Onderstaande bijdrage van – Herman Buyssens, advocaat bij Buyssens advocaten sociaal recht verscheen eerder in nummer 2021/3 van het tijdschrift Today’s Lawyer. Raadpleeg hier de abonnementsvoorwaarden.
De transformatiedynamiek van het advocatenberoep is door de pandemie ongetwijfeld versneld. De inzet van technologische middelen is immers de voornaamste tool geweest van advocatenkantoren om hun activiteiten verder te zetten. Het is dus een geschikt moment om nog eens een stand van zaken op te stellen betreffende het gebruik van online platformen.
Voordien reeds behandelde Today’s Lawyer de nogal controversiële kwestie van de juridische online platformen. (zie art. van Alex Tallon onder de titel: “Zijn legal online platformen legaal voor de advocaat?” in Today’s Lawyer, februari 2017, jaargang 3, nr. 1 en een artikel van mijn hand over “Online platformen en hononariumdeling”, Today’s Lawyer, september 2018, jaargang 4, nr. 3).
De inhoud van deze twee bijdragen is nog steeds actueel, zij het dat advocaten inmiddels ondernemers zijn geworden en het bezwaar dat zij door deze platformen koophandelsactiviteiten zouden ontwikkelen, verdwenen is. De aanwezigheid van deontologische bezwaren tegen het opzetten van en medewerken aan dergelijke platformen is echter nog steeds reëel.
Alhoewel de economische realiteit de advocatuur dwingt hiervoor oplossingen te vinden, lijkt dit geen gemakkelijke zaak.
De besprekingen van de werkgroep online platformen die binnen de OVB tijdens 2017 actief was, hebben uiteindelijk niet geleid tot een duidelijke aanbeveling voor de stafhouders, wat de oorspronkelijke bedoeling was.
De OVB heeft anno 2021 hiervoor nog geen coherente regelgeving uitgedokterd.
Binnen de OBFG staat men verder en heeft men minstens het bestaan van de juridische online platforms onderkend en hiervoor een rudimentaire regelgeving ontwikkeld, waarover infra meer.
De deontologische problemen, die doorgaans in het buitenland op een soepelere manier worden benaderd, hebben daarentegen niet verhinderd dat wereldwijd juridische online platformen erg actief zijn, ook in onze buurlanden.
Het is in België dat wij wat achterop hinken.
Wat is de toestand anno 2021?
Belangrijk is te verwijzen naar de recente bevindingen van het rapport Future Ready Lawyer Survey 2021 dat Wolters Kluwer recent publiek maakte.
In het raam daarvan werden 700 juridische professionals in negen Europese landen en de Verenigde Staten ondervraagd over de trends die de toekomst van het beroep beïnvloeden.
Het rapport droeg als ondertitel “Moving Beyond the Pandemic”.
Het rapport geeft duidelijk aan dat de transformatiedynamiek bij de juridische beroepen versneld is door de pandemie.
De inzet van technologie om de activiteiten te kunnen verderzetten, heeft duidelijk gemaakt dat technologische oplossingen essentieel zijn voor de zakelijke veerkracht en cliëntenservice van advocatenkantoren.
In de lijn van de toegenomen digitalisatie blijken cliënten aan te sturen op een toegenomen gebruik van de technologie, waarvan zij oordelen dat deze technologie de transparantie en efficiëntie van de dienstprestaties bevordert. Het is onafwendbaar dat online platformen in deze context een toenemende betekenis krijgen.
Diverse soorten platformen
Voor de goede orde dient onderstreept dat het begrip “online platform” een vlag is die vele ladingen dekt.
Er zijn in de eerste plaats de eenvoudige repertoria van advocaten, waarin de contactgegevens van deze advocaten louter worden vermeld, zonder commentaar of enige subjectieve/objectieve rangschikking.
We denken hier bijvoorbeeld aan de zoekmachines van de advocatenordes zelf, zoals bijvoorbeeld “zoek een advocaat” op “advocaat.be” van de Orde van Vlaamse Balies, of ook “rechercher un avocat” op “avocat.be” van de Ordre des Barreaux Francophones et Germanophones.
Deze eigen platformen van de professionele beroepsorganisaties worden geacht geen commerciële doelstelling te hebben, maar enkel een instrument te zijn dat de rechtzoekende in contact brengt met een “geschikte” of zoals in de Nederlandse regelgeving aangeduid “passende” advocaat.
Zo onschuldig en probleemloos als deze professionele repertoria er uitzien, zijn ze dan ook weer niet.
Opdat de rechtzoekende met de geschikte advocaat zou verbonden worden, is het natuurlijk nodig de “geschiktheid” van deze advocaat te kunnen bepalen.
Langs de zijde van de rechtzoekende is hiertoe de voorwaarde natuurlijk dat zijn probleem zo helder mogelijk wordt omschreven.
Langs de zijde van het zoekplatform wordt verwacht dat het profiel van de geschikte advocaat zo exact mogelijk wordt geduid.
Vele criteria kunnen hiervoor in aanmerking worden genomen, zoals evident in de eerste plaats de specialistische kennis over de aan bod komende materie van de advocaat, maar ook zijn prijs, zijn beschikbaarheid en omkadering, de lokalisatie van zijn kantoor, zijn al dan niet samenwerking met of binnen rechtsbijstandsorganisaties en maatschappijen, enz.
Voornamelijk de specialistische kennis van de advocaat is daarbij van groot belang.
Het is op dit vlak dat advocatenrepertoria of zoekplatforms vaak falen.
Zo selecteert het zoekplatform van de OVB nog steeds op basis van voorkeurmateries, waarvoor tot op heden geen enkel objectief selectiecriterium bestaat, behoudens dan de eigen verklaring van de betrokken advocaat.
Dit is niet ernstig en de advocatuur onwaardig.
Deze ondermaatse en zelfs misleidende selectie van advocaten, werkt contraproductief en ondergraaft de waarde van het zoekplatform.
Een tweede verdergaande vorm van zoekplatform zijn de websites, die de ranking van advocaten organiseren met hun uitgebreidere contactgegevens en eventueel met een subjectieve rangschikking en de mogelijkheid om advocaten te beoordelen.
Het zijn de Booking.com en Tripadvisors van ons beroep.
Dit zijn doorgaans commerciële organisaties die meer hun eigen belang, zijnde winstbejag voor ogen hebben dan een transparante en eerlijke werking, die een optimale match tussen de zoekende cliënt en de advocaat naar wie wordt doorverwezen, benaarstigt.
Een derde vorm van online platforms zijn dan de websites die juridische diensten aanbieden of via dewelke juridische diensten – na doorverwijzing – worden verstrekt en die online raadpleging, chatbox, automatisch opgestelde juridische documenten en ultiem de raadpleging van een advocaat combineren.
Op de site www.droitbelge.be/legaltech.asp vindt u een overzicht van de legaltechs op dit gebied, zoals ze in België bestaan.
Ongetwijfeld is het de derde vorm van platform die de moderne ondernemer-advocaat het meest aanbelangt.
Business model van het advocatenkantoor
De vraag of en de mate waarin het gebruik van een online platform nuttig, dienstig en verantwoord is voor een advocaat, houdt verband met zijn business model.
Een algemene overweging daarbij is dat, zoals uit het hoger vermelde onderzoek van Wolters blijkt, cliënten, zowel particulieren als bedrijfsjuristen, erg gevoelig zijn aan het trendy gebruik van technologie binnen de werking van een advocatenkantoor.
Wellicht ten onrechte, maar reëel, wordt de perceptie van de kwaliteit van een advocatenkantoor, voor een niet onbelangrijk deel gekoppeld aan het gebruik van technologie binnen de werking van dit kantoor.
Dit gebruik wordt als innovatief ervaren en het staat derhalve voor modern en dynamisch.
Elk advocatenkantoor, van het kleinste tot het grootste, van het meest gespecialiseerde nichekantoor tot de erg generalistische groepspraktijk moet hiervoor gevoelig zijn.
De mate waarin, verschilt echter wezenlijk.
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen het basiswerk en het high-end werk van een advocatenkantoor.
Het ligt voor de hand dat eenvoudige informatie zoals regelgevende teksten, standaardcontracten, modelbrieven en formulieren heel gemakkelijk door een online platform kunnen worden verstrekt, zonder dat hiervoor de geïndividualiseerde tussenkomst van een advocaat noodzakelijk is.
Het lijkt dan ook een must voor elk kantoor dat nog frequent diensten verstrekt die als basiswerk kunnen worden beschouwd, hiervoor een online platform in te schakelen.
Doen zulke kantoren dat niet, dan zullen ze gaandeweg een deel van hun business kwijt geraken aan derden, die dezelfde diensten probleemloos kunnen aanbieden, bovendien niet gehinderd door enige professionele of deontologische advocatenregel.
Deze redenering geldt veel minder voor het high-end werk.
Kantoren die zich louter toespitsen op dit high-end werk, zijn er veel minder door gediend om het gebruik van online platforms in hun werking te integreren.
Enerzijds omdat dit high-end werk nog steeds de fysieke tussenkomst van de advocaat vereist en deze tussenkomst ook gewenst wordt door de cliënt.
Anderzijds omdat rechtzoekenden zich met het oog op dit soort werk niet wenden tot een zoekmachine, maar rechtstreeks tot een advocatenkantoor, dat zij reeds op voorhand geselecteerd hebben op andere manieren.
Feit is echter dat de meeste advocatenkantoren een gemengd business model hanteren, waarin zowel het basiswerk als het high-end werk een rol spelen en waarbij het laagdrempelig aanbod van basiswerk vaak het middel is om de cliënt uiteindelijk over de streep te trekken voor het high-end werk, of dit basiswerk toch minstens deel uitmaakt van hun globale dienstverlening.
Platform in eigen beheer of extern platform?
Hierop aansluitend moet de vraag worden gesteld of het dan zinvol is dat het advocatenkantoor zelf zijn platform in eigen beheer organiseert, dit doet in samenwerking met andere advocatenkantoren, dan wel het uitbesteedt aan ondernemingen buiten de advocatuur.
Het is evident dat op zich de integratie van een platform, dat het advocatenkantoor zelf organiseert, abstractie gemaakt van de technologische en financiële aspecten, het meest uitgelezen model is om deontologische problemen te vermijden.
Artikel 4.12 van de deontologische code van de OBFG regelt dit.
De Codex van de OVB is hierover nog volledig stilzwijgend.
In de mate dat binnen deze context geen introductiehonoraria worden gedeeld (cf. art. 111 Codex OVB) en het gaat om een louter kostendelende structuur, zijn er tegen dergelijke platformen geen deontologische bezwaren in te brengen.
Uiteraard blijven advocaten onderworpen aan de algemene deontologie van de advocaat, die geen onderscheid maakt tussen fysieke of digitale activiteiten.
Het is trouwens om die reden dat de OVB in dit verband nog geen specifieke regels heeft uitgevaardigd.
Maar het schoentje knelt natuurlijk elders.
Wanneer de organisatie en exploitatie van het platform niet door de advocatuur zelf wordt waargenomen, maar door een derde, dan gaan de poppen aan het dansen.
De heikele kwesties die dan aan bod komen, zijn velerlei.
Zo zijn er:
- de onafhankelijkheid van de advocaat, die ten allen prijze moet gevrijwaard worden;
- de noodzaak van een objectieve en volledige, betrouwbare informatie over het profiel van de advocaat naar wie wordt doorverwezen;
- de identificatie van de cliënt en de bescherming van zijn persoonsgegevens;
- de vrijwaring van het beroepsgeheim;
- het recht van de cliënt van vrije keuze van advocaat, dat wordt beschouwd als van openbare orde;
- de vrijwaring van de eerlijke concurrentie;
- de financiële regeling tussen de cliënt en het platform enerzijds en de advocaat anderzijds;
- de volledige transparantie van de werking van het platform, teneinde een controle door de ordinale structuren mogelijk te maken;
- het vrijwaren van de consumentenrechten.
Deze opsomming is zeker niet exhaustief.
Binnen de context van deze bijdrage is het niet mogelijk al deze elementen in detail te bespreken.
Het weze onderstreept dat over de meeste punten zeer uiteenlopende meningen bestaan en dat er geen uitgeschreven model voorhanden is, waarvan algemeen wordt aangenomen dat het beantwoordt aan al deze deontologische en organisatorische voorwaarden.
De problematiek wordt nog het best samengevat in de “CCBE Guide on lawyer’s use of online legal platforms” van 29 juni 2018, terug te vinden op www.ccbe.eu.
Heikel punt: de honorariumdeling
Eén element verdient in het bijzonder nog toelichting en dat is de honorariumdeling.
Zowel OBFG als OVB verbieden dat een advocaat een deel van zijn honorarium zou afstaan voor de introductie van de zaak, dan wel hiervoor een vaste fee zou betalen.
Vergoedingen die niet gekoppeld zijn aan de effectiviteit van de doorverwijzing, zouden nog net kunnen.
Hetzelfde verbod is trouwens opgenomen in de Gedragscode voor Europese Advocaten, geïntegreerd in de OVB-Codex als artikel 262.
Wat deze problematiek aangaat is het belangwekkend te verwijzen naar de evolutie ter zake bij onze noorderburen.
De Dekens traden namens de Nederlandse Orde van Advocaten sinds 2016 actief op tegen advocaten die hun diensten aanbieden via online vergelijkingssites.
Door het “provisieverbod” mochten deze advocaten geen vergoeding betalen aan een platform als zij via dat platform een nieuwe klant kregen.
De Autoriteit Consument & Markt (de Nederlandse mededingingsautoriteit) opende daarom in 2018 een oriënterend onderzoek op klacht van de site LegalDutch als zou de Orde van Advocaten door dit verbod de markt afschermen. De ACM was van oordeel dat dit provisieverbod gevolgen kan hebben voor de concurrentie tussen advocaten en innovatie op de markt.
Hierop heeft de Nederlandse Orde van Advocaten haar gedragsregels verfijnd en toegelicht.
Regel 2.3 luidt: “Het is de advocaat niet toegestaan een beloning toe te kennen of te ontvangen voor het verkrijgen of aanbrengen van opdrachten, tenzij de advocaat kan aantonen dat hij daarbij niet handelt in strijd met de kernwaarden en voorts dat hierbij slechts het belang van de rechtzoekende bepalend is.”
In 2018 werd om tegemoet te komen aan het standpunt van ACM een toelichting toegevoegd aan regel 2.3 van de gedragsregels advocatuur.
Deze toelichting betreft de onafhankelijkheid van de advocaat, zijn partijdigheid, de doorverwijzing naar een passende advocaat, de transparantie over en de hoogte en type beloning (https://regelgeving.advocatenorde.nl/node/3451).
Het ware een goede zaak indien de Belgische communautaire advocatenordes dezelfde of een vergelijkbare regeling zouden uitdokteren om de werking van juridische online platformen op legale en veilige wijze mogelijk te maken.
Bij ontstentenis daarvan zou de Belgische Mededingingsautoriteit ook hier wel eens stokken in de wielen kunnen steken.
Maar erger nog, dreigt de Belgische advocatuur achterop te blijven hinken.
Herman Buyssens
0 reacties