Europese woonstaatheffing verrekenbaar met regularisatieheffingen cover

17 aug 2023 | Tax & Private equity

Europese woonstaatheffing verrekenbaar met regularisatieheffingen

Door Tiberghien

Recente vacatures

Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
> 7 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 17/08/2023 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

De Europese woonstaatheffing is verrekenbaar met de regularisatieheffingen onder EBAbis en EBAter. Dit bevestigt het hof van beroep te Brussel in een arrest van 28 maart 2023[1]. Bijgevolg is de Belgische Staat gehouden tot gedeeltelijke ontheffing van de opgelegde regularisatieheffing, ten belope van de ingehouden Europese woonstaatheffing. De ten onrecht geïnde regularisatieheffing dient dus te worden terugbetaald.

Europese woonstaatheffing: wanneer verrekening en terugbetaling?

De Europese Spaarrichtlijn[2] garandeerde de effectieve belasting van rente-inkomsten die een inwoner in een andere lidstaat (of derde staat) behaalt. Deze effectieve belasting gebeurde overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van de inwoner. De wetgeving inzake de fiscale regularisatie voorzag echter niet in de mogelijkheid om de ingehouden Europese woonstaatheffing te verrekenen met de regularisatieheffing. In tegenstelling tot de wet van 21 juli 2016 (EBAquater), sloot de Programmawet van 27 december 2005 (EBAbis) – zoals gewijzigd door de wet van 11 juli 2013 (EBAter) – de mogelijkheid om de Europese woonstaatheffing te verrekenen niet expliciet uit.

De rechtsleer bekritiseerde dit manco reeds uitvoerig[3]. Dit was tevens het voorwerp van kritiek tijdens de parlementaire voorbereidingen van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie. In het kader van de kwestieuze regularisatie van rente-inkomsten conform de Wet 27 December 2005, zoals gewijzigd door de Wet van 11 juli 2013, werd de ingehouden Europese woonstaatheffing echter niet door het Contactpunt Regularisaties verrekend met de finale regularisatieheffing.

De beroepsrechter kent nu terecht de verrekening van de Europese woonstaatheffing toe. Hetzelfde geldt voor de ontheffing van de regularisatieheffing, met name de terugbetaling van de ‘ten onrechte geïnde regularisatieheffing’. Deze principes zijn van toepassing in zoverre het gaat om de belasting op het roerend inkomen.

Regularisatieheffing: voorwerp van betwisting

De motivatie van het voormelde arrest is meerledig. Allereerst verklaart de rechter de vraag tot terugbetaling van de woonstaatheffing ontvankelijk. Dit volgt uit het gebrek aan een eerder ingesteld administratief beroep tegen aanslagen in de personenbelasting of de regularisatieheffing zelf, noch wegens verjaring. Merk op dat de rechter beaamt dat de regularisatieheffing geen eigenlijke personenbelasting is.

Het feit dat de roerende inkomsten destijds niet werden aangegeven in de aangifte in de personenbelasting, is niet relevant. Dit feit vormde ook meteen de aanleiding voor de fiscale regularisatie. De vordering tot terugbetaling kan bovendien niet onontvankelijk zijn wegens het niet naleven van de bezwaartermijn in artikel 371 WIB92. Het voorwerp van dergelijke terugvordering is immers de regularisatieheffing zelf, en niet de onderliggende aanslagen.

Rechtsgrond in artikel 14 van de Spaarrichtlijn

Verder oordeelt de beroepsrechter dat de verrekenbaarheid van de Europese woonstaatheffing beperkt wordt tot het deel van de regularisatieheffing dat betrekking heeft op de belasting van roerende inkomsten die in de regularisatieaangifte zijn begrepen. De verrekenbaarheid strekt zich dus niet uit tot de in de regularisatieheffing opgelegde boete.

