Het is nu reeds twee maand geleden dat het Verenigd Koninkrijk, na een lang proces, de Europese Unie volledig heeft verlaten. Dat het Verenigd Koninkrijk dan toch uiteindelijk de EU heeft verlaten, heeft gevolgen op sociaal vlak, op het vlak van btw en op het vlak van directe belastingen. Consequenties van de Brexit op sociaal en op het vlak van de btw werden reeds in voorgaande artikels besproken. In dit artikel zullen wij ons focussen op de consequenties van Brexit op het vlak van taxatie van roerende inkomsten.
Moeder-Dochterrichtlijn
Wanneer dividenden van een Belgische dochter- aan een moedervennootschap in het VK worden uitgekeerd, dan kon tot 31 december 2020 beroep gedaan worden op de Europese Moeder-Dochterrichtlijn. Deze richtlijn stelt dividenden tussen twee Europese vennootschappen vrij van belasting wanneer de moedervennootschap onder andere meer dan 10% van de aandelen van de dochtervennootschap aanhoudt. Deze vrijstelling heeft zowel betrekking op de roerende voorheffing die wordt ingehouden bij de effectieve uitkering als de vennootschapsbelasting bij de ontvangende vennootschap.
Na 1 januari 2020 is het voor dividenduitkeringen tussen het Verenigd Koninkrijk en België niet langer mogelijk om beroep te doen op de Moeder-Dochterrichtlijn. Met dank aan het dubbelastingverdrag afgesloten tussen beide landen, is de impact van het wegvallen van deze Europese Richtlijn echter heel beperkt. Op basis van dit dubbelbelastingverdrag is de maximale belastingdruk in het land van de uitkerende vennootschap immers beperkt tot 10%.
Het interne recht in het Verenigd Koninkrijk heft daarenboven ook geen belastingen op dividenden uitgekeerd aan buitenlandse vennootschappen, wat betekent dat Brexit hier nagenoeg geen impact heeft
Wanneer die dividenden toekomen in een Belgische vennootschap, dan kan onder bepaalde voorwaarden ook genoten worden van de DBI-aftrek. Deze is immers ook van toepassing bij landen waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten.
Interest-Royaltyrichtlijn
Bij royalty- en interestbetalingen tussen twee verbonden vennootschappen gelegen in de Europese Unie is het mogelijk om beroep te doen op de Interest-Royaltyrichtlijn. Deze richtlijn geeft aan dat de betaalde interesten en royalty’s tussen verbonden vennootschappen enkel in het land van de ontvangende vennootschap mogen belast worden.
Opnieuw is het na 31 december 2020 niet langer mogelijk om hierop beroep te doen. Maar opnieuw brengt het dubbelbelastingverdrag tussen België en het Verenigd Koninkrijk soelaas.
Deze geeft aan dat betaalde interesten in het kader van gewone leningen en royalty’s enkel mogen belast worden in het land waar de ontvanger van deze betalingen gevestigd is. Het Verenigd Koninkrijk heft echter standaard een bronheffing van 20% op betaalde interesten en royalty’s.
Opdat het correcte verdragstarief, zijnde 0%, kan worden verkregen, dienen er dus formaliteiten vervuld te worden. Heeft u bijkomende vragen over hoe roerende inkomsten ingevolge van Brexit getaxeerd worden? Neem dan zeker contact op met één van onze specialisten.
Bert Vandorpe, Tax & Legal
0 reacties