De zaak van de Franse rechter Nicolas Guillou bij het Internationaal Strafhof (ICC) is allesbehalve een louter anekdotische gebeurtenis. Zij staat symbool voor een dieperliggend probleem: de Europese afhankelijkheid — economisch, technologisch en juridisch — van de Verenigde Staten en de daarmee samenhangende bedreiging voor de soevereiniteit van Europa. Volgens de auteur Pierre Haski in Le Nouvel Obs (“Un juge français sous sanctions américaines, symbole de la souveraineté menacée de l’Europe”, 3 november 2025) is Guillou de “kanarie in de koolmijn” van onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten.
Guillou werd door de Amerikaanse regering gesanctioneerd wegens zijn functie als rechter bij het ICC. Concreet: hij is niet langer in staat gebruik te maken van talloze Amerikaanse diensten en bedrijven, zoals Google, Amazon, Microsoft, PayPal, Visa of Mastercard. Het geval van Guillou is een waarschuwing voor ons allen: deze sancties tonen de uitholling van het Europese gezag, het “tekort aan soevereiniteit”.
De achtergrond van deze sancties is juridisch en politiek geladen. De Verenigde Staten — die geen lid zijn van het ICC — reageerden op het aanhoudingsbevel dat het Hof in november 2024 uitvaardigde tegen de Israëlische premier Benyamin Netanyahou en diens voormalige minister van Defensie, Yoav Gallant, wegens vermeende oorlogsmisdaden in de Palestijnse gebieden. De Amerikaanse regering gaf aan dat zij de onafhankelijkheid van haar rechtssysteem en dat van haar bondgenoten verdedigt en gebruikte de sancties als middel om druk uit te oefenen op het ICC.
Voor Europa is dit geen abstracte kwestie. Het gaat om de kern van de rechtsstaat: de garantie dat onafhankelijke rechters hun werk kunnen doen zonder intimidatie of extraterritoriale druk. De door Guillou geuite waarschuwing is glashelder: “In de praktijk kan de Amerikaanse uitvoerende macht elke Europese burger uitsluiten van het banksysteem en van de digitale ruimte van zijn eigen land.” De maatregel treft Guillou persoonlijk, maar treft de internationale rechtsorde in haar fundamenten. Hij is gestraft voor een rechterlijke beslissing — een gerechtelijke handeling gesteld in de uitoefening van zijn ambt. Het feit dat hij daarop — privé en publiek — wordt getroffen, toont de mate van extraterritoriale werking van Amerikaanse wetgeving en het vermogen van Amerikaanse bedrijven om wereldwijd druk uit te oefenen op de nationale en internationale rechtsorde. Ook schrijnend is dat zijn vrouw, die Amerikaans staatsburger is, veel zwaarder getroffen kan worden. In theorie loopt zij — aldus berichten — het risico op twintig jaar gevangenisstraf als zij een dienst verleent aan haar man die onder die sancties valt. Een rechter en zijn gezin worden vogelvrij verklaard door de Verenigde Staten.
Institutioneel betekent dit dat andere rechters, aanklagers of medewerkers van nationale en internationale rechtscolleges zich achter de oren zullen krabben welke prijs betalen zij als zij een oordeel vellen dat de VS of haar bondgenoten niet bevalt?
Institutioneel betekent dit dat andere rechters, aanklagers of medewerkers van nationale en internationale rechtscolleges zich achter de oren zullen krabben: welke prijs betalen zij als zij een oordeel vellen dat de VS of haar bondgenoten niet bevalt? Het ICC merkte reeds op dat de sancties “een flagrante aanval zijn op de onafhankelijkheid van een onpartijdige rechterlijke instantie”. In zijn analyse breidt Haski het verhaal van Guillou uit naar de bredere afhankelijkheid van Europa. Hij nodigt uit tot het maken van een simpele oefening: welke Amerikaanse diensten gebruikt u allemaal? En stel u dan voor dat u morgen de toegang verliest. Het lijdt geen twijfel dat Europa zwaar leunt op Amerikaanse digitale infrastructuur, betalingssystemen en platforms. Visa, Mastercard, Google, Amazon, Microsoft, PayPal: ze zijn de spil van ons dagelijks bestaan geworden, ook buiten de VS. Maar wat als één nationale overheid — hier: de VS — kan beslissen om toegang te blokkeren op extraterritoriale basis? Dan staat Europa machteloos. Geen volwaardig Europees alternatief dient zich aan. Zelfs sommige zuiver Europese ondernemingen durven geen diensten te verlenen aan Guillou uit angst toegang tot de Amerikaanse markt te verliezen.

