Het VVPRbis-stelsel is een populair regime voor ondernemers die hun fiscale druk willen verlagen. De wettelijke voorwaarden zorgen echter voor enkele unieke en vaak vergeten uitdagingen bij belangrijke levensveranderingen zoals het huwelijk. In deze bijdrage schijnen we licht op de burgerrechtelijke en fiscale discussiepunten en beantwoorden we de cruciale vraag: is het gebruik van VVPRbis nog mogelijk na een huwelijk? Ook worden enkele andere scharniermomenten waarbij een overdracht zal gebeuren van de aandelen in het licht gebracht in functie van het VVPRbis-regime.
Wat is VVPRbis?
Dankzij het VVPRbis-stelsel (art. 269, §2 WIB92) kunnen kleine en middelgrote vennootschappen dividenden uitkeren aan een verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing in plaats van 30%. Om te kunnen genieten van dit verlaagde tarief, moeten de wettelijk opgelegde voorwaarden vervuld zijn.
Een van deze voorwaarden bestaat erin dat de aandeelhouder die de dividenden toegekend krijgt, de nieuwe aandelen ononderbroken in volle eigendom vanaf de inbreng (of voor dividenden toegekend vanaf 1 januari 2022: vanaf hun uitgifte) aanhoudt. Worden de aandelen overgedragen, waardoor de aandeelhouder aldus niet langer de aandelen ononderbroken in volle eigendom bezit, dan gaat het verlaagde belastingtarief (VVPRbis) verloren.
Hierop heeft de wetgever enkele beperkte uitzonderingen voorzien. Zo mogen de aandelen wel worden overgedragen, en is er aldus geen schending van het ononderbroken bezit, indien het gaat om een overdracht aan partners en afstammelingen in rechte lijn ingevolge overlijden of schenking.
Bij een overdracht door overlijden van de aandeelhouder waarbij de echtgenoot het vruchtgebruik zal erven en de kinderen de blote eigendom, kan er alsnog genoten worden van het verlaagd tarief onder VVPRbis. De wetgever voorziet bij overlijden namelijk eveneens in een uitzondering op de verplichting om de aandelen in volle eigendom te behouden.
Schenken daarentegen moet wel steeds gebeuren in volle eigendom. Indien een schenking plaatsvindt met voorbehoud van vruchtgebruik, valt dit niet onder de wettelijk voorziene uitzonderingen, waardoor het VVPRbis-regime verloren gaat.
Daarnaast zijn fiscaal neutrale herstructureringen zoals fusies en splitsingen eveneens toegelaten overdrachten.
De vraag blijft evenwel of een huwelijk de voorwaarde van ononderbroken behoud in volle eigendom al dan niet schendt.
Heeft het aangaan van het huwelijk een impact op het VVPRbis-regime?
Op 21 mei 2024 bracht de Rulingdienst duidelijkheid met haar voorafgaande beslissing 2024.0299.
Voornoemde voorwaarde van ononderbroken behoud in volle eigendom blijft vervuld wanneer de aandeelhouder beslist om te huwen. Het loutere feit van huwen brengt geen overdracht van aandelen met zich mee, waardoor er dus geen schending is van de voorwaarde van ononderbroken behoud in volle eigendom.
Wanneer de aandeelhouder huwt onder het wettelijk stelsel, ontstaat er tussen de echtgenoten een gemeenschappelijk vermogen. Indien de aandelen die in aanmerking komen voor het verlaagde tarief van roerende voorheffing voorhuwelijkse goederen zijn, dan blijven zij ook na het huwelijk toebehoren aan het eigen vermogen van de aandeelhouder. Het feit dat de dividenden als vruchten toekomen aan het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten, vormt geen beletsel voor de toepassing van het verlaagde tarief.
Wanneer de aandeelhouder huwt onder een stelsel van scheiding van goederen, wordt er geen gemeenschappelijk vermogen gecreëerd. Er zijn slechts twee eigen vermogens en de aandelen blijven aldus ononderbroken en in volle eigendom toebehoren aan het eigen vermogen van de aandeelhouder. Ook de dividenden blijven toebehoren tot het eigen vermogen.
