Wanneer een verweerder niet verschijnt in een rechtszaak, wordt de afwezige partij "bij verstek veroordeeld”. Dit artikel bespreekt de belangrijkste verantwoordelijkheden van de rechter in dergelijke situaties.
Regelmatigheid van de oproeping
De rechter moet allereerst nagaan of de afwezige verweerder correct is gedagvaard of opgeroepen. Dit betekent dat de verweerder daadwerkelijk de kans moet hebben gehad om te verschijnen en ervoor moet hebben kunnen kiezen om afwezig te blijven. Alleen dan kan de afwezigheid leiden tot een verstekprocedure.
Rechtsmacht en Bevoegdheid
De rechter heeft vervolgens de taak om te controleren of hij rechtsmacht heeft en bevoegd is om de zaak te behandelen.
Hij moet zowel nagaan of hij bevoegd is om over dit soort zaken te oordelen (de materiële bevoegdheid) als of hij bevoegd is om deze zaak in dit gebied te behandelen (de territoriale bevoegdheid). De rechter moet zijn materiële bevoegdheid controleren als deze betrekking heeft op de openbare orde. Zowel de materiële als de territoriale bevoegdheid wordt nagegaan op basis van de gedinginleidende akte. De rechter hoeft het daadwerkelijke voorwerp van de vordering niet te achterhalen en evenmin de juistheid van de beweringen van de eiser te controleren bij het beoordelen van zijn bevoegdheid.
Toelaatbaarheidsvereisten
De rechter is in principe niet verplicht om ambtshalve de hoedanigheid en het belang van de eiser te toetsen. Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat een rechter de mogelijkheid heeft, maar niet de verplichting, om te onderzoeken of een procespartij over het vereiste belang beschikt.
Zo is het niet aan de rechter om bij verstek ambtshalve de verjaring van een vordering in te roepen.
Wanneer er echter toelaatbaarheidsvereisten gelden die de openbare orde raken of specifiek gericht zijn op de bescherming van de verstek latende verweerder, is de rechter wel verplicht om in te grijpen. De rechter moet zo de voorwaarden voor het verlenen van verstek ambtshalve toetsen (art. 802-804 Ger.W.).
Taak volgens de wetgever
Artikel 806 Ger.W. bepaalt dat de rechter in geval van verstek de vorderingen of verweermiddelen van de verschijnende partij inwilligt, tenzij deze strijdig zijn met de openbare orde of met rechtsregels die ambtshalve kunnen worden toegepast.
In eerdere versies van artikel 806 Ger.W. was voorzien dat de rechter bij verstek kennelijk ongegronde vorderingen kon matigen of afwijzen. Dit zou rechters in staat stellen om bijvoorbeeld buitensporige schadevergoedingen of woekerinteresten af te wijzen. Tijdens het wetgevingsproces is deze mogelijkheid echter geschrapt.
De wetgever koos duidelijk voor een minimalistische strekking van de taak van de rechter bij verstek. Een verstek latende verweerder dient namelijk niet beter beschermd te worden dan een verweerder in geval van tegenspraak. Daarnaast ondersteunt deze benadering bij verstek een efficiënte afhandeling van geschillen, hetgeen gezien de actuele noden van de rechtsbedeling van groot belang is.
In principe oordeelt de rechter met een niet-voorlopig uitvoerbaar verstekvonnis (art. 1397, tweede lid Ger.W.). Dit betekent dat rechtsmiddelen zoals verzet en hoger beroep schorsende werking hebben op de tenuitvoerlegging van het vonnis. Men kan met andere woorden geen misbruik maken van een verstekvonnis.
Taak in de praktijk
In de praktijk nemen rechters geen genoegen met deze strikte invulling van hun taak bij verstek.
Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat het inwilligen van een kennelijk ongegronde vordering strijdig is met de openbare orde. Hierdoor krijgt de rechter bij verstek de kans om de zaak wel inhoudelijk te onderzoeken en vervolgens een kennelijk ongegronde vordering af te wijzen. Het begrip openbare orde wordt met andere woorden zeer ruim ingevuld.
Daarnaast blijft de rechter gehouden tot beslechting van het geschil, overeenkomstig de rechtsregels die erop van toepassing zijn, ongeacht of deze regels de openbare orde raken, dan wel van dwingend recht zijn. De rechter is, zo nodig ambtshalve, gehouden de rechtsregels toe te passen die vereist zijn op basis van de door de verzoekende partij aangebrachte feitelijke gegevens ter staving van haar vorderingen. Die verplichting blijft echter wel binnen de grenzen van de partijautonomie: de rechter mag slechts oordelen op basis van de vordering en de regelmatig overgelegde elementen. De rechter kan dus feiten afleiden uit het dossier, maar moet zich onthouden van eigen onderzoeksinitiatieven buiten de contouren van het geding.
Een bijkomend element waarmee de rechter rekening moet houden, is het zogenaamde verrassingsverbod. Dit beginsel houdt in dat de rechter partijen niet mag overvallen met juridische kwalificaties of feitelijke interpretaties die zij redelijkerwijs niet konden voorzien en waarover zij zich niet konden uitlaten. Wanneer een rechter volledig andere rechtsgronden toepast zonder partijen hierover te horen, zoals bijvoorbeeld het inroepen van rechtsmisbruik, het herkwalificeren van een opzegbeding naar een strafbeding, het introduceren van een schadebeperkingsverplichting, dient hij de partijen de mogelijkheid te bieden hier standpunt over in te nemen. Laat de rechter dit na, dan schendt hij, in geval van verstek, het recht van verdediging van de eisende partij.
Besluit
De taak van de rechter bij verstek is essentieel voor een eerlijke en zorgvuldige rechtsgang. De rechter moet ervoor zorgen dat de afwezige partij correct is opgeroepen en dat hij bevoegd is om de zaak te behandelen, zowel materieel als territoriaal. Bovendien heeft de rechter de verantwoordelijkheid om de toelaatbaarheidsvereisten te toetsen, zeker wanneer deze de openbare orde betreffen of de rechten van de afwezige partij kunnen schaden.
Hoewel artikel 806 Ger.W. een minimalistische aanpak voorstaat, blijkt uit rechtspraak dat rechters toch ruimte hebben en soms zelfs verplicht zijn om de vordering inhoudelijk te beoordelen. De rechter moet daarbij steeds rekening houden met partijautonomie, het recht van verdediging en het verrassingsverbod.
Dit toont aan dat de rechter, ondanks de formele procedures, ruimte heeft om inhoudelijk in te grijpen en de rechtvaardigheid te waarborgen in verstekprocedures.
0 reacties