De vorige procureur des Konings van Brussel beëindigde op 1 april 2021 zijn mandaat en legde zijn ambt als magistraat neer. Hij wordt momenteel al 5 maanden vervangen door de eerste substituut-procureur des Konings die voorheen zijn Nederlandstalige adjunct was.
Procureur-Generaal Johan Delmulle
De gevoelige kwestie van tweetaligheid
De invulling van de openstaande plaats van procureur des Konings van Brussel is noodzakelijk en dringend. We kunnen niet wachten op het einde van de legislatuur. Het is niet verantwoord dat het grootste parket van het land gedurende 3 jaar zonder een door de Hoge Raad voor de Justitie voorgedragen en benoemde korpschef zou functioneren. De legitimiteit van de korpschef in een tweetalig korps en in een administratief arrondissement waarvan het grondgebied overeenstemt met het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en dat bijzonder taalgevoelig is, vereist dit.
Om tot een publicatie in het Belgisch Staatsblad te kunnen overgaan, is echter eerst een wetswijziging nodig. Deze wetswijziging dringt zich op ingevolge het arrest van het Grondwettelijk Hof van 30 juni 2014.
Met dit arrest nr. 96/2014 vernietigde het Grondwettelijk Hof artikel 57, 5°, van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Dit artikel voegde in artikel 43 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken een paragraaf 4quater in, waarin werd bepaald tot welke taalrol de procureur des Konings en de arbeidsauditeur van Brussel (het Frans) en hun adjuncten (het Nederlands) moesten behoren en op grond waarvan zij een grondige kennis van de andere taal moesten aantonen.
Het Grondwettelijk Hof stelde onder meer in zijn overwegingen die tot de vernietiging hebben geleid (B.101.3) dat “mede gelet op het feit dat de procureur des Konings en de arbeidsauditeur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad hun ambt uitoefenen in een administratief arrondissement waarvan het grondgebied overeenstemt met het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, het niet redelijk is verantwoord dat een persoon die zijn diploma (van doctor, licentiaat of master in de rechten) in het Nederlands heeft behaald, niet in aanmerking komt voor die ambten en dat een persoon die zijn diploma (van doctor, licentiaat of master in de rechten) in het Frans heeft behaald, niet in aanmerking komt voor het ambt van adjunct-procureur des Konings of van adjunct-arbeidsauditeur in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.”
Het Grondwettelijk Hof heeft dienvolgens de bij de wet van 19 juli 2012 opgelegde verplichting opgeheven om in het bezit te zijn van een Franstalig diploma om te kunnen worden benoemd tot procureur des Konings of de arbeidsauditeur van Brussel.
Artikel 43, § 4, van de wet van 15 juni 1935 bestaat dus niet meer en moet derhalve worden herschreven met het oog op de herinvoering van de verplichte grondige tweetaligheid van de procureur des Konings van Brussel en van de arbeidsauditeur van Brussel.
Net zoals reeds het geval is voor de opeenvolgende procureurs-generaal van Brussel en voor de opeenvolgende federale procureurs, is het wenselijk dat een taalalternatie in de wet zou worden ingeschreven voor de opeenvolgende procureurs des Konings van Brussel. Op die manier zou de eerstvolgende procureur des Konings van Brussel grondig tweetalig moeten zijn en behoren tot de Nederlandse of de Franse taalrol (op basis van zijn diploma) – dat is een politieke keuze – om vervolgens na 10 jaar (artikel 259quater, §1 en 58bis, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek) te worden opgevolgd door een procureur des Konings, uiteraard ook grondig tweetalig, maar behorende tot de andere taalrol. Dit zou ook dienen te gebeuren voor de opeenvolgende arbeidsauditeurs van Brussel.
Er wordt tevens best voorzien in een taalalternatie tussen de procureur des Konings van Brussel en zijn adjunct en tussen de arbeidsauditeur van Brussel en zijn adjunct. Beide adjuncten zouden ook verplicht grondig tweetalig moeten zijn.
Het voor zich uitschuiven van deze wetswijzingen tot wanneer de regering zich bij het einde van de legislatuur zal buigen over eventuele institutionele hervormingen, zou geen daad van goed en verantwoord bestuur zijn.
Gerechtelijke achterstand
Een tweede initiatief dat ik vandaag met u wil delen betreft de gerechtelijke achterstand en meer bepaald het recherchemanagement als één van de middelen om hieraan enigszins te remediëren.
