Activistische wetgevers cover

30 aug 2023 | Column

Activistische wetgevers

Door Hugo Lamon

(Ge)recht in de spiegel

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Oost-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Een opiniestuk in De Standaard (Q. Jacobs, “Rechters moeten zich terughoudend opstellen”, DS 25 augustus) zorgde in deze laatste augustusdagen voor wat animo. De auteur vond dat rechters die regels moeten toetsen aan hogere normen zich terughoudend moeten opstellen. “Ze mogen regels die door een meerderheid van het parlement worden gesteund slechts vernietigen als deze manifest strijdig zijn met de hogere (zeer moeilijk wijzigbare) rechtsnorm. Alleen als er geen enkele manier bestaat om de regels met elkaar te verzoenen, kan een onverkozen orgaan (de rechter) oordelen dat een democratisch genomen beslissing niet mag bestaan” zo stelt de opiniemaker.

Dat gaf aanleiding tot een pittige reactie van Prof. Populier. “Als je maar vaak genoeg beweert dat onze rechters activistisch zijn, gelooft iedereen dat nog. Vaak zegt het meer over degenen die de uitspraak doen” zo laat ze op LinkedIn weten. Ze werkt die stelling verder uit in een bijzonder lezenswaardig opiniestuk in De Standaard (“De mythe van de activistische rechter”, DS 28 augustus). Op grond van wetenschappelijke onderzoek – zoals het een goed wetenschapper past – komt ze tot het besluit dat rechters zich helemaal niet activistisch opstellen. “Het Grondwettelijk Hof heeft een bias ten voordele van de wetgever” zo luidt haar stelling. Bovendien gaat dat Hof ook vaak in dialoog met de wetgever door een manke wet overeind te houden en de wetgever aan te sporen om een lacune op te vullen. Een vernietiging van een wet komt meestal ook niet uit de lucht vallen. Vaak had de Raad van State al eerder in het wetgevingsproces wat opgemerkt.

Het besluit is dan ook dat wanneer de rechter een wet aan een hogere norm of aan grondrechten toetst, dat dus nu al met grote terughoudendheid doet. Het is goed dat een wetenschapper het middel van een opiniestuk in de krant gebruikt om hieraan te herinneren.

Het is misschien ook tijd om de diverse wetgevers in dit land erop te wijzen dat de vernietigingen van een wet het gevolg zijn van ofwel technisch slecht geredigeerde teksten of wetgeving die geen rekening wil houden met hogere rechtsnormen die nochtans ook deel uitmaken van ons rechtsstelsel.

Wat te denken bijvoorbeeld van de recente Brusselse initiatieven inzake de aanpak van huurders die hun huur niet betalen? Op 21 augustus verscheen in het Belgisch Staatsblad de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest “tot invoeging van de procedureregels voor gerechtelijke uitzettingen en tot wijziging van de middelen gebruikt door en ten voordele van het Begrotingsfonds voor Solidariteit”. Wie dus in Brussel een woning wil verhuren zal best twee keer nadenken en het eigendomsrecht lijkt voor de Brusselse wetgever in ieder geval geen fundamenteel rechtsbeginsel meer.

De nieuwe regeling houdt in dat zowel de procedure tot het bekomen van een titel om een niet betalende huurder uit de woning te zetten als de uiteindelijke uitvoeringsprocedure zelf voor in Brussel gelegen panden een huzarenstuk wordt. Wie een niet-betalende huurder uit het pand wil zetten moet daarvoor eerst een ingebrekestelling verzenden (“volgens het standaardsjabloon dat beschikbaar is op de website van Brussel Huisvesting” art. 233quater §1 Brusselse Huisvestingscode) en dan verplicht minstens één maand wachten. Pas daarna kan de verhuurder naar de rechter stappen met het verzoek tot uithuiszetting (waarmee de gemeenrechtelijke termijn om voor de rechter verschijnen wordt verlengd van acht dagen naar veertig dagen (!) – art. 233sexies §1).

Indien er dan een vonnis wordt bekomen moet dan ook nog de voorgeschreven termijn van één maand na betekening worden gerespecteerd. Na die termijn van één maand moet de datum van daadwerkelijke uitdrijving vijftien dagen op voorhand worden aangekondigd aan de huurder en aan het OCMW. Gerechtsdeurwaarder Slabbaert wijst er in een post op LinkedIn op dat dit in de praktijk zal betekenen dat in Brussel de procedure tot uithuiszetting minstens vijf maanden zal duren. Dat is dan nog zonder het veralgemeend wintermoratorium gerekend, waarmee een verbod wordt ingesteld op uithuiszettingen tussen 1 november tot en met 15 maart van het daarop volgend jaar. Dat betekent dus dat in die gevallen de eigenaar pas na tien maanden terug over zijn pand kan beschikken. Dat alles geeft misschien een vals gevoel van veiligheid aan de huurder, die op het einde van de procedure zal worden geconfronteerd met een sterk opgelopen schuld, of is het de bedoeling van de Brusselse wetgever dat die achterstal ook nog volledig door de eigenaar – naar het aanvoelen van die wetgever allicht een per definitie verfoeilijke kapitalist – moet worden gedragen? Is er al eigenlijk onderzocht wat daarvan de gevolgen zullen zijn voor de huurmarkt?

Straffe wetgeving van activistische wetgevers heeft soms ongewenste neveneffecten. Kan daar ook wat aandacht voor zijn?

Hugo Lamon

Lees hier meer columns met de visie van meester Hugo Lamon op Justitie.

Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld?
Volg Jubel.be op LinkedIn.

(Ge)recht in de spiegel

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Oost-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Brussel
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.