De conclusie lijkt duidelijk: ongeacht onder welk stelsel de aandeelhouder huwt, blijven de aandelen behoren tot het eigen vermogen van deze aandeelhouder. Er is aldus geen sprake van een verhinderende overdracht. De vraag heeft zich wel gesteld voor het geval er na het huwelijk bepaalde verrichtingen worden uitgevoerd, zoals een inbreng van de aandelen in de huwgemeenschap.
Wat als de VVPRbis-aandelen worden ingebracht in de huwgemeenschap?
In het huwelijksbootje stappen heeft dus alvast geen gevolg voor de aandelen die men bezat voorafgaand aan het huwelijk. Maar wat met de aandelen die ingebracht zouden worden in het (toegevoegd intern) gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten?
Deze vraag werd in het parlement ook aan vice-eersteminister Vincent Van Peteghem gesteld. De minister antwoordde op de parlementaire vraag van 28 oktober 2024 – zonder enige nuance noch voorbehoud aan de dag te leggen – dat dergelijke inbreng wel degelijk een schending is van het ononderbroken behoud in volle eigendom.
Het achterliggende idee, uitgesproken door de voornoemde minister, is dat het gemeenschappelijk vermogen een afzonderlijk vermogen vormt ten opzichte van de eigen vermogens van de echtgenoten. De overdracht van de aandelen van het eigen vermogen van een van de echtgenoten naar het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten valt niet onder de wettelijk voorziene uitzonderingen en betreft aldus een verhinderende overdracht waardoor het verlaagde tarief onder het VVPRbis-regime verloren gaat.
Waarom is een dergelijke inbreng nu juist interessant?
Met het oog op bescherming van de langstlevende echtgenoot en eventueel fiscale optimalisatie bij overlijden, wordt vaak gekozen (of geadviseerd) om welbepaalde vermogensbestanddelen in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen dat bestaat tussen de echtgenoten.
De redenen hiervoor zijn tweeledig:
- Burgerrechtelijk: het bieden van flexibiliteit en bescherming
Door de inbreng van de vermogensbestanddelen te koppelen aan de opname van een keuzebeding in het huwelijkscontract, kan de langstlevende echtgenoot vrij kiezen welke goederen hij/zij tot zich wenst te nemen bij het overlijden van de andere echtgenoot. Op die manier behoudt de echtgenoot flexibele keuzemogelijkheden, aanpasbaar aan het moment van overlijden van zijn/haar partner. - Fiscaal
Naast dit burgerrechtelijk voordeel zou er eventueel ook fiscaal een voordeel behaald kunnen worden door de goederen in te brengen in het (toegevoegd) gemeenschappelijk vermogen.
De fiscale optimalisatie na inbreng in het (toegevoegd) gemeenschappelijk vermogen kan zich onder andere voordoen bij een overlijden, maar ook bij een schenking van de gemeenschappelijke (gemaakte) goederen. De mogelijke optimalisatie is steeds casusgebonden en valt buiten het bestek van dit artikel.
Vraagt het antwoord van de minister een verdere nuancering?
Het antwoord van de minister op de parlementaire vraag van 28 oktober 2024 lijkt te verregaand en mist ons inziens de nodige nuancering.
Enerzijds houdt de visie van de minister geen rekening met de vaak voorkomende opsplitsing van de vermogensrechten en de lidmaatschapsrechten van de VVPRbis-aandelen. Bij de inbreng van de aandelen in een (toegevoegd intern) gemeenschappelijk vermogen wordt vaak uitdrukkelijk bepaald dat de lidmaatschapsrechten behouden blijven door de inbrengende aandeelhouder. Louter de vermogenswaarde van de aandelen wordt ingebracht.