De gerechtelijke achterstand bij het hof van beroep van Brussel heeft de laatste decennia zeer ernstige proporties aangenomen die momenteel door de Hoge Raad voor de Justitie in kaart worden gebracht en waarbij ongetwijfeld aanbevelingen zullen worden geformuleerd om deze achterstand aan te pakken.
De achterstand in strafzaken is het meest markant in het domein van de economische-financiële en fiscale criminaliteit. De behandelingstermijnen in graad van beroep zijn er extreem lang. Het creëert een demotiverend gevoel van vechten tegen de bierkaai en dweilen met de kraan open.
Om die reden heeft mijn ambt besloten om het probleem langs de voorkant, aan de zijde van de instroom, aan te pakken. Het opstarten en voeren van onderzoeken in economische-financiële en fiscale dossiers zal in het gerechtelijk arrondissement Brussel voortaan op zeer gecontroleerde en gecoördineerde wijze gebeuren. De gespecialiseerde federale gerechtelijke politie van Brussel zal niet meer met om het even welk strafonderzoek worden gelast.
Dat is ook noodzakelijk omdat de gespecialiseerde recherchecapaciteit van de federale gerechtelijke politie de laatste jaren enorm geslonken is. De complexe en moeilijke economische-financiële en fiscale onderzoeken worden gevoerd door de 4de en 5de onderzoeksafdeling van de FGP Brussel. Het aantal gespecialiseerde speurders in deze afdelingen bedroeg op 01/01/2014 103 speurders. Op vandaag bedraagt dit nog 87 speurders. Op 1 januari 2002 waren dat er nog 131.
Het College van procureurs-generaal heeft al bij herhaling de alarmklok over het schrijnend tekort aan gespecialiseerde speurders geluid bij de minister van Justitie en, via hem, bij de minister van Binnenlandse Zaken. Ook in mijn openingsrede in 2019, die voorstellen bevatte om de strijd tegen de georganiseerde economische en financiële criminaliteit en tegen de fiscale en sociale fraude efficiënter te voeren, werd de versterking van de federale gerechtelijke politie als een kritieke succesfactor naar voren geschoven. We zijn twee jaar verder en ik zie geen vooruitgang op het terrein, wel integendeel.
Nochtans kan niet genoeg worden herhaald dat het in deze materie om een keten-verhaal gaat, waarbij vooral de eerste schakel (de politie die het onderzoek voert) en de laatste schakel (het hof van beroep dat recht spreekt) van de strafrechtelijke ketting fundamenteel moeten worden versterkt, wil men de georganiseerde economische, financiële en fiscale criminaliteit echt aan de ketting houden. Ik klop dus verbeten terug op diezelfde nagel.
Het initiatief waarover ik het vandaag wil hebben, bestaat er in dat enkel de onderzoeken die beantwoorden aan bepaalde criteria nog door de FGP Brussel zullen worden gevoerd. Het gaat daarbij om opsporingsonderzoeken en gerechtelijke onderzoeken; om onderzoeken onder de leiding van de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de federale procureur, het parket-generaal of de onderzoeksrechter, en weldra ook onder de leiding van de Europese procureur; om onderzoeken op initiatief van het Openbaar Ministerie en op initiatief van de burgerlijke partij. Elk onderzoek zal voortaan verplicht passeren via een wegingscommissie die zal beslissen of het onderzoek zal worden opgestart of zal worden verder gezet door de FGP Brussel. De voormelde korpschefs van het Openbaar Ministerie en de gerechtelijke directeur van de FGP Brussel, of hun afgevaardigden, zullen van deze wegingscommissie deel uitmaken.
Elk dossier zal worden ingedeeld bij één van de 5 nationale prioriteiten-categorieën die binnen de Algemene Directie Gerechtelijke Politie van de federale politie worden gehanteerd. Deze nationale ‘parameters’ zullen worden aangevuld met een aantal lokale ‘parameters’, zoals de impact van de feiten op Brussel of de link met het fenomeen drugs in Brussel of de aanwezigheid van bepaalde sub-parameters. Eens de ‘nationale’ en de ‘lokale’ parameters werden bepaald, zullen zij worden omgezet in een score die een prioriteitsniveau van 1 tot 3 vaststelt, waarbij het laagste niveau als consequentie zal hebben dat het onderzoek niet door de gespecialiseerde FGP Brussel zal worden gevoerd. We zullen dus, noodgedwongen, vanaf vandaag keuzes maken in welke onderzoeken we nog gespecialiseerde mankracht zullen investeren en welke klachten of feiten niet meer door de FGP Brussel behandeld zullen worden.
