Belastingverhogingen zijn vaak een niet-onbelangrijk onderdeel van fiscale betwistingen. Naast de grond van de zaak die aanleiding gaf tot de betwiste taxatie, bevat de taxatie in zo goed als alle gevallen een belastingverhoging van minstens 10%. Die belastingverhoging kan cijfermatig stevig aantikken. Voor de rechtbank kan de ontheffing ervan worden gevorderd, onder meer op grond van het argument dat de belastingverhoging in de voorliggende casus had moeten kunnen worden uitgesproken met uitstel. Recente arresten van het hof van beroep van Gent bevestigen dit.
Kwijtschelding en mildering van belastingverhogingen
Belastingverhogingen maken bijna steeds een onlosmakelijk deel uit van de fiscale betwistingen. Zoals alle praktizijnen bekend past de administratie bij het vestigen van een aanvullende taxatie op vandaag quasi automatisch een belastingverhoging van minstens 10% toe. Een motivering om die administratieve sanctie op te leggen is in vele gevallen bijzonder summier of nauwelijks voorhanden. Wel ligt er een ontwerp van wetswijziging op tafel dat deze – toch vrij bedenkelijke – praktijk een halt zou moeten kunnen toeroepen. In de toekomst zou de wet voorzien dat bij een eerste overtreding te goeder trouw er wordt afgezien van een belastingverhoging. De administratie zou moeten bewijzen dat er geen goede trouw wil zij een belastingverhoging toepassen. Dit zou gelden voor taxaties gevestigd na goedkeuring (wellicht binnenkort) van de aangepaste wettekst ter zake, toekomstmuziek dus.
Op vandaag kan een ontheffing van een belastingverhoging worden gevorderd op grond van goede trouw. De wet voorziet immers expliciet dat van een belastingverhoging kan worden afgezien in geval van afwezigheid van kwade trouw. In diverse precedenten en in de administratieve commentaren is deze mogelijkheid bevestigd.
Ook kan van een belastingverhoging worden afgezien in geval van principiële kwesties. Ook hiervan zijn er talrijke precedenten in de rechtspraak en wordt deze mogelijkheid ook onderschreven in de administratieve commentaren.
Voorts hebben de rechtbanken en hoven in principe de bevoegdheid om administratieve sancties met strafrechtelijk karakter zoals belastingverhogingen kwijt te schelden of te milderen op grond van het evenredigheidsbeginsel.
Uitstel van belastingverhoging
Het Grondwettelijk Hof: schending van het gelijkheidsbeginsel
So far so good, allemaal valabele en soms ingewilligde pistes om kwijtschelding of mildering van de belastingverhoging te bekomen. Maar er is meer: de kwijtschelding of ontheffing van de belastingverhoging is evenzeer mogelijk op grond van een vordering tot het opleggen van die sanctie met uitstel.
Algemeen is aanvaard in rechtspraak en rechtsleer dat belastingverhogingen opgelegd op grond van artikel 444 WIB92 een sanctie van strafrechtelijke aard zijn.
Het Grondwettelijk Hof heeft bij arrest van 21 februari 2013 (later herhaald) geoordeeld dat het aan de wetgever toekomt om in verband met fiscaal administratieve sancties met strafrechtelijk karakter te bepalen onder welke voorwaarden een uitstel kan worden verleend.
In tegenstelling tot een persoon die wordt gedagvaard voor de correctionele rechtbank, kan de persoon die voor de rechtbank van eerste aanleg opkomt tegen een beslissing waarbij een belastingverhoging werd opgelegd, niet van uitstel genieten. Een uitstel kan enkel door een strafgerecht worden bevolen.
Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden in zoverre het artikel dat voorziet in de belastingverhoging, het de rechtbank niet mogelijk maakt het voordeel van het uitstel te verlenen aan de zogenaamde overtreder. In die mate is dus een ongrondwettigheid vastgesteld inzake artikel 444 WIB92, meer bepaald in zoverre dit artikel niet heeft bepaald – tot op vandaag het geval – onder welke voorwaarden een uitstel of eventueel probatie-uitstel kan worden verleend.
Het Grondwettelijk Hof voegde er wel aan toe dat die vaststelling van ongrondwettigheid niet tot gevolg heeft dat het artikel dat voorziet in de belastingverhoging, niet meer zou kunnen worden toegepast in afwachting van een wetgevend ingrijpen. Deze sanctie kan nog steeds worden toegepast door de rechtsinstanties wanneer ze menen dat de overtredingen vaststaan en dat er geen reden zou zijn geweest om uitstel te verlenen zelfs indien de wet in die maatregel had voorzien.
Anders gesteld, a contrario, indien de rechtbank wel van oordeel is dat er redenen zijn geweest om de sanctie met uitstel uit te spreken, wat dus op vandaag wettelijk niet kan worden uitgesproken, dan is de situatie van dien aard dat de belastingverhoging door de rechtbank kan worden vernietigd.
Precedenten uit de rechtspraak
Zo heeft onder meer het Hof van Cassatie in een arrest van 12 januari 2018 geoordeeld dat wanneer de fiscale rechter oordeelt dat er een reden is om uitstel te verlenen indien de wet in die maatregel had voorzien, dat het passend herstel dan bestaat in de weigering tot toepassing van die belastingverhoging.
Het hof van beroep van Brussel heeft in een arrest van 6 november 2018 geoordeeld dat aangezien het een eerste overtreding zonder opzet belasting te ontduiken betrof, er een uitstel kon worden verleend indien de wet dat had voorzien. Het hof oordeelde dat de belastingverhogingen in kwestie nietig moesten worden verklaard aangezien artikel 444 WIB92 op dit punt strijdig is met het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel.
In recente arresten van het hof van beroep van Gent van 4 februari 2025 die we in onze praktijk mochten ontmoeten, zien we hiervan opnieuw bevestiging. In twee arresten van die dag oordeelde het hof dat het in die casussen volstond de belastingverhogingen met uitstel op te leggen. Meer bepaald hield het hof rekening met het feit dat in die zaken het vele jaren (meer dan vijftien jaar) heeft geduurd vooraleer de administratie een eerste keer onderzoek had gedaan naar de zogenaamde simulatieconstructie. Toen de belastingplichtigen voor de betrokken aanslagjaren de zogenaamd onjuiste aangiften indienden, waren er al tot vijftien aanslagjaren verstreken waarin er geen opmerkingen waren van de administratie. Dit gegeven vermindert de strafwaardigheid van de inbreuk, terwijl kan worden aangenomen dat de belastingplichtigen met een belastingverhoging met uitstel voldoende gewaarschuwd zouden zijn geweest om zich van verdere inbreuken te onthouden, aldus het hof. Het hof beval zodoende de volledige ontheffing van de belastingverhoging.
Ipso facto zou ook de omstandigheid dat een aangifte voorwerp is geweest van fiscale controles zonder opmerkingen van de administratie, a fortiori dat er in het verleden akkoordverklaringen zijn gesloten, tot een ontheffing van de belastingverhoging moeten kunnen leiden op grond van geen mogelijkheid tot toepassing ervan met uitstel.
Diverse andere omstandigheden die een uitstel verantwoorden en derhalve tot een ontheffing kunnen leiden zijn denkbaar. Denken we bijvoorbeeld aan de situatie waarin een vergissing onmiddellijk is rechtgezet; de omstandigheid waarin het opleggen van een belastingverhoging van 10% zware financiële gevolgen zou hebben, zoals bijvoorbeeld de toepassing van het aftrekverbod van artikel 207, 7de lid WIB92 die vaak helemaal niet in verhouding is met het verzuim van de belastingplichtige; enz.
Voor zover ten aanzien van de rechtbanken en hoven wordt hard gemaakt dat er redenen zijn om een belastingverhoging – zijnde een administratieve sanctie met strafrechtelijk karakter – met uitstel uit te spreken, kan dit aanleiding geven tot de integrale ontheffing door de rechtsinstantie van de belastingverhoging. De fiscale rechter kan een belastingverhoging immers niet met uitstel uitspreken op grond van de huidige wetgeving, wat een ongrondwettigheid uitmaakt wegens schending van het gelijkheidsbeginsel. Omstandigheden die de strafwaardigheid uitsluiten of verminderen, zijn zeer divers: de goede trouw, eerste overtreding, jarenlange aanvaarding van de aangifte door de administratie ondanks controles, eerdere akkoordverklaringen, vergissingen snel rechtgezet, overdreven financiële impact, enz. Op die manier verlost geraken van de belastingverhoging kan een heel aardige cijfermatig impact hebben. Het is een kwestie van onderbouw, waarin we u graag bijstaan.
Jan Sandra en Dries Verhaeghe
Volg ook onze IMPOSTO Tax Talks, ook op LinkedIn
0 reacties