Door de inbreng zo juridisch te gaan opsplitsen tussen titre, zijnde de stemrechten, en finance, zijnde de vermogenswaarde, behoren de aandelen vermogensrechtelijk weliswaar toe aan het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten tijdens het huwelijk, maar gebeurt dit zonder dat de inbrengende echtgenoot zijn of haar lidmaatschapsrechten en controle op de vennootschap (lees: stemrechten op de algemene vergadering) verliest.
Een overdracht van de aandelen aan de partner ingevolge schenking of overlijden vormt geen beletsel voor wat de voorwaarde van ononderbroken behoud betreft. Waarom vormt dit wel een probleem bij het gemeenschappelijk maken van de vermogenswaarde van de aandelen via huwelijkscontract? De uiteindelijke toebedeling van de aandelen bij een overlijden hoeft, na het gemeenschappelijk maken van deze aandelen, niet noodzakelijk af te wijken van de wettelijke erfopvolging. Dit ligt aldus volledig in lijn met de wettelijk voorziene uitzondering (cf. supra). Ook bij een echtscheiding is het perfect mogelijk dat de aandelen terugkeren naar de inbrengende en dus oorspronkelijke aandeelhouder, zonder overdracht naar de ex-echtgenoot.
Anderzijds lijkt de redenering van de minister disproportioneel in verhouding te staan tot de voorwaarde die zogezegd zou worden geschonden. De vooropgestelde redenering mist duidelijk enige ratio, zeker wanneer we dit vergelijken met de uitzonderingen bij inbreng in een maatschap.
Wanneer we de VVPRbis-aandelen inbrengen in een maatschap, blijft de voorwaarde van ononderbroken behoud in volle eigendom ongeschonden. De redenering van de Rulingscommissie gaat als volgt: de maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid en is fiscaal transparant, de fiscus kijkt er als het ware doorheen. Fiscaal wordt de inbreng niet beschouwd als een eigendomsoverdracht aan een afzonderlijke entiteit. Noteer wel dat vanuit burgerrechtelijk oogpunt de maatschap wordt beschouwd als een afzonderlijk vermogen en dat door de inbreng van de aandelen deze vermogensrechtelijk toebehoren tot het onverdeeld vermogen van de maatschap. Deze inbreng valt niet uitdrukkelijk onder de wettelijk toegestane uitzonderingen, maar wordt alsnog, omwille van de fiscale transparantie, aanvaard.
De inbreng van de aandelen in de maatschap zorgt er aldus voor dat de waarde van de aandelen vermogensrechtelijk niet meer tot het vermogen van de inbrenger behoort. Daarentegen behoudt de inbrenger wel de controle en de zeggenschap over deze vennootschap.
Het achterliggende idee is dus nagenoeg identiek aan een inbreng in de huwgemeenschap, waarbij de inbrenger de lidmaatschapsrechten van de aandelen voorbehoudt en louter de vermogenswaarde gemeenschappelijk maakt.
Is een verschillende behandeling van deze technieken van vermogensplanning wel gerechtvaardigd, gelet op het feit dat ze een identieke uitwerking kennen in de praktijk?
Conclusie
Wil een ondernemer vandaag zijn of haar aandelen structureren naar de toekomst, dan moet hij of zij goed nadenken over de concrete gevolgen op het vlak van de toepassing van het VVPRbis-regime. Hoewel twee verschillende rechtshandelingen (inbreng van de vermogenswaarde van de aandelen in een maatschap en in een huwgemeenschap) burgerrechtelijk dezelfde gevolgen kennen in de praktijk, heeft dit vanuit fiscaal oogpunt een ander gevolg voor wat betreft het VVPRbis-regime.
Wilt u zelf werk maken van een doordachte vermogensplanning en een vlotte overdracht naar de volgende generatie waarbij rekening wordt gehouden met de meest recente fiscale standpunten en hun gevolgen op fiscaal en burgerrechtelijk vlak? Dan begeleiden wij, het VGD Estate Planning-team, u graag.
Laure Verhoeven – VGD
0 reacties