De magistraten blijven zich roeren. Wat begon als een stekelige reactie op de pensioenhervormingen die de rechterlijke macht zouden treffen, evolueerde tot een breed ongenoegen over het gebrek aan middelen, aftandse gebouwen en het gevoel niet gewaardeerd te zijn. De minister van Justitie lanceerde daarop een ‘hefboomplan’ met vooral taken voor haar opvolger, gevolgd door een oproep om het budget voor Justitie nu met 1 miljard euro te verhogen (terwijl de begrotingsbesprekingen zich als bijzonder moeizaam aankondigen). Wie dacht dat daarmee het ongenoegen van de magistratuur gekanaliseerd zou zijn, is een illusie armer. De ‘vijf voor 12’-acties komen weer op gang, waarbij de rechters het gebrekkige functioneren van Justitie blijvend onder de aandacht willen brengen.
In het Brusselse Justitiepaleis zijn nog maar eens plafonds ingestort en vangen emmers de lekken op, terwijl in Antwerpen de voorzitter van de ondernemingsrechtbank alarm slaat over de toevloed van spookbedrijven (vaak gelinkt aan criminaliteit) waardoor andere taken ondergesneeuwd raken. Hij vraagt meer personeel. “Het water staat nu aan de rand van de dijk. Als de dijk breekt, maakt dat veel zaken exponentieel moeilijker,” zo verklaarde hij aan De Tijd.
Intussen blijft de goedmenende burger zich steeds opnieuw de vraag stellen of hij Justitie nog kan vertrouwen. We moeten misschien toch ook nu en dan wat chauvinisme – of noem het voluntarisme – aan de dag blijven leggen, zeker als we ons vergelijken met Frankrijk. Daar werd vorige week een gewezen president veroordeeld tot vijf jaar cel. Die veroordeling verdeelde de Franse samenleving. Voor de (linkse) krant Le Monde was het de bevestiging van de goede werking van de democratische rechtsstaat (niemand staat boven de wet, ook een gewezen president niet), terwijl de (rechtse) krant Le Figaro het had over een justitie “en état d’ivresse” die zich op de ruïnes van de democratie bevindt. Het 400 pagina’s tellende vonnis is een splijtzwam met politieke dimensies.
Vorige week zorgde de uitval van minister van Staat Willy Claes in ons land nauwelijks voor een rimpeling. In zijn boek Wat ik nog kwijt wil kwam hij terug op zijn veroordeling in 1998 door het Hof van Cassatie in de Agusta-smeergeldaffaire. Het hoogste rechtscollege zou gehandeld hebben onder druk van de toenmalige paus, omdat Claes te veel wist over de betrokkenheid van het Vaticaan bij wapenleveringen aan Angola. Het werd hem destijds door een “vooraanstaand politicus uit het Witte Huis” telefonisch bevestigd. Het is een oude geschiedenis, maar ook een huiveringwekkend verhaal. Het geloof in de goede werking van de rechtsstaat blijft in ons land nog sterk overeind en het verhaal kreeg weinig aandacht, al hebben sommigen wel een hoogsteigen lezing van die oude gebeurtenissen, zoals opiniemaker Noël Slangen in Het Belang van Limburg (“Slotakkoord van een politieke reus”, HBvL 27 september). Die zou beter het cassatiearrest van toen eens (her)lezen, samen met een boekje Strafrecht voor dummies, alvorens de zaak aan te grijpen om nog eens ten strijde te trekken tegen Justitie.
In ons land blijft er intussen een andere splijtzwam etteren tussen de magistratuur en de advocatuur. De opiniestukken over de advocaat die op bevel van de voorzitter van de correctionele rechtbank door de politie uit de zittingszaal werd verwijderd, maken dat de zaak blijft nazinderen. Twee gepensioneerde magistraten merken op jubel.be terecht op dat “goede verhoudingen en wederzijds respect tussen de advocatuur en de magistratuur noodzakelijk zijn voor een goede rechtsbedeling.” Maar in hetzelfde stuk zeggen ze meteen dat de rechter het laatste woord heeft.
Wanneer de rechter het woord verleent aan het openbaar ministerie, “kan een advocaat die dringend iets wil zeggen of mededelen de voorzitter daarop attent maken. Maar als die voorzitter, zelfs na enig aandringen en zoals in casu na bemiddeling van de stafhouder, bij zijn besluit blijft, dan heeft de betreffende advocaat zich daarbij neer te leggen. Punt uit.” Het is vooral die “punt uit” die sommigen aan de balie stoort. Het is allicht op grond van dat soort “punt uit”-redeneringen dat de Orde van Vlaamse Balies nu wel eens wil weten hoever dit kan gaan en daarom aan de Hoge Raad voor de Justitie zou gevraagd hebben om klaarheid te scheppen. Daar valt iets bij te bedenken. Wanneer mag een rechter een advocaat uit de zittingszaal laten verwijderen en hoeveel respect moeten de actoren voor elkaar hebben? Er zijn querulanten aan de balie en er zijn ook grote ego’s in de magistratuur, maar geen van beiden is geschikt om, los van punctuele incidenten, de essentiële voorwaarden voor een goed proces te bepalen. Misschien moet er wel in alle openheid over die vraag worden gedebatteerd, zonder “punt uit”.
Hugo Lamon
Lees hier meer columns van meester Hugo Lamon over Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties