Winstuitkeringen tussen vennootschappen in een internationale context cover

14 nov 2025 | Tax & Private equity

Winstuitkeringen tussen vennootschappen in een internationale context

Recente vacatures

Advocaat-stagiair Medewerker
Insolventierecht Ondernemingsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Financieel recht Ondernemingsrecht Verbintenissenrecht
0 jaar
Gent
Advocaat-stagiair
Vennootschapsrecht
0-5 jaar
Gent
Coördinator opleidingen
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

​In 2025 deed de Nederlandse Hoge Raad (HR) twee belangrijke uitspraken over winstuitkeringen tussen vennootschappen. Die uitspraken kunnen een impact hebben op Belgische bedrijven die dividenden ontvangen van een Nederlandse dochtervennootschap. In dit artikel lees je hoe dividendstromen tussen vennootschappen fiscaal worden behandeld binnen de EU, en hoe de Europese richtlijn in Belgische wetgeving is geïmplementeerd. In een vervolgartikel gaan we dieper in op de antimisbruikbepaling en de impact van de recente rechtspraak.

Internationale winstuitkeringen tussen vennootschappen

Voor vennootschappen die internationaal actief zijn of investeren via een buitenlandse dochtervennootschap, is het van essentieel belang om zowel bij de structurering als bij latere dividenduitkeringen te analyseren hoe toekomstige winstuitkeringen fiscaal zullen worden behandeld.

Je moet immers rekening houden met zowel de belastingen in het land waar de uitkerende dochtervennootschap is gevestigd (de bronstaat) als de belastingen in het land van de ontvangende moedervennootschap (de woonstaat).

De dochtervennootschap wordt in eerste instantie belast op de winsten die zij realiseert. Bij een latere uitkering van deze winsten onder de vorm van dividenden, kan in de bronstaat een bronheffing verschuldigd zijn. Tot slot worden de ontvangen dividenden beschouwd als belastbaar inkomen in hoofde van de aandeelhouder-vennootschap.

De Europese moeder-dochterrichtlijn

Om dubbele belasting te vermijden, werd de Europese moeder-dochterrichtlijn ingevoerd. Onder deze richtlijn zijn dividenduitkeringen tussen verbonden vennootschappen vrijgesteld van bronheffing in de bronstaat en moeten maatregelen worden genomen om dubbele belasting te vermijden op ontvangen dividenden in de woonstaat van de moedervennootschap.

De vrijstelling geldt enkel als aan deze voorwaarden is voldaan:

  • Beide vennootschappen (moeder en dochter) zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie;
  • Ze hebben een bepaalde rechtsvorm;
  • De moedervennootschap houdt minstens 10% van het kapitaal aan in de dochter, en dit gedurende een ononderbroken periode van minstens 2 jaar.

Sinds 2015 is er een specifieke antimisbruikbepaling opgenomen in de richtlijn die stelt dat de voordelen van de richtlijn mogen worden geweigerd indien een constructie (of een reeks van constructies) is opgezet met als doel het verkrijgen van de voordelen onder de richtlijn.

De Europese richtlijn moet door iedere lidstaat worden omgezet in haar nationaal recht. Aangezien de richtlijn minimumeisen oplegt, kan de richtlijn minder strikt worden opgenomen in de nationale wetgeving.

Implementatie in de Belgische wetgeving

Wat betreft de vrijstelling van de bronheffing op dividenden die worden betaald door een Belgische dochtervennootschap, werd de richtlijn relatief soepel omgezet in de Belgische wetgeving.

  • De minimum houdperiode bedraagt slechts 1 jaar.
  • De vrijstelling kan ook worden toegepast op dividenden die worden betaald aan een moedervennootschap die gevestigd is in een land waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten (op voorwaarde dat er een overeenkomst is voor de uitwisseling van inlichtingen).

Belangrijk: bepaalde formaliteiten moeten voldaan zijn om aanspraak te kunnen maken op deze vrijstelling. Zo moet er een aangifte roerende voorheffing worden ingediend, waarbij een attest wordt toegevoegd dat bevestigt dat aan de voorwaarden voldaan is.

De vrijstelling voor dividenden ontvangen door Belgische moedervennootschappen, werd in België geïmplementeerd onder de vorm van de zogenaamde DBI-aftrek. De voorwaarden voor die aftrek zijn sinds De Wever I wel verstrengd. Meer daarover lees je in dit artikel over de DBI-aftrek.

Wat met andere lidstaten zoals Nederland?

Aangezien de voorwaarden voor de vrijstelling en de formaliteiten kunnen verschillen van land tot land, is het belangrijk om bij winstuitkeringen tussen vennootschappen steeds grondig na te gaan of de vrijstelling van de bronheffing kan worden toegepast.

In Nederland werd de richtlijn bijvoorbeeld ook vrij soepel geïmplementeerd (5% participatie, geen minimum houdperiode), maar wordt er wel zeer streng toegezien op de antimisbruikbepaling die in 2015 werd ingevoerd.

Febe Louage en Maxim Cassiers – Vandelanotte

Recente vacatures

Advocaat-stagiair Medewerker
Insolventierecht Ondernemingsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Financieel recht Ondernemingsrecht Verbintenissenrecht
0 jaar
Gent
Advocaat-stagiair
Vennootschapsrecht
0-5 jaar
Gent
Coördinator opleidingen
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *