De rechtenopleiding en de praktijknoden van de advocatuur cover

17 okt 2023 | Management & Deontology

De rechtenopleiding en de praktijknoden van de advocatuur
  • Luk Delbrouck

    Luk Delbrouck is stafhouder van de Balie van Limburg. In 2003 waagde hij na een gedegen stage de sprong en startte een advocatenkantoor aan de Sint-Truidersteenweg te Hasselt. Een half jaar later vervoegde Philip Daeninck zijn latere vennoot en ontstond de niet in originaliteit uitblinkende kantoornaam, waaronder het kantoor tot op vandaag gekend is.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Limburgs stafhouder meester Luk Delbrouck werpt in zijn repliek op de openingsrede van professor Petra Foubert de vraag op of de huidige rechtenopleiding de rechtenstudenten voldoende voorbereidt op een carrière in de advocatuur.

Lees hier de redevoering van prof. dr. Petra Foubert.


Geachte vergadering,

Geachte mevrouw decaan,

Beste Petra,

Uw enthousiasme werkt aanstekelijk. De Limburgse rechtenopleiding kon zich geen betere vaandeldrager voorstellen.

En daarmee heeft U ook mijn vel gered. Binnen de weliswaar nog niet zo lange traditie van Balie Limburg werd immers steeds een Limburgse advocaat als openingsredenaar genodigd. Ei zo na werd ik dan ook verketterd om mijn voorstel U als openingsredenaar te vragen, maar wanneer U met zoveel brio heeft gesproken, zal het nu enkel van mijn repliek afhangen of ik al dan niet met pek en veren de universiteitsgebouwen zal moeten verlaten.

Mevrouw de openingsredenaar, U verwees naar de democratisering van de rechtenstudie door de oprichting van de rechtenopleiding aan de Universiteit Hasselt. Meer Limburgers hebben daardoor toegang gekregen tot de rechtenopleiding, eerdere financiële drempels of beletsels inzake de te overbruggen afstand naar universiteiten in een andere provincie werden verkleind.

Eenzelfde relatieve laagdrempeligheid heeft wel al altijd bestaan voor een navolgende stap richting advocatuur.

Eens een volwaardig jurist, bestaan er alvast geen drempels meer om een advocatenloopbaan aan te vatten. Na het afleggen van de eed en de opname op de lijst van de stagiairs, kan de enthousiaste afgestudeerde zijn of haar advocatenstage aanvatten en tijdens die periode het beroep ook al actief uitoefenen.

De gedegen academische vorming, de beroepsopleiding door de ordes en de leidende hand van de geduldige stagemeester werden aanzien als de beste waarborgen om een jurist zich te laten ontpoppen tot een tableau-advocaat

Decennialang werd dit als de beste voorbereiding op een carrière in de advocatuur aanzien, waarbij de stagiair dan drie jaren meeliep met de patron, die zijn of haar kennis, ervaring en visie overdroeg aan de stagiair, terwijl deze stagiair parallel de stageverplichtingen vervulde, waaronder het volgen van een door de ordes georganiseerde beroepsopleiding.

De gedegen academische vorming, de beroepsopleiding door de ordes en de leidende hand van de geduldige stagemeester werden aanzien als de beste waarborgen om een jurist zich te laten ontpoppen tot een tableau-advocaat.

Vandaag bestaat er een vrij algemene consensus dat dit geen toereikende voorbereiding meer is op de excellentie die onze beroepsgroep nastreeft. De advocatuur die excellentie nastreeft. Het klinkt wat als een wollige slogan van een niet bijster geïnspireerde marketeer. Maar wat ermee bedoeld wordt, is dat de advocaat zich moet onderscheiden van andere juridische dienstverleners, noodzakelijk om de bevoorrechte positie van ons beroep te handhaven. Het is meer dan ooit noodzakelijk om onze meerwaarde te bewijzen, zeker in tijden van confrater Google of zijn kantoorgenoot Chat GPT.

