Er raakte dezer dagen bekend dat parlementsleden ook effectief wetten maken. Uit cijfers blijkt dat bijna een kwart van de door het parlement gestemde wetgeving niet afkomstig is van de regering maar van parlementsleden. Hoera, hoera, driewerf hoera. Zo nu en dan mag de wetgevende macht niet slaafs de regering volgen en kunnen parlementsleden een eigen initiatief nemen. Het is veelzeggend dat over deze vaststelling persberichten werden verspreid. Het is alsof de chirurgen trots melden dat ze “ook zelfstandig operaties uitvoeren en daarbij zelf beslissen hoe ze te werk gaan” of advocaten een persmededeling zouden verspreiden met het heugelijke nieuws dat ze een zaak gepleit hebben en daarbij door niemand onder druk werden gezet.
Intussen blijft de wettendiarree verder duren. Zelfs juristen slagen er niet meer in om het Staatsblad iedere dag te doorgronden, laat staan de burger die geacht wordt dit alles correct na te leven.
De vraag is dus of de wetgever nog in staat is de primaire taak te vervullen om rechtszekerheid te creëren. Het lijkt steeds meer op een doolhof, waar zelfs de gehaaide juridische vaktechneuten het spoor bijster raken. En is het dan verrassend dat de hulpeloze burger zich richt tot de extremen met hun schijnbaar gemakkelijke oplossingen? Schrijver en columnist Ilja Leonard Pfeijffer wijst reeds enige tijd op de gevolgen van de ochlocratie, de uit de hand gelopen democratie. Dat was al zo in het oude Griekenland, maar vertaalt zich nu in een populisme dat de weg bereidt naar autocratische uitspattingen. Misschien kan die evolutie worden gestopt door de regeldrift in toom te houden en meer oog te hebben voor de democratische waarden. Daarbij gaat het dan om wat mensen met elkaar verbindt en ervoor zorgt dat er hoop is, het cultuurpessimisme wordt bestreden en er aandacht is voor wat leidt tot een harmonieuzere samenleving.
Misschien zijn er minder wetten maar meer cultuur nodig om Europa – en bij uitbreiding de democratische rechtstaat – te redden.
Deze week waren er twee muzikale gebeurtenissen die als een teken van hoop werden aangekondigd. Er was enerzijds de opvoering van de negende symfonie van Beethoven door het orkest “Concert Olympique” onder leiding van de bevlogen dirigent Jan Caeyers en anderzijds het Eurovisiesongfestival. Het eerste vond plaats in barstensvolle Elisabethzaal in Antwerpen in aanwezigheid van alle ministers van Cultuur van de Europese Unie (die net daarvoor in het kader van het Belgisch voorzitterschap hadden samengezeten op een informele Europese raad). Beethovenkenner Caeyers dirigeerde magistraal het magnum opus van de grote Beethoven en wees er in zijn inleidende beschouwing op dat in het presto van de symfonie gezongen wordt “Alle Menschen werden Brüder”. Ze zullen het worden, maar zijn het nog niet. De dirigent wees er verder op dat de muziek over alle verschillen heen verbindt en het een teken van hoop is dat niet de Eerste Ministers of deze van Buitenlandse Zaken daar bij elkaar zaten, maar wel die van Cultuur. Misschien zijn er inderdaad minder wetten maar meer cultuur nodig om Europa – en bij uitbreiding de democratische rechtstaat – te redden.
Vorig weekend stond ook weer het jaarlijks Eurovisiesongfestival op het menu. Voor de wat ouderen geeft dit aanleiding tot een meewarige terugblik op de eigen jeugd, toen die avond gelijk stond met langer opblijven en het verteren van de onrechtvaardigheid dat het eigen favoriete liedje onheus werd behandeld door de jury. Dit jaar was er heisa rond de houding van de Nederlandse kandidaat die achter de schermen in een wat duistere discussie was getreden en daarom werd gediskwalificeerd. Een aantal juristen hanteerden de sociale media als een megafoon voor hun verontwaardiging voor deze “straf zonder eerlijk proces”. Er was ook commotie rond de deelname van Israël, terwijl nog niet zo lang geleden Rusland als gevolg van oorlogsvoering was geweerd. Allicht getuigt het van juridische misvorming om de vraag te stellen wat deze landen komen doen in een Europese liedjeswedstrijd, maar het werd wel duidelijk dat muziek als universele taal niet enkel kan verenigen maar de politieke discussies ook verder kan doen polariseren.
Zou het dan toch zo zijn dat 200 jaar geleden het genie Beethoven uit een ander vaatje tapte en een universeel krachtige gelaagde taal hanteerde die ook nu nog over de verschillen heen kan verenigen? Dan toch meer Beethoven en minder wetten?
Hugo Lamon
Lees hier meer columns van meester Hugo Lamon over Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties