vacuüm. Voor al uw verdere vragen of bijstand omtrent het omgevingsrecht kan u terecht bij Andersen in Belgium (team real estate).
Matias Osorio Olivera – Andersen
Deze tekst werd eerder gepubliceerd op de site van Andersen. Deze versie kunt u hier lezen.
0 reacties