En daarbij geven de stagiairs aan dat zij zich niet goed voorbereid voelen om die uitmuntendheid te kunnen nastreven terwijl de patrons van hun kant menen dat de kennis die de stagiairs opdeden tijdens hun rechtenstudie onaangepast is aan de praktijknoden. Tijdens de eerste drie jaren bacheloropleiding krijgt de student een basisonderricht in zowat alle rechtstakken. De twee masterjaren vormen een verdere specialisatie in bepaalde door de student gekozen rechtsdomeinen, zij het dan vaak bijkomend gelardeerd door een verblijf in het buitenland tijdens Erasmus.

De huidige opleiding leidt studenten aldus op tot juristen, niet tot advocaten en al zeker niet tot advocaten-ondernemers

De huidige opleiding leidt studenten aldus op tot juristen, niet tot advocaten en al zeker niet tot advocaten-ondernemers.

Dat resulteert in een aantal duidelijke problemen:

  • Afgestudeerde masters in de rechten hebben niet allen dezelfde opleiding genoten. De eindtermen van de universiteit kunnen dan ook niet beschouwd worden als de begintermen van de beroepsopleiding.
  • Afgestudeerde juristen zijn te weinig onderlegd in de soft skills: (i) schriftelijke en mondelinge vaardigheden, (ii) overredingskracht, (iii) onderhandelingstechnieken.
  • Enkele voor de advocatuur cruciale vakken als deontologie, juridische bijstand of alternatieve geschillenregeling, worden niet of onvoldoende belicht of worden niet door iedereen gevolgd.
  • Afgestudeerde masters in de rechten zijn te weinig onderlegd in het zoeken naar niet-juridische oplossingen.

Alleen de vandaag afwezige slechte verstaanders zullen deze analyse interpreteren als kritiek op de rechtenopleiding aan onze universiteiten.

Wel als de loutere vaststelling dat de afgestudeerde master in de rechten onvoldoende wordt voorbereid op het beroep van advocaat, a fortiori op het beroep zoals dat de voorbije decennia is geëvolueerd.

Ook de beide andere premisses van weleer die garant stonden voor de vorming tot advocaat, blijken niet meer te voldoen.

De rol van de patron is niet meer te vergelijken met deze uit het verleden. De vooral financiële druk op de patron en diens kantoor is zo groot dat hij volop de kaart van de efficiëntie en de onmiddellijke inzetbaarheid van de stagiairs moet trekken.

Het eventuele contragewicht van de beroepsopleiding door de ordes kan, alle goede intenties ten spijt, de beide voorgaande leemtes evenmin opvullen.

Sinds het gerechtelijk jaar 2020-2021 werd de opleiding reeds grondig gewijzigd. De oude opleiding werd niet meer adequaat beschouwd. Het is overigens opvallend hoe de kritiek op deze oude opleiding gelijkenissen vertoont met de huidige analyse over de rechtenopleiding.

  • De opleiding verschilde te zeer van balie tot balie.
  • Er was te veel ex cathedra-onderwijs met vaak het herkauwen van wat tijdens de rechtenstudie al was aangeleerd.
  • De opleiding werd verweten te weinig praktijkgericht te zijn en te weinig aandacht te besteden aan de soft skills.

De nieuwe en ook huidige opleiding georganiseerd door de stageschool heeft zeker haar merites. De opleiding is nu volledig geüniformiseerd, het ex cathedra-onderwijs is vervangen door een combinatie van e-learning, webinars, papers en fysieke werkcolleges.

Vooral het tweede luik van de beroepsopleiding is nu ook meer praktijkgericht met vakken als communicatie, boekhouding, ondernemerschap en het zo cruciale alternatieve geschillenregeling.

Het is, zeker ten aanzien van de eerdere situatie, zonder meer een verbetering. Maar toch geen hoera-berichten, want er blijven ook nu nog een aantal onvolkomenheden.

