Het zit al langer niet goed met de “juridische tweedelijnsbijstand” (het vroegere “pro deo”), de door de overheid gesubsidieerde bijstand van een advocaat aan minvermogenden. Iedereen lijkt te klagen: er zijn te veel zaken, de aan de advocaat toegekende vergoedingen zijn te laag en sommige zaken worden over- of ondergewaardeerd, het zou tot overconsumptie aanleiding geven en er wordt ook geklaagd over de kwaliteit van de door de advocaat verstrekte dienstverlening. Het debat wordt ook al snel ideologisch gekleurd, al is iedereen het er wel over eens dat die bijstand belangrijk is en de grondrechten van de burgers raakt.
Bij de plechtige openingszitting van de balie van Antwerpen schuwde vorige week de openingsredenaar het debat – en de controverse – niet. Hij hekelde het gebrek aan kwaliteit van de juridische tweedelijnsbijstand. “De huidige kwaliteitscontrole is te beperkt, de toetsing te marginaal” zo stelde Mr. Bram De Man, die balie moedig opriep om in eigen boezem te kijken. Maar hij had het ook over de financiering ,waarin hij vaststelde dat de juridische tweedelijnsbijstand “een steeds lagere prioriteit wordt bij de ministeries van justitie en financiën, met vaste, zeer beperkte budgetten die jaarlijks meer en meer onder druk komen te staan, vergoedingen die in de meeste gevallen maanden, zo niet jaren na het verrichten van de prestatie worden betaald”. In zijn toespraak hekelde hij ook het voorstel van de minister van justitie (zoals het in zijn justitieplan staat) om een fonds voor de tweedelijnsbijstand op te richten dat zou moeten worden gefinancierd door diegenen die een correctionele straf oplopen. De openingsredenaar voorspelde dat de meeste veroordeelden niet eens in staat zouden zijn om die boete te betalen, omdat ze net onvermogend zijn.
Het lijkt erop dat die kritiek tot bij de minister van justitie was geraakt, want nog geen twee dagen later reageerde hij in een televisieinterview in de “Zevende dag”. De minister erkent dat de huidige € 70 miljoen die de overheid jaarlijks in de juridische tweedelijnsbijstand stopt onvoldoende is. Er is echter geen budgettaire ruimte en daarom wordt nu naar een alternatieve financiering gezocht. Dat hoopt de minister blijkbaar te vinden bij veroordeelden van fiscale fraude of van zij die geld van een bank hebben achterover hebben geslagen of van hen die de concurrentieregels hebben geschonden. De minister voegde er in de geschreven pers later ook netjes aan toe dat ook fraudeurs die niet veroordeeld worden maar hun rechtszaak afkopen via een minnelijke schikking hun bijdrage aan dat fonds zullen moeten leveren. Dat zou dan € 30 miljoen per jaar moeten opleveren.
De advocaten zullen gesponsord worden door fraudeurs en criminelen. Het zou dus voor de advocatuur een goede zaak zijn dat er gigantisch veel gefraudeerd wordt door kapitaalkrachtige gangsters, want enkel zo zou het Pro deo-fonds voldoende kunnen worden gespijsd. Kwade geesten ontwaren misschien een “win-win”-situatie: grote fraudezaken zijn lucratief voor de “topadvocaten”, en worden meteen ook een goede zaak voor al de advocaten die in de juridische tweedelijnsbijstand de menselijke miserie van alledag helpen oplossen. Op die manier wordt het niet een erg hoogstand ethisch debat, maar eerder een machiavellistisch “doel heiligt de middelen”-beleid.
De financieringsproblematiek is overigens niet typisch voor ons land. Op dit ogenblik staken de advocaten in Frankrijk omdat ook daar de regering op zoek is naar bijkomend geld voor de pro-deoadvocatuur. De Franse regering kijkt daarvoor niet naar de gangsters, maar naar de advocaten zelf. Het voorstel om de balies te verplichten een deel van de intresten die zij opstrijken van de derdenrekeningen door te storten naar de overheid om de pro-deowerking te betalen kan daar uiteraard niet op veel enthousiasme rekenen van de balies. Dan toch nog liever het Belgisch voorstel van onze minister om het geld te gaan halen waar het zit… bij de gangsters.
0 reacties