Is Europa digitaal en financieel nog wel soeverein? In hoeverre kunnen Europese burgers of instellingen afzien van Amerikaanse platforms en welke consequenties hangen daaraan vast? Terwijl de digitale wereld een grensoverschrijdend karakter heeft, blijft het platformbeheer vaak in de VS verankerd, met alle geopolitieke consequenties van dien. Deze sancties werpen een aantal juridische en politieke vragen op. Eerst juridisch: wat betekent het dat een land als de VS extraterritoriale sancties kan opleggen aan een rechter in een internationaal of nationaal rechtscollege? De extraterritoriale werking van Amerikaanse wetten is niet nieuw, maar hier raakt zij rechtstreeks de onafhankelijkheid van een rechter. Voor Europa betekent dit dat onze rechters en instellingen zich in een totale afhankelijkheidspositie bevinden. Op politiek vlak moet Europa zich afvragen of het bereid is zijn eigen soevereiniteit te verdedigen. Wanneer een lidstaat of instelling van de Europese Unie onder druk komt te staan van externe sancties — en dus van de infrastructuur van een andere staat — is de veronderstelling van soevereiniteit totaal illusoir. De oproep van Guillou en Haski is dat de Europese regeringen méér steun moeten betuigen en zich daadkrachtiger moeten opstellen. Uit de Franse diplomatie kwam al “ontsteltenis” over de Amerikaanse sancties, maar dat is duidelijk onvoldoende.
Europa zou sterker kunnen inzetten op “technologische autonomie” en op de ontwikkeling van Europese alternatieven in de digitale ruimte
Welke weg voorwaarts? Ten eerste zou Europa sterker kunnen inzetten op “technologische autonomie” en op de ontwikkeling van Europese alternatieven in de digitale ruimte, het betalingsverkeer en de cloudinfrastructuur. Het idee is niet enkel strategisch, maar democratisch. Onze digitale infrastructuur raakt aan rechters, journalisten, burgers en instellingen. Ten tweede is er het juridische antwoord. De Europese Unie beschikt over een zogeheten ‘blokkeringsregeling’ waarmee zij extraterritoriale regels van derden kan ondermijnen. Europese staten en instellingen zouden deze procedure kunnen activeren om schade aan Europese burgers of instellingen door Amerikaanse sancties tegen te gaan. Ten derde is er de diplomatieke en institutionele reflex. Europa moet standvastig zijn in de bescherming van de onafhankelijkheid van internationale gerechtelijke organen. Wanneer sancties worden ingevoerd tegen rechters omwille van de uitoefening van hun ambt, raakt dat het fundament van de internationale en nationale rechtsorde. Door geen expliciete tegenmaatregelen te nemen, verzwakt Europa zijn geloofwaardigheid als kampioen van de rechtsstaat.
De zaak-Guillou zou in België niet enkel als geopolitiek verhaal gelezen mogen worden, maar als rechtstreekse waarschuwing voor de digitale toekomst van Justitie. Het Belgische rechtssysteem is namelijk in toenemende mate volledig afhankelijk van Microsoft en andere Amerikaanse techgiganten. Het Justitieplan van de federale regering maakt van Microsoft 365 de spil van het digitale dossierbeheer, de e-mailcommunicatie en de gegevensopslag binnen de Belgische rechtbanken en parketten. Dit gaat veel verder dan louter gebruik van software: het is een structurele afhankelijkheid van infrastructuur die in laatste instantie onderhevig is aan Amerikaanse wetgeving, beleidskeuzes en commerciële voorwaarden.
