De fiscale wonderen zijn de wereld nog niet uit!

11 feb 2022 | Tax & Private equity

De fiscale wonderen zijn de wereld nog niet uit!

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 11/02/2022 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Oorlogsheffingen van 1945

In het kabinet-Van Acker I legde op 12 februari 1945 Gaston Eyskens de eed af als nieuwe minister van Financiën. Op 16 mei 1945 werden door hem vijf wetsontwerpen tegelijk neergelegd op het bureau van de Kamer, welke ontwerpen geacht werden een sluitend en samenhangend geheel van maatregelen te vormen voor de monetaire, budgettaire en financiële sanering van het land. Wellicht staat het land na de Covid-crisis opnieuw zulke oefening te wachten.

Maar Gaston Eyskens kon die onderneming echter niet afronden. Op 2 augustus 1945 trad – na het verlaten van de regering door de CVP omwille van spanningen rondom de Koningskwestie-, nl. al het kabinet-Van Acker II aan, met de technicus Franz de Voghel als nieuwe minister van Financiën. Deze nam wel de wetsontwerpen van Gaston Eyskens over.

Die wetsontwerpen zouden leidden tot de volgende in het Belgisch Staatsblad van 28 oktober 1945 gepubliceerde wetten inzake: (a) de toestand van zekere geblokkeerde of tijdelijk onbeschikbare activa (de wet van 14 oktober 1945); (b) een speciale belasting op winsten uit leveringen en diensten aan de vijand (wet van 15 oktober 1945); (c) een extra-belasting op de uitzonderlijke oorlogswinsten (de wet van 16 oktober 1945); (d) een belasting op het kapitaal (de wet van 17 oktober 1945); en (e) een vorm van fiscale amnestie voor belastingontduiking tijdens de oorlogsjaren (de wet van 18 oktober 1945).

De in (b) en (c) genoemde belastingen gaven aanleiding tot tal van toepassingsproblemen en geschillen. De wetgever had dit wel voorzien, door aan de Belastingdienst al meteen een periode van 10 jaar tot vestiging van die belastingen toe te staan, namelijk van 1 januari 1945 tot 31 december 1954.

Door de artikelen 3 en 4, § 1 van de wet van 28 december 1954 “houdende de Middelenbegroting voor het dienstjaar 1955” werd zelfs voorzien dat de Belastingdienst na het verstrijken van de tienjarige aanslagtermijn nog kon overgaan tot het vestigen van: (a) nieuwe of aanvullende aanslagen in de extra-belasting op de in oorlogstijd behaalde exceptionele inkomsten, winsten en baten (wet van 16 oktober 1945), die eisbaar werden in geval van een gehele of gedeeltelijke teruggave van de speciale belasting op de winsten voortvloeiend uit leveringen en prestaties aan de vijand (wet van 15 oktober 1946); en van (b) aanslagen in de gewone inkomstenbelastingen die het gevolg waren van de herziening van de speciale of extra-belasting.[1]

De wetgever veranderde hier eigenlijk de regels van het spel nog tijdens het spel.

Onopgeloste geschillen

In een overzicht inzake Drie Eeuwen Belgische Belastingen uit 1990 schreef Albert Tiberghien: “Op 31 mei 1983 heeft het hof van beroep te Brussel uitspraak gedaan over de belastbare winsten die de heer D. verwezenlijkt heeft in 1940-1944. Wat gebeurde er in die 40 jaar? In 1946 werden de aanslagen gevestigd, in 1952 besliste de directeur daarover, een eerste arrest werd geveld in 1962, gevolgd door een reeks verhuizingen van de zaak tussen beroep en cassatie. Ik kan niet achterhalen of er nog cassatieberoep is ingesteld tegen het arrest van 1983.[2]

Juni 2021

Op 21 juni 2021 werd door het kamerlid Marco Van Hees (PTB-PVDA) het volgende vastgesteld:

Overeenkomstig artikel 6 van de wet van 22 december 2020 houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 wordt de toepassing van de artikelen 3 en 4, § 1, van de wet van 28 december 1954 houdende de Middelenbegroting voor het dienstjaar 1955 verlengd tot 31 december 2021. Op grond van die artikelen kan de Administratie van de directe belastingen nieuwe of aanvullende aanslagen in de extra-belasting op de in oorlogstijd behaalde exceptionele inkomsten, winsten en baten (wet van 16 oktober 1945) vestigen die eisbaar worden in geval van gehele of gedeeltelijke teruggave van de speciale belasting op de winsten voortvloeiend uit leveringen en prestaties aan de vijand (wet van 15 oktober 1945), en aanslagen in de gewone belastingen die het gevolg zijn van de herziening van de speciale of extra-belasting (Kamer van volksvertegenwoordigers, zitting 1954-1955, Gedr. St. 4 – I, nr. 1, blz. 58, 59 en 60). Volgens de toelichtende staat van de wet van 22 december 2020 houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 is de verlenging van die artikelen aangewezen, aangezien er na 31 december 2020 nog betwistingen inzake speciale of extra-belasting zullen bestaan die nog niet definitief opgelost zullen zijn (Parl. St. 55/1577, blz. 90).