Hof van beroep Brussel: een stand van zaken
Ten slotte, wens ik hier toch ook nog even stil te staan bij de hachelijke situatie waarin het hof van beroep zich vandaag bevindt.
Zoals bekend is, heeft de Hoge Raad voor de Justitie recent een audit gestart bij het hof van beroep te Brussel. Daarin zullen thema’s worden onderzocht als de achterstand, de personeelsbezetting, de werklast en de productiviteit, de ‘megadossiers’ en de ‘bijzonderheden’ van het hof van beroep van Brussel.
Mijn ambt zal zijn volle medewerking aan deze audit verlenen en daarbij zeker de “specificiteit” van het hof van beroep van Brussel in de verf zetten. Het hof van beroep van Brussel verschilt inderdaad in vele aspecten van de andere hoven van beroep en men mag dus niet in de val trappen zich te beperken tot een simpele vergelijking met de andere ressorten.
Ik ben er van overtuigd dat bijkomende personele middelen voor het hof van beroep een absolute sine qua non zijn om uit de vicieuze cirkel van de achterstand te geraken. Ik denk dan niet alleen aan bijkomende raadsheren, maar zeker ook aan extra griffiers en griffiepersoneel.
De minister van Justitie kondigde in het Parlement op 30 juni 2021 de geplande versterking voor het hof aan. Alles samen betekent dit, dixit de minister van Justitie, een versterking voor het hof van beroep van Brussel van 15 raadsheren, 4 referendarissen, 2 woordvoerders, 14 griffiers en 10 assistenten niveau C, tenminste – het weze toch onderlijnd – als er genoeg kandidaten worden gevonden.
Ik ben verheugd te mogen vaststellen dat hierbij mijn voorstel wordt gevolgd om, bij wijze van uitzondering, te werken met een tijdelijke kaderuitbreiding van het hof van beroep. De resultaten van de audit van de Hoge Raad voor de Justitie zullen het dan vervolgens mogelijk maken te bepalen of deze verhoging van de tijdelijke personeelsformaties voldoende is, dan wel of andere maatregelen zich opdringen.
Tegelijkertijd lijkt het mij echter ook absoluut nodig dat alle actoren, rechtstreeks en onrechtstreeks betrokken bij de rechtsbedeling door het Brusselse hof van beroep, zoals de Zetel, het Openbaar Ministerie, de advocatuur, de FOD Justitie (wat de infrastructuur betreft), het gevangeniswezen en de politiediensten (wat de transfer van gedetineerden betreft), zelf ook (pro)actief zouden nagaan hoe zij nog meer kunnen bijdragen tot een efficiëntere en kortere procesgang voor het hof van beroep. Daarvoor moeten geen revolutionaire ingrepen gebeuren, maar kan het bijvoorbeeld al een ganse stap in de goede richting zijn dat de kalender en de termijnen die werden afgesproken voor het uitwisselen van conclusies en de pleitdata ook effectief worden gerespecteerd. Ik heb alvast instructie gegeven aan de zittingsmagistraten van het parket-generaal om zich voortaan systematisch te verzetten tegen elke vraag om ongeoorloofd uitstel en dit verzet op het zittingsblad te laten acteren. De duur en de uitgestrektheid van het onderzoek ter zitting, de omvang van de arresten, het aantal dossiers dat per zitting wordt behandeld en de duur van de zitting, zijn andere voorbeelden waar wellicht nog progressie kan worden geboekt, zonder dat daarvoor ook maar iets aan onafhankelijkheid en kwaliteit van de rechtspraak moet worden ingeboet.
Het is, samengevat, mijn overtuiging dat de vraag naar belangrijke bijkomende personele middelen meer dan terecht is, maar tegelijkertijd hand in hand moet gaan met een zichtbare bijkomende inspanning van àlle actoren op het terrein om het rechtspreken in ons hof van beroep, waar het kan, tijdig en efficiënter te maken.
Johan Delmulle – Procureur-Generaal bij het hof van beroep te Brussel
Als toevoeging op zoek naar de meest recente cijfers en statistieken over de zaken die tussen 2015 en 2020 aanhangig gemaakt werden bij de gerechtshoven te Brussel? Lees het Franstalige extract uit de mercuriale van Procureur-Generaal Johan Delmulle nu op Jubel Frans!
Bovenstaande mercuriale werd uitgesproken tijdens de plechtige openingszitting 2021 bij het hof van beroep te Brussel op 1 september 2021.
Ook benieuwd naar de eedafleggingen van de Brusselse en Leuvense advocaat-stagiaires? Ontdek ze hier in videoverslag op Advocatennet.be!
0 reacties