De combinatie van deze afhankelijkheid met mogelijke extraterritoriale sancties, zoals tegenover rechter Guillou, maakt de Belgische rechtsstaat bijzonder kwetsbaar. Een hypothetische blokkade van Microsoft-diensten door de Amerikaanse overheid — omwille van een arrest, een vervolging of een Belgische wet die strijdig is met Amerikaanse belangen — zou dramatische gevolgen kunnen hebben voor de werking van Justitie, zonder dat België effectief een alternatief klaar heeft. De aanvaarding van volledige digitalisering door een buitenlandse leverancier ontneemt onze Justitie, net als onze rechters, het vermogen om autonoom te functioneren. Dit is geen theoretische waarschuwing. Zoals de sancties tegen Guillou aantonen, is uitsluiting van digitale diensten vandaag geen kwestie meer van “sciencefiction”, maar de bittere realiteit.
De problematiek die de zaak-Guillou blootlegt, krijgt een bijzonder actuele dimensie wanneer men deze plaatst naast recente ontwikkelingen in België. Zoals Hans Brockmans (Doorbraak, 14 november 2025) beschrijft, kiest de Belgische minister van Defensie Theo Francken ervoor om de IT-architectuur van Defensie — inclusief opleidingen in artificiële intelligentie — uit te besteden aan Microsoft. Terwijl verschillende Europese landen zich juist inspannen om los te komen van Amerikaanse techreuzen en eigen digitale infrastructuur te ontwikkelen, kiest België opnieuw voor een Amerikaanse leverancier.
Volgens overheidsadviseur Chris Van der Auwera staat deze keuze haaks op de trend in de Europese Unie. Landen zoals Nederland, Frankrijk, Denemarken en Duitsland bouwen steeds steviger aan eigen AI- en cloudsystemen, ingebed in een beleid van strategische digitale soevereiniteit. De Europese Commissie zelf stimuleert dit actief. Het contrast kan nauwelijks groter zijn: waar Europa inzet op zelfbeheer van cruciale digitale infrastructuur, kiest België voor een uitbesteding aan een Amerikaanse hypergigant. Dat gebeurt bovendien in een context waarin het Internationaal Strafhof — een Europese instelling — eerder al overstapte van Microsoft naar het Europees ontwikkelde Open Desk, precies omdat Amerikaanse wetgeving en sancties de continuïteit van haar digitale werking bedreigden.
Van der Auwera wijst op de risico’s: recente incidenten, zoals de tijdelijke uitsluiting van het ICC door Microsoft, toonden al hoe fragiel de Europese positie is wanneer cruciale digitale diensten worden gecontroleerd door bedrijven die uiteindelijk onder Amerikaanse wetgeving vallen. Daarbij komt het volgende kernprobleem: zelfs wanneer Microsoft en Google datacenters in de EU bouwen, blijven deze bedrijven gebonden aan Amerikaanse regelgeving. Zoals IT-topman Gregory Verlinden (Cegeka) aangeeft, kan de Amerikaanse overheid in extreme gevallen beslissen dat Europese data alsnog moeten worden beheerd volgens Amerikaanse wet- en regelgeving. Zelfs overdracht van data naar de VS blijft in uitzonderlijke gevallen afdwingbaar.
