1 mrt 2021 | Column

Waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 01/03/2021 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Alhoewel deze drie oude traditionele kernwaarden van de advocatuur reeds bij de oprichting van de communautaire Ordes OVB en OBFG als totaal verouderd werden beschouwd, bleven zij behouden in artikel 455 Ger.W. toen dit aangepast werd naar aanleiding van de invoering van het nieuwe tuchtrecht door de wet van 21 juni 2006.

In artikel 455 Ger.W. werd aan de Raad van de Orde de opdracht gegeven de eer van de Orde van Advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en (toevoeging) een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven.

Sinds het arrest Wouters van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 februari 2002 voorgoed advocaten als ondernemingen betitelde en Ordes zelf als ondernemingsverenigingen is de modernisering van de advocatuur willens nillens een feit geworden en stuit het tegen de borst dat de behoorlijke beroepsuitoefening van de ondernemer/advocaat, die uiteraard het voornaamste doel moet zijn van de baliestructuren, getoetst wordt aan verder niet ingevulde ethische begrippen uit vorige eeuwen.

Nog altijd worden zeer vaak tuchtstraffen opgelegd of stafhouderlijke injuncties gegeven met verwijzing naar de schending door de getroffen advocaat van de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid. Heel vaak worden ze alle drie op een rijtje genoemd zonder dat verder wordt gespecifieerd welk beginsel in concreto op welke wijze werd geschonden, zonder dat zelfs de moeite wordt genomen in concreto te verwijzen naar het verband met de behoorlijke beroepsuitoefening.

Blijkbaar worden deze containerbegrippen door stafhouders en tuchtorganen beschouwd als een praktisch instrument dat hen toelaat advocaten te sanctioneren, voortgaande op het buikgevoel van de dag.  Terwijl het in concreto zou moeten gaan om de handhaving van de behoorlijke beroepsuitoefening.

Zoals op vele vlakken hebben onze Noorderburen komaf gemaakt met deze achterhaalde toestand.

Op de onbehoorlijke praktijkuitoefening bestaat in Nederland een transparante, efficiënte en onderbouwde controle.  Zoals blijkt uit een artikel van Ernst van Win, oud-deken van de Haagse Orde van Advocaten in het meest recente nummer van Today’s Lawyer, is hierdoor de functie van de stafhouder veranderd van primus inter pares naar een toezichthouder met professioneel instrumentarium dat helpt om het toezicht handen en voeten te geven. Hij vat het krachtig samen: “Je zou kunnen zeggen dat de oudere, verstandige, maar milde broer is veranderd in een strenge, maar wenselijk wel rechtvaardige bovenmeester”.

De Belgische advocatuur zou zich moeten schamen dat zij anno 2021 eigenlijk niets rechtstreeks en efficiënt doet met en voor de goede beroepsuitoefening, maar zich beperkt tot sancties opleggen wegens schending van beginselen, waarvan niemand precies kan zeggen wat ze inhouden.

Pijnlijk is dat de Belgische balies daarin nog worden ondersteund door een welwillend Hof van Cassatie dat in een arrest van 26 februari 2010 met betrekking tot de bepaling van artikel 456 (thans 455) Ger.W. stelde dat die bepaling en de uitlegging ervan die is gegeven door de tuchtorganen en de gerechtelijke instanties, voldoende duidelijk en toegankelijk is om elke advocaat de mogelijkheid te bieden, desnoods met bijstand van scherpzinnige raadslieden, om, met een in de omstandigheden van de zaak hoge graad van redelijkheid de juridische gevolgen van zijn handelingen te voorzien.

Leg dat als ondernemers maar uit aan uw cliënten.

Herman Buyssens

 

Meester Herman Buyssens schreef bovenstaande tekst als voorwoord bij het meest recente nummer van Today’s Lawyer, waarmee een nieuwe jaargang wordt afgetrapt.

Advocaten moeten goede juristen zijn, maar ook – en steeds meer – goede ondernemers. Iedere advocaat wordt dan ook geconfronteerd met allerlei vragen rond de zakelijke aspecten van de beroepsuitoefening. Today’s Lawyer behandelt dit soort vragen in een directe stijl en a.h.v. korte, toegankelijke artikels.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

1 Reacties

1 Reactie

  1. romain vandebroek

    moet het dan zover gaan dat een advocaat, die een schuld heeft staan bij een cliënt, gewoon de boeken neerlegt en niets moet betalen ? Ja, want hij is ook een ondernemer, nee, want hij is toch nog advocaat. Naar mijn oordeel is dit beneden de waardigheid en weinig kies en niet rechtschapen.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.