De meest genoteerde kritieken zijn:

  • Dat aan de nieuwe opleiding een hoog prijskaartje hangt.
  • Dat de nieuwe beroepsopleiding ook meer tijd vergt, met een verminderde beschikbaarheid van de stagiair, die deze opleiding moet proberen te combineren met een veeleisende voltijdse job en daardoor ook nog minder tijd krijgt om een eigen clientèle uit te bouwen.
  • Dat ook nu nog de opleiding niet volledig afgestemd is op de vele stageverplichtingen waaraan de stagiair dient te voldoen, zoals bijstand aan geesteszieken, Salduz-bijstand en dossiers inzake vreemdelingenrecht.

Ik pleit, geachte vergadering, met name voor een grondige hervorming van de beroepsopleiding, waarbij ik meen dat meer dan een cruciale rol is weggelegd voor de universiteiten

Nu denkt U misschien allen, dat jaar stafhouderschap heeft van Delbrouck nogal een negativist gemaakt, maar zij die mij kennen weten; er komt een happy end.

Ik pleit, geachte vergadering, met name voor een grondige hervorming van de beroepsopleiding, waarbij ik meen dat meer dan een cruciale rol is weggelegd voor de universiteiten.

Het uitgangspunt daarbij dient mijns inziens te zijn dat de beroepsopleiding best wordt weggetrokken uit de stageperiode. De opleiding zal zich dan situeren tussen de rechtenopleiding en de start van de stage. Enkel een succesvolle beëindiging van deze opleiding zal dan toegang verlenen tot de stage.

De focus van deze opleiding dient te liggen op de praktijkgerichtheid ervan.

Dit is een opleidingssysteem zoals dat ook reeds bestaat in enkele andere Europese landen en waarvan de Europese commissie meende dat dit niet buitensporig of onnodig beperkend was. Een beleidskeuze die overigens ook terug te vinden is in de recente voorstellen van de minister van justitie; een beleidskeuze waar ook de OVB zich al een voorstander toonde.

Ik zie minstens vijf voordelen, maar claim hierin zeker geen volledigheid.

  1. Een kandidaat-stagiair kan zich exclusief toeleggen op de beroepsvoorbereiding.
  2. Alle kandidaat-stagiairs delen na de opleiding dezelfde basis met kennis van de voor een stagiair belangrijke domeinen.
  3. Bij de effectieve start van hun professionele loopbaan zijn de stagiairs beter voorbereid op hun carrière als advocaat; ze kunnen met meer zelfvertrouwen handelen en zijn ook voor hun stagemeester sneller inzetbaar.
  4. De opleiding is efficiënter omdat ze focust op het omzetten van theorie in de praktijk.
  5. De dan al stagiairs stellen niet slechts voor het eerst tijdens het aanvatten van hun stage of tijdens het doorlopen van de beroepsopleiding vast, dat zij dan toch niet in de wieg zijn gelegd voor de veeleisende job van advocaat.

Het is bij die voorgestelde beroepsopleiding dat de universiteiten voor mij de uitverkoren partner van de balie zijn. Maar de verloving tussen de ogenschijnlijk voorbestemde partners wordt al lange tijd uitgesteld. Minstens tot voor vandaag leken beiden een andere taal te spreken met maar weinig animo om elkaar te verstaan. Sommigen beweren dat dat gebruikelijk maar vanaf tien huwelijksjaren intreedt.

Dat de vereniging van decanen vaak als communicatiemiddel koos voor open brieven was niet bevorderlijk, al zou het oneerlijk zijn dat zo te stellen, wetende dat U, mevrouw de openingsredenaar, niet meer mag antwoorden op mijn repliek. Een penalist zal, zoals U allen weet, een objectieve weergave voorstaan en dus mag gezegd worden dat ook de advocaten in hun communicatie niet steeds de meest elegante paringsdans gebruikten.

In de openingsrede werden de voornaamste bezwaren van de universiteiten uiteengezet.

Nochtans meen ik dat iemand afstudeert om beroepsactief te worden

De decanen zijn van oordeel dat de rechtenopleiding geen beroepsopleiding is, wel een algemene opleiding en dat het niet aan de universiteiten maar wel aan de beroepsgroepen toekomt te bepalen wat de beroepsbeoefenaar nog allemaal dient te leren.

Nochtans meen ik dat iemand afstudeert om beroepsactief te worden.

Ik begrijp daarnaast deze reactie ook niet zo goed. Is het niet meer een kritiek op het rapport welke Patrick Henry en Patrick Hofströssler opstelden in opdracht van toenmalig minister Geens. Hierin stelden zij voor om te evolueren naar een beroepsvoorbereidend tweede masterjaar in de rechtenopleiding. Dit voorstel is niet overgenomen in het voorstel van de huidige minister. Ook ik ben geen voorstander van een dergelijke wijziging in de rechtenopleiding zelf. Ik kan mij vinden, mevrouw de openingsredenaar in Uw standpunt dat de rechtenopleiding een voldoende generalistisch karakter moet behouden, zodat de afgestudeerde gediplomeerden nog alle keuzemogelijkheden openhouden. Een noodzakelijk beroepsvoorbereidend tweede masterjaar, zou daarenboven ook de erasmus-uitwisselingen ernstig hypothekeren. Tot de meerwaarde hiervan werd al meermaals geconcludeerd en het in het gedrang brengen van deze buitenlandse ervaring zou ook dreigen weinig enthousiast te worden onthaald door de studenten.

Maar zoals gezegd is dat niet het voorstel dat ter tafel ligt; in het voorstel dat ik vandaag verdedig, blijft de rechtenopleiding op zich onaangeroerd en wordt er voorzien in een verplichte aanvullende opleiding.

Wanneer we de cijfers van de diverse universiteiten bekijken, blijken er wel wat verschillen te bestaan over de afgestudeerden die voor een togaberoep kiezen, maar met percentages tussen de 30 tot meer dan 50%, kan moeilijk worden voorgehouden dat het niet aan de universiteiten zou toekomen de geschiktheid van de kandidaat voor dat beroep te toetsen.

En al heel zeker niet omdat de universiteiten weten dat het de wet is die bepaalt dat hun rechtendiploma de noodzakelijke en unieke sleutel is om toegang te krijgen tot het beroep van advocaat.

Een tweede bezorgdheid van de universiteiten is dat zij in het kader van de opleiding misbruikt zouden worden om een feitelijke numerus clausus in de advocatuur na te streven. Deze ongerustheid gaat mijns inziens uit van een verkeerde veronderstelling.

Het opzetten van een voorafgaande opleiding heeft immers niet een afscherming van het beroep tot doel, wel een volstrekt legitiem streven naar een beter voorbereide lichting kandidaat-stagiairs, wetende dat het advocatenberoep veel complexer en veeleisender is geworden.

Het voorstel is er mede op gericht te vermijden dat kandidaat-advocaten teleurgesteld afhaken omdat het beroep niet voldoet aan hun verwachtingen of zij zich te weinig voorbereid weten.

De advocatuur beseft zeer goed dat men net wel alle belang heeft bij een voldoende grote instroom van kandidaten, zeker van hen die enthousiast zijn over het beroep en streven naar -daar gaan we weer- de beoogde uitmuntendheid.

Dat een aantal jonge juristen die nu in de advocatuur terechtkomen, niet uit overtuiging maar wel omdat zij elders hun gading niet vinden, met een verplichte opleiding zullen afhaken, lijkt aannemelijk. Maar het is zeker geen illustratie van waarover de universiteiten voorbehoud maken.

Een numerus clausus zou tot doel hebben de advocatenpopulatie in te perken, terwijl de OVB en de ordes de voorbije jaren net inspanningen hebben geleverd voor het tegendeel. Net om beloftevolle juristen in de advocatuur te houden, werden er doorheen de jaren maatregelen genomen, zoals de verhoging van de stagevergoeding en de beslissing tot het invoeren van het statuut van advocaat-bediende.

