De start van het academiejaar en van het gerechtelijk jaar zorgde voor berichten die tot vrolijkheid stemmen, maar bracht ook doembeelden die bij sommigen schaamte opwekken. Het is een worsteling om tussen die beide gevoelens een gezonde balans te vinden.
Het verheugende nieuws stond in Het Belang van Limburg, dat verslag uitbracht van de toespraak die rechtenstudent Metin Car gaf aan de Universiteit Hasselt. De jongeman begint aan zijn laatste jaar rechten en doorliep een merkwaardig parcours. Deze kleinzoon van een Turkse mijnwerker studeerde immers af in het beroepsonderwijs. Zijn vakantiejob als rekkenvuller in de Colruyt leek zijn echte job te zullen worden. De jongeman koos – tegen alle adviezen in – voor een opleiding professionele bachelor rechtspraktijk aan een hogeschool. Daarna werd hij ‘schakelstudent’ en nu staat hij klaar om volgend jaar aan de universiteit af te studeren als master in de rechten. In de krant liet hij optekenen dat leerlingen uit het beroepsonderwijs vaak slimmer zijn dan we denken. Hij identificeert zich met de leerlingen van het beroepsonderwijs: “Ons probleem is eerder een gebrek aan zelfvertrouwen en het feit dat men te weinig in ons gelooft.”
Zijn woorden verraden enthousiasme: “Wat mij erg is opgevallen aan de universiteit, is dat het recht begon te leven, het recht begon te spreken. Het recht is overal, en dat hebben we maar al te goed kunnen leren. Recht op een naam, recht op vereniging, maar ook recht op bescherming, recht op een eerlijk proces.”
Zijn verhaal leert dat wie in zichzelf gelooft en ook nu en dan wordt gestimuleerd (in de krant verwees hij naar de rol die de lectoren van de hogeschool daarin speelden), het ver kan schoppen in de juridische wereld. Er is altijd plaats voor gemotiveerde jongeren en dat verdient onze steun.
Begin september legden ook weer een heleboel jonge juristen de advocateneed af, waarbij het opvalt dat de vervrouwelijking van het beroep zich doorzet. Traditioneel nog onwennig in hun spiksplinternieuwe toga met de nog onberispelijk zuivere bef, staan ze te popelen om hun dromen te kunnen realiseren. Ze zullen de diversiteit van het beroep ontdekken en al snel vaststellen dat er vele hindernissen zijn tussen droom en werkelijkheid, maar ook zij verdienen onze steun. Ze vormen de toekomst van de advocatuur en bij uitbreiding van de rechtsstaat. Ze zullen hopelijk het nodige zelfvertrouwen ontwikkelen om hun eigen pad te bewandelen en om niet klakkeloos aftandse en achterhaalde gewoontes over te nemen.
De advocatuur kampt soms ook met een overvloed aan zelfvertrouwen. De balie werd door de publieke opinie de afgelopen dagen met de vinger gewezen. Het was vorige week al een vette kop op de voorpagina van De Standaard: “Meer rechters gewraakt sinds start grote drugsprocessen” (DS, 3 september). In de Gazet van Antwerpen was Joris van der Aa zoals steeds scherp in zijn column, waarvan de titel helemaal de lading dekte: “Hoe lang gaan we nog toelaten dat de straatboefjes in toga de rechtsgang saboteren met wrakingsprocedures?” (GvA, 6 september).
Mijn advocatenhart bloedt, want ook al zijn er maar een beperkt aantal advocaten die de wraking als middel inzetten, de collateral damage treft de ganse beroepsgroep.
Een essentieel element in een democratische rechtsstaat is dat men zijn rechter niet kan kiezen, maar ook dat er de nodige garanties moeten zijn dat die rechter onafhankelijk en onpartijdig is. Wanneer dat niet zo is, kan de rechter worden gewraakt.
Het geliefkoosde instrument van sommigen is dat zinnetje in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek dat de wraking mogelijk maakt indien er tussen de rechter “en een van de partijen een hoge graad van vijandschap bestaat” of dat er “aanrandingen, mondelinge of schriftelijke beledigingen of bedreigingen hebben plaatsgehad”.
Er was een tijd dat men uitging van de goede trouw van iedereen en een verwijt van vijandschap niet lichtzinnig werd geformuleerd. Die visie komt overal op de tocht te staan. De begeleidster in de crèche, de leerkracht, de politieagent en zovele anderen ontsnappen niet meer aan de geïnstitutionaliseerde achterdocht die alsmaar vaker wordt vertaald in vijandigheid. Die houding sijpelt ook door naar de manier waarop sommigen naar rechters kijken, al helpt het natuurlijk ook dat een wrakingsverzoek het dossier vertraagt. Sommigen spreken daarom van ‘filibusterwrakers’, die dus als enige bedoeling zouden hebben snelle rechtspraak te verhinderen. Het idee om, zoals in Nederland, wrakingsverzoeken de dag zelf met een snelle procedure af te handelen, kan op steeds meer sympathie rekenen.
Maar moet de advocatuur zich intussen maar stilletjes in een hoekje blijven schamen? Hallo, stafhouders?
Hugo Lamon
Lees hier meer columns van meester Hugo Lamon over Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties