I. Het beding van aanwas
Door ongehuwde partners wordt dikwijls beroep gedaan op het beding van aanwas om hun vermogensrechtelijke aanspraken ten aanzien van elkaar te regelen. Maar ook familieleden, vrienden of iedereen anders kunnen een beding van aanwas sluiten. Via het beding van aanwas komt het goed waarop het beding betrekking heeft bij het overlijden van de eerststervende contractspartij vrij van schenk- of erfbelasting (doch mits betaling van het vaak lagere verkooprecht indien het gaat om een onroerend goed) toe aan de langstlevende contractpartij.
II. VLABEL standpunt nr. 17044 omtrent het beding van aanwas
Op 29 januari 2018 publiceerde VLABEL het sterk bekritiseerde standpunt nr. 17044 dd. 8 januari 2018. In dit standpunt stelt VLABEL dat het beding van aanwas slechts volledige fiscale doorwerking heeft indien aan verschillende voorwaarden wordt voldaan. Daarnaast benadrukt VLABEL dat met betrekking tot bedingen van aanwas aangegaan na één juni 2012 (inwerkingtreding van de algemene antimisbruikbepaling inzake schenk- en erfbelasting) dat, zelfs indien het beding van aanwas voldoet aan de gestelde voorwaarden, het kan worden getoetst aan de antimisbruikbepaling opgenomen in artikel 3.17.0.0.2 VCF. Bijgevolg is het van belang om aan te tonen dat er niet-fiscale motieven aan de grondslag liggen van het beding van aanwas. Zie hieromtrent ons artikel “VLABEL spreekt zich uit over het beding van aanwas”.
III. Voorafgaande beslissingen nr. 17046 en nr. 17053 omtrent het beding van aanwas
Inmiddels werden er reeds twee voorafgaande beslissingen gepubliceerd, zijnde voorafgaande beslissing 17046 en voorafgaande beslissing 17053 beiden van 19 februari 2018, waarin VLABEL uitspraak doet over het beding van aanwas volgend op de publicatie van het nieuwe standpunt.
De feiten met betrekking tot voorafgaande beslissing nr. 17046 zijn de volgende. Zes samenwonende broers, ongehuwd en zonder afstammelingen, wensen voor hun roerend vermogen een aanwasbeding te sluiten teneinde deze goederen aan de langstlevende onder hen toe te laten komen, met uitsluiting van hun andere zussen en broer. Alle broers doen een inleg van enerzijds tegoeden op een bankrekening en anderzijds een verzekeringspolis. De waarde van de inleg van iedere broer is dezelfde (700.000 euro). Het leeftijdsverschil tussen de oudste en jongste broer bedraagt vijftien jaar.
De feiten met betrekking tot voorafgaande beslissing nr. 17053 kunnen samengevat worden als volgt. De echtgenoten zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen en bezitten elk 375 aandelen van een BVBA. Zij wensen de langstlevende onder hen zo veel mogelijk te beveiligen tegen een mogelijke inmenging van hun drie kinderen na het overlijden van de eerststervende partner. Om deze reden wensen zij een aanwasbeding te sluiten met betrekking tot de aandelen. De waarde van de inleg van beide echtgenoten is exact dezelfde, zij hebben slechts een beperkt leeftijdsverschil (het exacte leeftijdsverschil wordt niet meegedeeld), en uit een bijgebracht medisch getuigschrift blijkt dat zij een gelijke kans hebben om het langst te leven.
De aanvragers wensen telkens bevestiging te krijgen van het feit dat er geen schenk- noch erfbelasting verschuldigd zal zijn aangezien:
- het beding van aanwas kan worden beschouwd als een kanscontract; en
- het beding van aanwas is ingegeven door niet-fiscale motieven, zodat de antimisbruikbepaling uit artikel 3.17.0.0.2 VCF niet zal spelen.
De beslissingen van VLABEL houden hoofdzakelijk een bevestiging in van het nieuwe standpunt (zie hieromtrent ons artikel “VLABEL spreekt zich uit over het beding van aanwas”). De toepassing van de door VLABEL opgelegde voorwaarden op deze concrete dossiers, schept evenwel reeds meer inzicht in de concrete invulling die VLABEL aan deze voorwaarden geeft.
Voorwaarde 1: Het beding van aanwas is beperkt, via beschikking onder bijzondere titel
VLABEL stelt terecht dat het beding van aanwas beperkt moet zijn, en dus slechts betrekking mag hebben op specifieke goederen.
Dit is in casu het geval. Door iedere broer worden tegoeden op een specifieke bankrekening en een specifieke verzekeringspolis ingelegd. Door de echtgenoten worden aandelen van een BVBA ingelegd. Het beding van aanwas heeft dus geen betrekking op een algemeenheid of een evenredig deel van de goederen van de broers/echtgenoten.