Europese en internrechtelijke rechtsgronden

Concreet haalt de rechter verschillende overwegingen aan ter motivering van zijn beslissing:

  • Uit artikel 14 van de Europese Spaarrichtlijn volgt dat de woonstaatheffing wordt verrekend met de krachtens het nationale recht verschuldigde belasting. Daarnaast is zij ook terugbetaalbaar.
  • Uit artikel 7, § 2 van de Wet van 17 mei 2004 volgt dat de woonstaatheffing verrekenbaar was met de op de inkomsten verschuldigde personenbelasting. Daarnaast is zij ook terugbetaalbaar voor het meerdere. Terecht besluit de rechter tot de verrekenbaarheid en terugbetaalbaarheid van de woonstaatheffing met de verschuldigde personenbelasting (en dit nà aangifte in de personenbelasting).
  • De regularisatieheffing omvat de ‘normaal verschuldigde belasting’ verhoogd met een boete (in de zin van artikel 122, §1 van de Programmawet van 27 december 2005). Derhalve geldt de verrekening van de Europese woonstaatheffing dan ook – terecht – voor de regularisatieheffing. Hierbij kijkt men naar de verwijzing naar het ‘tarief’ en dus de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting.

Argumenten van de Staat verworpen

Verder verwerpt de rechter een reeks argumenten opgeworpen door de Staat. Zo doen de volgende elementen geen afbreuk aan de verplichting tot verrekening (volgend uit de bepaling van het normaal toepasselijke tarief en belastingdruk op roerende inkomsten):

  • Het feit dat de termijnen voor een eventuele controle ingevolge informatie-uitwisseling zijn verstreken.
  • Het feit dat de regularisatieheffing een ‘heffing’ wordt genoemd.
  • Berusten op de vrije wil van het doen van een regularisatieaangifte van de belastingplichtige, alsook dat de ambtenaren belast met de afwikkeling van dergelijke aangiften een beroepsgeheim hebben.

Tevens kan de keuze van de wetgever om een regularisatieaangifte mogelijk te maken niet leiden tot de vaststelling dat de verrekening niet van toepassing is. Ook de keuze van de wetgever om hierbij geen bijkomende controles te voorzien doet aan dit principe geen afbreuk.

Wat betekent dit arrest voor u?

Welke impact heeft het arrest op de berekening van de regularisatieheffing? Concreet is de Belgische Staat gehouden is tot gedeeltelijke ontheffing (en terugbetaling) van de opgelegde regularisatieheffing. Deze ontheffing en terugbetaling is gelijk aan de ingehouden Europese woonstaatheffing. Het arrest opent dus perspectieven voor aangevers die al een regularisatieaangifte onder EBAbis of EBAter hebben ingediend. Zij hebben er belang bij om deze zaak na te kijken en te berekenen wat het belang kan zijn.

Wat met regularisatiedossiers onder EBAquater?

Voor regularisatiedossiers ingediend onder EBAquater is de zaak iets complexer. Mogelijks zal het besproken arrest hier geen soelaas bieden. Immers, de nieuwe fiscale regularisatieprocedure (zoals ingevoerd door de wet van 21 juli 2016) sluit de mogelijkheid om de woonstaatheffing te verrekenen expliciet uit.[4] Maar het arrest stelt terecht dat u zich kan beroepen op de directe werking van de Spaarrichtlijn. Het lijkt ons zeker niet geheel uitgesloten de woonstaatheffing te gaan terugvorderen.

Gerd D. Goyvaerts, Stephanie Gabriël en Mariëlle Ruell (Tiberghien Advocaten)


[1] Brussel 28 maart 2023, met rolnr. 2018/AF/78, (niet gepubliceerd).

[2] Richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing. De regeling is van toepassing voor de betaalde of toegekende interesten verlopen vanaf 1 juli 2005.

[3] G.D. GOYVAERTS, “Enkele aspecten van de wet op de fiscale regularisatie aangaande private vermogens anno 2013”, TFR 446, 2013, 636; Tevens kan verwezen worden naar de tussenkomst van een parlementslid in de bespreking in de plenaire vergadering van de kamer van het wetsontwerp fiscale regularisatie op 27/6/2013: “Ik kom dan al meteen aan een eerste tekortkoming bij de voorliggende regeling rond fiscale regularisatie, namelijk de vraag waarom deze EU-woonstaatheffing niet kan worden verrekend met deze fiscale regularisatie”.

[4] Artikel 3, §1 van de wet van 21 juli 2016.

Recente vacatures

Advocaat
Strafrecht verkeersrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
> 7 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Jurist
Arbeidsrecht Jeugdrecht Milieurecht Publiek recht Verbintenissenrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.