Dit was toen al de 67ste opeenvolgende verlenging van die aanslagtermijn! Er waren dus na al die jaren nog altijd een aantal niet opgeloste geschillen.

Aan Vincent Van Peteghem, minister van Financiën, werden meer bepaald door het kamerlid de volgende vragen gesteld:

1. Wat is het precieze mechanisme van de aanslagen waarop die betwistingen betrekking hebben? 2. Hoeveel nog niet definitief opgeloste betwistingen zijn er vandaag nog? Hoeveel van die betwistingen hebben betrekking op vennootschappen en hoeveel op natuurlijke personen? 3. Wat is het totaalbedrag van die betwistingen? 4. Kunt u een tabel verstrekken met voor elke betwisting: – de naam van de betrokken vennootschap (geanonimiseerd voor de natuurlijke personen); – het bedrag van de betwisting? 5. Zijn er vandaag nog vergelijkbare betwistingen in verband met de wet van 17 oktober 1945 tot invoering van een belasting op het kapitaal?”.

November 2021

Op 16 november 2021 werd door het kabinet-De Croo in de Toelichting van het wetsontwerp houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2022 nog vermeld dat aangezien er na 31 december 2021 nog betwistingen inzake speciale of extra-belasting zullen bestaan die nog niet definitief opgelost zullen zijn, een nieuwe verlenging van die bepaling uit de wet van 28 december 1954 aangewezen was.

December 2021

Op 23 december 2021 werd door Vincent Van Peteghem – minister van Financiën – Vincent Van Quickenborne – minister van Justitie – en Eva De Bleeker – staatsecretaris voor Begroting – de wet houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2022 ondertekend.

Door artikel 6 van die wet werd de toepassing van de artikelen 3 en 4, § 1, van de wet van 28 december 1954, houdende de Middelenbegroting voor het dienstjaar 1955, verlengd tot 31 december 2022, omdat er nog altijd niet definitief opgeloste geschillen bestaan.

… het fiscale wonder geschiedde!

Bij de overgang van 23 naar 24 december 2021 geschiedde er kennelijk een fiscaal wonder.

Want op 24 december 2021 wordt het antwoord van de minister van Financiën in het Bulletin van Vragen en Antwoorden gepubliceerd.[3] Daar staat in één zin – zij het enigszins bondig – het volgende:

De dienst geschillen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit heeft geen kennis van nog hangende gerechtelijke geschillen betreffende de belastingen op uitzonderlijke winsten die werden gerealiseerd tijdens de oorlogsperiode, noch betreffende gelijkaardige geschillen met betrekking tot de wet van 17 oktober 1945 tot invoering van een belasting op kapitaal.[4]

Alle geschillen zijn in die nacht plots verdwenen! Of schrijft de ambtenaar die al jaren voor pagina 90 van het ontwerp tot Middelenbegroting de pen houdt, gewoon telkens over wat er in het voorgaande jaren over die geschillen werd gezegd?

Welke zijn hier nu de respectieve verantwoordelijkheden van de bewindspersonen en het parlement voor deze onverkwikkelijke toestand van de invoering van een nutteloos wetsartikel, namelijk artikel 6 van de wet van 23 december 2021?

Of zijn er toch nog andere dan gerechtelijke geschillen?

Wordt wellicht vervolgd.

Dirk Deschrijver

Meer over dit alles kan u lezen in het nieuwe boek van Dirk Deschrijver over Buitengewone en Tijdelijke heffingen in de Inkomstenbelastingen. (1919-2020). Bestel hier uw exemplaar.


Referenties:

[1] D. DESCHRIJVER, Inkomstenbelastingen 1919-2020. Buitengewone en tijdelijke heffingen, Herentals, Knops Publishing, 2021, 199, nrs. 165 e.v.

[2] P. JANSSENS, H. VERBOVEN en A. TIBERGHIEN, Drie Eeuwen Belgische Belastingen, Brussel, Ced Samsom, Kluwer Rechtswetenschappen, 1990, 273.

[3] Vr. en Antw. Kamer 2021-22, 24 december 2021, 112 (Vr. nr. 499 VAN HEES).

[4] BS 29 december 2021.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.