Voorwaarde 2: Het beding van aanwas is ten bezwarende titel
Volgens VLABEL is er sprake van een beding van aanwas ten bezwarende titel indien:
- de levensverwachting van de betrokken partijen gelijkaardig is; en
- de inleg van de betrokken partijen gelijkwaardig is.
VLABEL herhaalt in de voorafgaande beslissing dat het beding van aanwas wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Het is niet vereist dat de kansen gelijk zijn.
In voorafgaande beslissing 17046 bestaat er tussen de oudste en de jongste broer een leeftijdsverschil van vijftien jaar, en verklaren de partijen dat “uit niets zou blijken dat de zes broers ten tijde van het afsluiten van het beding van aanwas enig relevant gezondheidsprobleem hadden”. Verder wordt er door alle broers eenzelfde inleg gedaan.
In voorafgaande beslissing 17053 wordt er gesproken van een beperkt leeftijdsverschil, en brengen de echtgenoten een medisch attest bij waaruit blijkt dat hun levensverwachtingen dezelfde zijn.
VLABEL aanvaardt in beide gevallen dat er sprake is van een kanscontract ten bezwarende titel. We kunnen er dus vanuit gaan dat een leeftijdsverschil van vijftien jaar op zich geen probleem vormt in het kader van de ‘gelijkaardige levensverwachting’. Tevens volstaat een verklaring van de partijen omtrent hun gezondheidssituatie. Al stelt VLABEL wel dat indien bij de realisatie van het beding van aanwas zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist is, de kwalificatie alsnog zal worden herzien.
Verder haalt VLABEL – terecht – aan dat de gelijkwaardigheid van de inleg wordt beoordeeld op het moment van het afsluiten van het beding van aanwas, en niet bij het realiseren van het beding van aanwas. Waardeschommelingen tussen het moment van het afsluiten en het realiseren van het beding van aanwas zijn dus irrelevant voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van de inleg. Dezelfde redenering geldt ons inziens voor de beoordeling van de gelijkaardige levensverwachting. De gelijke kans op overleven van de partijen moet worden beoordeeld op het moment van het afsluiten van het beding van aanwas. Dat men daarna onverwacht ongeneeslijk ziek wordt, is irrelevant.
De antimisbruikbepaling
De aanvragers argumenteren in voorafgaande beslissing 17046 dat volgend niet-fiscaal motief aan de grondslag van het aanwasbeding ligt. De zes broers hebben verder nog vijf zussen en één broer. De zes broers wensen hun zussen en andere broer uit hun nalatenschap uit te sluiten. Zij stellen dat deze doelstelling, omwille van het herroepbaar karakter van het testament, niet middels testamentaire bepalingen op zekere wijze kan worden bereikt. Via testament worden er namelijk geen rechten toegekend aan de broers. Zij zouden desgevallend enkel kunnen hopen dat iedereen zich aan de ‘afspraak’ heeft gehouden.
In voorafgaande beslissing 17053 is het aanwasbeding ingegeven door de wens om de langstlevende echtgeno(o)t(e) te beschermen tegen een mogelijke inmenging van de kinderen volgend op het overlijden van de eerststervende echtgeno(o)t(e).
VLABEL beslist in voorafgaande beslissing 17046 dat de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF omdat er ook valabele niet-fiscale motieven aan de grondslag van het aanwasbeding liggen. Het onherroepelijk karakter van het beding van aanwas in vergelijking met het herroepelijk karakter van het testament, wordt dus, ons inziens terecht, aanvaard als zijnde een voldoende burgerrechtelijk motief door VLABEL.
In voorafgaande beslissing 17053 wordt er door VLABEL niet ingegaan op de antimisbruikbepaling.
Besluit
VLABEL aanvaardt in beide dossiers dat er sprake is van een kanscontract ten bijzondere titel en ten bezwarende titel (al wordt dit in voorafgaande beslissing 17053 niet uitdrukkelijk door VLABEL zo bevestigd). Er wordt bijgevolg besloten dat bij de realisatie van het beding van aanwas de betrokken roerende goederen niet zullen zijn onderworpen aan schenk- of erfbelasting.
Voor de volledigheid wordt gewezen op het feit dat ook de fictiebepaling opgenomen in artikel 2.7.1.0.6 VCF niet zal spelen bij de afstand van alle rechten verbonden aan de verzekeringspolissen die deel uitmaken van het beding van aanwas. Dit wordt impliciet door VLABEL bevestigd in voorafgaande beslissing 17046 aangezien wordt gesteld dat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn, en de inleg onder andere bestaat uit verzekeringspolissen. Dit is ook logisch, aangezien artikel 2.7.1.0.6 VCF bedingen viseert waarbij sommen, renten of waarden ingevolge een contract kosteloos toekomen aan een persoon bij het overlijden van de erflater, terwijl het in casu gaat om een kanscontract, zijnde een contract ten bezwarende titel.
Lees hier meer artikels van Cazimir.
Wenst u op de hoogte te blijven? Volg Cazimir ook op LinkedIn!
0 reacties