De parallellen met de situatie van Guillou zijn opvallend. In beide gevallen wordt duidelijk hoe afhankelijk Europese instellingen en overheden zijn van Amerikaanse infrastructuur, en hoe snel die afhankelijkheid in een geopolitiek conflict kan worden omgezet in drukkingsmiddel. De Belgische Justitie werkt vandaag, net als de Belgische Defensie, vrijwel integraal via Microsoft-software. Deze keuze — soms gemotiveerd door efficiëntie en schaarse expertise — creëert echter een systeem waarin essentiële staatsfuncties afhankelijk zijn van een buitenlandse commerciële leverancier die onderworpen is aan de extraterritoriale macht van een andere staat. Brockmans’ analyse is in dat opzicht perfect complementair aan de waarschuwing die de zaak-Guillou vertegenwoordigt. Waar de sancties tegen Guillou aantonen hoe Amerikaanse regelgeving rechtstreeks kan ingrijpen op het functioneren van individuele rechters, toont de Belgische keuze voor Microsoft aan hoe hele sectoren van de overheid blootstaan aan dezelfde kwetsbaarheid.
Het risico is niet hypothetisch: een Amerikaanse beslissing — uit geopolitieke, juridische of economische motieven — kan ertoe leiden dat Belgische instellingen plots de toegang verliezen tot essentiële digitale diensten
Het risico is niet hypothetisch: een Amerikaanse beslissing — uit geopolitieke, juridische of economische motieven — kan ertoe leiden dat Belgische instellingen plots de toegang verliezen tot essentiële digitale diensten. Daarmee staan de onafhankelijkheid van de rechtsstaat en de veiligheid van de natie op het spel. De casus-Guillou en de recente Belgische beleidskeuzes vormen samen een krachtige wake-upcall. Waar het ICC geconfronteerd werd met een actuele en concrete digitale uitsluiting, dreigt België — zowel in Justitie als in Defensie — evenzeer slachtoffer te worden van dezelfde afhankelijkheidsstructuren.
De vraag die daardoor centraal komt te staan, is dezelfde: kan een Europese staat nog spreken van soevereiniteit wanneer zijn cruciale digitale infrastructuur wordt beheerd door een actor die onderworpen is aan de wetgeving en geopolitieke prioriteiten van een andere staat? Het antwoord dringt zich op: Europa en België moeten dringend investeren in eigen digitale infrastructuur, eigen cloudsystemen, eigen AI-modellen en eigen datacenters. Dat is geen luxe, maar een noodzakelijke minimumvoorwaarde om de democratische en juridische onafhankelijkheid te bewaren.
De zaak van Nicolas Guillou toont op indrukwekkende wijze hoe de internationale rechtsorde in botsing kan komen met de macht en infrastructuur van één grote mogendheid — en hoe Europa, met zijn eigen instellingen, waarden en rechtsstelsels, daar alsnog de prijs voor kan betalen. Het is geen apart incident. Het is een wake-upcall. Europeanen kunnen zich geen illusie meer maken: hun rechters kunnen door buitenlandse staten worden getroffen, hun digitale infrastructuur kan door één enkele administratieve beslissing worden afgesloten, en hun instellingen kunnen worden ondermijnd via economische en technologische afhankelijkheid. Dit raakt niet alleen de persoon van een rechter, maar de kern van wat rechtsstaat en soevereiniteit betekenen. Zoals Haski terecht opmerkt: “De zoektocht naar soevereiniteit — of het nu gaat om ‘derisking’ ten opzichte van China of over digitale autonomie — geldt evenzeer voor de diensten waarvan we weleens vergeten dat ze bijna allemaal Amerikaans zijn.” Voor Europa en België is het moment aangebroken om niet enkel te reageren, maar proactief te investeren in autonomie — technologisch, financieel en juridisch. Want wie de toegang tot zijn eigen digitale en juridische infrastructuur uit handen geeft, geeft stapsgewijs ook zijn soevereiniteit uit handen. De oproep aan de Europese en nationale regeringen van de Europese lidstaten is duidelijk: steun de rechters die in de frontlinie staan, versterk de instellingen die ons beschermen en verzeker uzelf van de capaciteit om onafhankelijk te handelen, zonder externe toestemming of afhankelijkheid.
Pierre Thiriar –Deze bijdrage vertolkt louter de opinie van de auteur in persoonlijke naam.
Lees hier andere opiniestukken van Pierre Thiriar over justitie.
Pierre Thiriar


0 reacties