Kapitaalvermindering en fiscaal misbruik rijmen niet altijd met elkaar… De fiscus heeft weinig op met kapitaalverminderingen, maar besteedt er de laatste jaren steeds meer aandacht aan. Ze beschouwt dit soort transacties vaak als fiscaal misbruik, met desastreuze gevolgen voor de aandeelhouder die van de kapitaalvermindering profiteert. Dit wordt geïllustreerd door een recente uitspraak van het hof van beroep te Antwerpen.
Het geschil betrof een aanslag in de personenbelasting van 412.013,66 euro voor het aanslagjaar 2018 ten gunste van verschillende belastingplichtigen. Die hadden namelijk een holding opgericht en de aandelen van hun operationele vennootschap ingebracht als kapitaal. Dit kapitaal bestond voornamelijk uit een inbreng uit bestaande reserves en liquide middelen.
De aandeelhouders van de holding verlaagden vervolgens het kapitaal met 1.250.000 euro zonder de aandelen in te trekken. Dit bedrag werd grotendeels opgenomen als een vordering in rekening-courant ten hunnen gunste.
Vervolgens werd een bedrag van 834.643,72 euro overgeboekt van de rekening-courant van de belastingplichtigen naar de rekening-courant van de operationele vennootschap. Als gevolg daarvan werd de schuld van de holding aan de belastingbetalers verminderd met 834 643,72 euro en ontstond er een nieuwe schuld van hetzelfde bedrag bij de operationele vennootschap.
Binnen de operationele vennootschap werd een vordering van 834 643,72 euro opgenomen, die werd gecompenseerd door de openstaande vorderingen van de operationele vennootschap op de belastingplichtige voor hetzelfde bedrag.
Een schrapping van een rekening-courant dus, zonder enige belastingaftrek.
De belastingadministratie beweerde dat deze diverse transacties een constructie vormden die uitsluitend was opgezet om de roerende voorheffing op dividenden te vermijden en paste daarom de anti-misbruikmaatregelen toe. Het argument was dat de rechtshandelingen in hun geheel één enkel einddoel hadden, namelijk de belastingplichtigen de mogelijkheid bieden om hun persoonlijke schulden in de operationele vennootschap te vereffenen door middel van een complexe operatie die zelf in verschillende rechtshandelingen was opgesplitst.
Het standpunt van de belastingplichtigen: kapitaalvermindering is rechtmatige verrichting
De belastingplichtigen voerden aan dat de kapitaalvermindering een rechtmatige verrichting was en geen inbreuk vormt op de fiscale wetgeving. Volgens hen is er geen sprake van belastingontduiking, aangezien een kapitaalvermindering op zich niet belastbaar is.
Zij voerden aan dat de holdingstructuur was opgezet om familieredenen, waaronder de mogelijke overname van een ander bedrijf en vermogensplanning. Zij argumenteerden dat er daarom in dit geval geen sprake was van een kunstmatige constructie.
Het standpunt van de belastingadministratie: kapitaalvermindering is fiscaal misbruik
Volgens de belastingadministratie vormden de transacties een geheel van rechtshandelingen die als enig doel hadden ervoor te zorgen dat de aandeelhouders belastingvrij kapitaal ontvingen van de operationele vennootschap.
De kapitaalvermindering was door de operationele vennootschap zelf gefinancierd via een complexe geldstroom. Daaruit blijkt volgens hen dat de bedrijfsstructuur slechts een instrument voor fiscale optimalisatie was. Volgens de belastingadministratie vielen deze transacties daarom perfect binnen het toepassingsgebied van de definitie van fiscaal misbruik.
Hof van beroep bevestigt standpunt fiscus
Ook het hof van beroep was van oordeel dat de transacties in hun geheel een samenhangende constructie vormden, die volledig was opgezet om belasting te ontduiken, en bevestigde de betwiste aanslag.
Objectief element: een transactie in strijd met de doelstellingen van de wet
Om te beginnen stelt het hof vast dat de opeenvolging van verrichtingen – de oprichting van de holding, de inbreng van de aandelen, de kapitaalvermindering en de tenlasteneming van de schulden – één enkel doel had, namelijk de roerende voorheffing op dividenden te ontwijken.
De operationele vennootschap had in de loop der jaren aanzienlijke reserves en liquide middelen opgebouwd, die normaal gezien belast hadden moeten zijn via een dividenduitkering.
Met de oprichting van de holding werd een tussenfase ingelast, waardoor deze reserves via een kapitaalvermindering konden worden teruggegeven aan de aandeelhouders zonder de roerende voorheffing te betalen.
Uiteindelijk werd de kapitaalvermindering gefinancierd door de operationele vennootschap zelf, waaruit blijkt dat deze laatste de uiteindelijke last droeg.
Er was geen economische activiteit binnen de holding en geen ander substantieel motief voor de rechtshandelingen dan het vermijden van belasting.
Het hof concludeert daarom dat deze transacties volledig indruisen tegen de doelstellingen van de fiscale wetgeving, die bepaalt dat ondernemingswinsten normaal gesproken worden belast via een dividenduitkering.
Een subjectief element: de intentie om belasting te ontwijken
Om fiscaal misbruik te bewijzen, moet, naast de objectieve schending van de fiscale wetgeving, ook worden aangetoond dat de belastingplichtige heeft gehandeld met het enige of doorslaggevende doel om belasting te ontwijken.
Het hof van beroep vond dat dit hier inderdaad het geval was. De holding had geen zelfstandige economische activiteit en diende enkel als tussenpersoon voor fiscale optimalisatie. De kapitaalvermindering had geen ander substantieel doel dan de belastingvrije verkoop van liquide middelen. Uiteindelijk kon de kapitaalvermindering alleen volledig worden gefinancierd via een complexe kasstroom om het eindresultaat van een belastingvrije dividenduitkering te bereiken.
De belastingplichtigen waren niet in staat bewijs leveren van een echt operationeel motief achter de opgezette structuur. De verwijzing naar een mogelijke overname van een andere onderneming werd niet gestaafd door documenten.
Het hof verwierp ook het argument van familievermogensplanning, aangezien de belastingplichtigen de volledige controle over de vennootschappen behielden. Het hof van beroep oordeelde daarom dat er geen bewijs van het tegendeel was geleverd en dat de juridische constructie uitsluitend was ingegeven door zuiver fiscale overwegingen.
Belastingverhoging: rechtmatigheid en evenredigheid
De belastingplichtigen betwistten ook de belastingverhoging van 10% op grond van een onjuiste aangifte.
In dit verband was het hof van beroep van mening dat de toepassing van een belastingverhoging van 10% voor een onjuiste aangifte zonder opzet om belasting te ontduiken, een eerste overtreding, evenredig was aan het gepleegde strafbare feit.
Een verdere verlaging van de belastingverhoging is volgens het Hof niet aan de orde, aangezien is vastgesteld dat de onjuiste aangifte niet te wijten is aan omstandigheden buiten de macht van de belastingbetalers, in welk geval geen belastingverhoging zou zijn toegepast.
Besluit: uiterste voorzichtigheid is aangewezen bij kapitaalvermindering
We kunnen iedereen die dergelijke transacties overweegt en de professionals die hen daarin bijstaan dan ook alleen maar aanraden om uiterst voorzichtig te zijn en deze te rechtvaardigen op solide niet-fiscale gronden, ondersteund door objectieve en overtuigende documenten.
Thierry Litannie – Andersen
0 reacties