Mag ik zeggen, mevrouw de openingsredenaar, dat het evenwel vooral de hogere kostprijs van een dergelijke opleiding is die Uw persoonlijk enthousiasme tempert? De bezorgdheid dat de winst door de democratisering van de rechtenstudie nu een tegengewicht zou krijgen in de toegang tot de advocatuur?

Ik deel Uw bezorgdheid mevrouw de openingsredenaar. Kwaliteitsvolle advocaten in spe zijn niet enkel daar terug te vinden waar er een voldoende vermogen is om na de financiële beproeving van de academische opleiding nog de opleidingsfee op te hoesten.

In Nederland, waar de opleiding advocatuur ook recent hervormd werd koos men, soms zelfs verplicht, voor een financiering van de opleiding door het kantoor van de stagemeester, naast onder meer een subsidieregeling door de overheid en naast zogenaamde studieleningen.

Ook in mijn visie over de hervorming van de beroepsopleiding, is er een grotere financiële inbreng van – wat op dat ogenblik nog is – de toekomstige stagemeester. Daaraan – opnieuw voor mij – dan ook vanzelfsprekend verbonden het correctum van de terugvordering van een gedeelte of het geheel van de gedragen kosten in zoverre de stage niet zou worden aangevat of de stage niet bij deze stagemeester zou worden voltooid. Vergelijkbaar met het systeem van het scholingsbeding voor werknemers. Nu komen de pek en veren van in het begin van mijn repliek angstvallig dichtbij; de minimumvergoedingen voor de stagiairs en de verplichting voor een stagemeester om thans reeds alle kosten inzake beroepsopleiding ten laste te nemen -waar ik zelf al voor ijverde- blijven immers heikele thema’s binnen de advocatuur.

Opnieuw een verwijzing naar Nederland, een land waarvan de inwoners niet meteen bekend staan om hun ondoordachte en excessieve bestedingsdrang. Daar heeft men dezelfde denkoefening gemaakt en is de conclusie dat wanneer de kwaliteit van de opleiding en de marktwaarde van een stagiair beter worden omdat deze sneller zelfstandig kan functioneren, de opleiding zichzelf terugbetaalt en een dure opleiding dan toch ‘een koopje’ is.

En inderdaad, collega-stagemeesters, laten we eens de afweging maken.

Eerst en vooral bekostigen nu al vele kantoren de BUBA-opleiding van hun stagiairs. De opleiding op zich neemt 185 uren in beslag, exclusief de tijd die nodig is voor de opdrachten en exclusief de gemiddeld twee weken afwezigheid voor het examen en haar voorbereiding; een tijdsbesteding die nu integraal ten laste komt van de stagemeester.

En wat te denken van de non-billable-tijd die de stagemeester nu geacht wordt te besteden aan het aanleren van soft skills, praktische vaardigheden en de redactie van juridische aktes?

Vaststaand is dat de stagiair na het doorlopen van de door mij voorgestelde beroepsopleiding daadwerkelijk vanaf het begin van zijn of haar stage veel meer meteen inzetbaar is; meer rendabel voor het kantoor van de stagemeester zo u wil.

De aan deze universiteit ook afstuderende economen zouden de berekening meer precies kunnen maken. Apothekers studeren hier dan weer niet af, geen apothekersrekeningen dus.

Wanneer men zich aldus niet louter blindstaart op het bedrag welk overeenkomt met de kostprijs, maar daadwerkelijk alle aspecten tegen elkaar worden afgewogen, meen ik dat van de zijde van de advocatuur de kost geen struikelblok zou mogen zijn. Het zal ook de bezorgdheid van de universiteiten kunnen wegnemen.

Daarenboven is ook de huidige minister gecharmeerd door dit idee van een beroepsopleiding. Mogelijks zal hij zijn enthousiasme kunnen overdragen naar zijn collega-excellenties die de portefeuille van het onderwijs beheren?

