Fleer op één. In Fleer op één reflecteert elke eerste van de maand een gerenommeerd rechtsdenker over justitie in België en daarbuiten. Prof. dr. Frank Fleerackers, hoogleraar Rechtsdenken aan de KULeuven, verwoordt verbatim het recht van de filosoof. Deze maand over de vraag: wat is effectief rechtsdenken?
Effectief rechtsdenken
Nu rijst de vraag: wat is effectief rechtsdenken? Hoe kan een denkvorm, die klaarblijkelijk al te vaak neigt naar fixerende structuren, de dynamische differentie van de werkelijkheid aan? Mag een juridische attitude, die zich aan dergelijke werkelijkheid spiegelt, wel als rechtsdenken omschreven worden? Is dit nog recht, of verlaten we het juridisch domein wanneer we de wereld van verschil en beweging betreden? Welk antwoord is effectief wanneer we terrorisme van repliek dienen? Moeten we het recht als antwoordvorm inderdaad zo goed mogelijk laten aansluiten bij die onvatbare, veranderlijke, complexe realiteit? Kan dat overigens wel? Of dienen we juist het recht verder te rationaliseren tot toonbeeld van vaste waarden en waarheden?
Hoe kan een denkvorm, die klaarblijkelijk al te vaak neigt naar fixerende structuren, de dynamische differentie van de werkelijkheid aan?
Hier tekenen zich duidelijk twee lijnen af, waarbij de effectiviteit van het recht op het spel staat: ofwel gronden we het recht dieper dan ooit tevoren in de fixatie van het grote gelijk, deze keer dan wel na democratische bevraging en grondwettelijke verankering; ofwel enten we ons rechtsdenken op het wezen van de werkelijkheid: verschil in beweging, als paradigma van een effectieve samenleving. Ironisch genoeg delen beide lijnen een gelijkaardige inschatting van wat de mens in dit tijdperk stuurt: de overtuiging van zijn denkkader. En waar aan gene zijde de clash of convictions wordt bestreden door er een vaste, rigide (juridische) overtuiging tegenover te plaatsen, zal aan deze zijde bepleit worden dat dergelijke fixatie onhoudbaar is, vermits ze indruist tegen de realiteit van mens en wereld.
De strijd tussen beide zijden is wel degelijk een machtsstrijd, waarin de ene oppert dat “de tijd van een postmodern deconstructief verglijden van de betekenis voorbij is” en de andere repliceert dat het geloof in “vaste en ondubbelzinnige overtuigingen” sinds lang niet meer houdbaar is gebleken (LILLA, M., The Reckless Mind, New York Review of Books, 2001). De facto hebben de twee kanten zich ingegraven, met een eigen visie op de werkelijkheid als vaandel. Waar deze zijde de dynamische differentie van de menselijke werkelijkheid benadrukt en om een inlevingsattitude verzoekt, wijst gene zijde resoluut op de duidelijke explicitatie van de werkelijkheid in het zog van 9/11, die enkel tot een krachtdadige en eenvormige zekerheid zou nopen.
Effectiviteit staat hier in contrapunt tegenover efficiëntie, doch wat het recht betreft weerspiegelen deze begrippen onderling het contrast tussen tegenstrijdige denkhoudingen over het wezen en doel van het juridisch discours.
Effectiviteit staat hier dus in contrapunt tegenover efficiëntie, doch wat het recht betreft weerspiegelen deze begrippen onderling het contrast tussen tegenstrijdige denkhoudingen over het wezen en doel van het juridisch discours. Geconfronteerd met de naweeën van 9/11, menen steeds meer politici en juristen een teloorgang van de kleine verhalen en dus van het postmodernisme vast te stellen. Zo wordt gepleit voor de terugkeer van het Grote Verhaal en de suprematie van de vaste overtuiging, om op die manier de door het terrorisme verbroken veiligheid en zekerheid terug te winnen. Het westen, en in die zin ook het westers recht, dienen volgens deze denkers hun waarden ten volle uit te dragen om de chaos het hoofd te bieden (SCRUTON, R., The Meaning of Conservatism, St. Augustine’s Press, Chicago, 2002). Hier is dus geen ruimte meer voor ironie of deconstructie: in tijden van oorlog en conflict wordt het spel gestaakt en de ernst beleden.
Het hoeft geen betoog dat het politieke denken in de meeste westerse landen, met inbegrip van een aantal zogenaamde progressieve staten, deze denkwijze node aanhangt. Belangrijk voor ons zijn evenwel de repercussies op het rechtsdenken. Zo lijkt de aangroei van specifieke regels, zoals de US Homeland Security Act en gelijkaardige wetgeving in het Avondland, te wijzen op een krampachtig zekerheidsstreven in een wereld van ordeloosheid en verwarring. Doelgerichtheid van politiek en recht betekent dan vooral de mate waarin zekerheid, veiligheid en orde aan die wereld kunnen opgedrongen worden. Dat dit streven tot falen gedoemd is, werd hoger reeds aangegeven. De haast metafysische prioriteit van vaste en ondubbelzinnige overtuigingen op afwijkende meningen is onverdedigbaar, vermits overtuigingen vast noch ondubbelzinnig zijn, zelfs wanneer het om meta-overtuigingen zou gaan, voor zover deze overigens zouden kunnen onderscheiden worden van andere. Overtuigingen, of beter: affectoren, zijn haast per definitie dynamisch en meerduidig, dus volatiel en dubbelzinnig. Ze komen in menselijke interactie tot stand en ondergaan op dezelfde wijze hun evolutie. Zelfs concepten als democratie en juridische effectiviteit zijn aan deze differentiële dynamiek en dynamische differentie onderhevig: verschil en beweging vormen de premissen op basis waarvan recht en samenleving telkens opnieuw tot stand komen in contrapunt en paradox.
Om deze reden zal ook de juridische effectiviteit telkens opnieuw herijkt worden om de veelvuldige, veranderlijke realiteit te volgen, een taak die de jurist van de 21e eeuw op het lijf geschreven staat.
Om deze reden zal ook de juridische effectiviteit telkens opnieuw herijkt worden om de veelvuldige, veranderlijke realiteit te volgen, een taak die de jurist van de 21e eeuw op het lijf geschreven staat. Méér dan mens van het recht, zal hij uitgroeien tot mens van de juridische effectiviteit, geënt op de regeling van intermenselijke conflicten, in alle veranderlijkheid en multipliciteit. De aanvaarding van beide werkelijkheidsmodi laat tenslotte toe de cirkel rond te maken: indien daadwerkelijk dient gestreefd te worden naar vaste of ondubbelzinnige overtuigingen en waar(he)den, dan maken deze twee begrippen alle kans op dergelijke epitheta. De paradox bereikt zijn culminatiepunt waar als enige vaste en ondubbelzinnige waarheid moge gelden: de dynamische en differentiële, dus vliedende en dubbelzinnige, aard van de menselijke realiteit. Wie bijgevolg recht en juridische effectiviteit nastreeft, zal zich uit noodzaak oefenen in deze feitelijke werkelijkheid: in de affectieve ervaring van casusgedreven realiteit.
0 reacties