De universiteiten en de ordes erkennen beide het belang van het toevoegen van een praktijkdimensie aan de huidige rechtenopleiding, waardoor de stagiair andere, zij het vaak complementaire competenties verwerft

Ik meen mevrouw de openingsredenaar te hebben geantwoord op Uw bezorgdheden; maar hoeveel belangrijker is het misschien nog wel te focussen op de punten van convergentie tussen universiteiten en ordes.

Beiden erkennen het belang van het toevoegen van een praktijkdimensie aan de huidige rechtenopleiding, waardoor de stagiair andere, zij het vaak complementaire competenties verwerft dan deze welke geattesteerd zijn door het behalen van het diploma van master in de rechten. De universiteiten zijn ook reeds bekend met deze praktische invulling, vanuit bijvoorbeeld de opleiding geneeskunde.

Beiden zien zich geconfronteerd met een mogelijks wetgevend initiatief, welk dan veel minder ruimte dreigt te laten voor een gezamenlijk initiatief.

Beiden staan een opleiding voor die niet langer duurt dan strikt noodzakelijk. Er lijkt een stilzwijgende consensus over een opleiding van tien jaren.

Beiden erkennen het belang van de navolgende stage on the field.

Beiden begrijpen de nood aan het elkaar wederzijds versterken; de balies hebben nood aan de professionele en organisatorische kunde van de universiteiten; de universiteiten aan de identificatie door de balies van de behoeften die specifiek nodig zijn voor de uitoefening van het beroep van advocaat.

Mijn repliek was zeker niet bedoeld om onze gastheer van deze namiddag te bekritiseren. Het is integendeel een uitgestoken hand om partners te worden in een succesvolle samenwerking

Geachte vergadering; ik rond af. Mijn repliek was zeker niet bedoeld om onze gastheer van deze namiddag te bekritiseren; we werken overigens graag en goed samen.

Het is integendeel een uitgestoken hand om partners te worden in een succesvolle samenwerking, waarbij de universiteiten zich verzekerd weten van een gegeerde opleiding en de advocatuur zich betrokken weet in deze opleiding en zich jaarlijks verzekerd van kandidaat-stagiairs die beter voorbereid en gewapend zijn om hun beroep op een kwaliteitsvolle en integere manier uit te oefenen.

Ik onthoud, mevrouw de openingsredenaar, dan ook vooral onze wederzijdse bereidheid daarover met elkaar in dialoog te gaan.

Mijnheer de Voorzitter van de conferentie.

Het was onmogelijk een locatie te vinden die nog beter paste bij het onderwerp van de openingsrede en die tegelijk voor de jonge, maar wat minder jeugdige confraters herinneringen opriep aan de tijd toen het gebouw nog een andere invulling had.

Na de meer dan succesvolle editie vorig jaar, waren het grote schoenen om te vullen voor U en de leden van jonge balie Limburg. Ik heb al enige voorkennis van wat er vanavond nog op het programma staat en ik kan U zeggen dat U zich opnieuw onderscheiden heeft.

Leden van de jonge balie, het zijn mensen als jullie die het verschil maken met jullie belangeloze inzet. Jullie zijn het cement dat de balie samenhoudt.

Mijn grootste appreciatie voor al jullie werk.

Leve de jonge balie en hoe kan het ook anders mijnheer de pro-stafhouder, Forza Balie Limburg!

Naar jaarlijkse traditie maken we van deze gelegenheid ook gebruik om de advocaten en ere-advocaten te huldigen die ons het laatste jaar ontnomen werden. Hoe groot onze balie ook wordt, deze balie blijft solidair. Deze hulde toont het familiaal karakter van ons korps.

Luk Delbrouck, advocaat, stafhouder Balie Limburg

  • Luk Delbrouck

    Luk Delbrouck is stafhouder van de Balie van Limburg. In 2003 waagde hij na een gedegen stage de sprong en startte een advocatenkantoor aan de Sint-Truidersteenweg te Hasselt. Een half jaar later vervoegde Philip Daeninck zijn latere vennoot en ontstond de niet in originaliteit uitblinkende kantoornaam, waaronder het kantoor tot op vandaag gekend is.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.