Ook zaak Chovanec toont knelpunten in strafrechtprocedure cover

2 feb 2023 | Criminal Law

Ook zaak Chovanec toont knelpunten in strafrechtprocedure

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 02/02/2023 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Rechter op rust Walter De Smedt, tevens oud-lid van de Comités P en I, stelt in deze opiniebijdrage eens te meer vast dat ook in de zaak rond het overlijden van de Slovaakse zakenman Jozef Chovanec de strafrechtprocedure tekort schiet.

Geen vervolging in zaak Chovanec?

Het parket van Charleroi wil in de zaak Chovanec (februari 2018) noch de betrokken agenten, noch het medisch personeel vervolgen. Volgens het parket zou dus niemand schuld treffen aan zijn dood – behalve Jozef Chovanec zelf, zo schreef Het Laatste Nieuws vorige maand. Advocate Ann Van de Steen aan de krant. “Ik ben verbouwereerd dat het parket het onnodig vindt om iemand te laten vervolgen. Alles wordt in de schoenen geschoven van meneer Chovanec. Terwijl de beelden nochtans voor zich spreken. Dit is gewoon hallucinant. Als er hier geen ernstige aanwijzingen van schuld zijn, dan vrees ik dat ons Belgisch rechtssysteem volledig naar de knoppen is. Het dossier Chovanec is niet het enige dat aanzet tot nadere uitleg. Er is inderdaad een ernstig probleem in de strafrechtprocedure. Waarover gaat het?

Het dossier Chovanec is niet het enige dat aanzet tot nadere uitleg. Er is inderdaad een ernstig probleem in de strafrechtprocedure

In een democratische rechtsstaat bepaalt de wetgever hoe een strafproces moet verlopen, welke de opdrachten en de bevoegdheden zijn van de er in betrokken actoren. Omdat daarbij grondwettelijk beschermde rechten kunnen worden geschonden en dwangmaatregelen kunnen worden opgelegd is dat niets meer dan een verdeling van macht. Wie kan of moet vervolgen? Hoe kan je er verdediging tegen voeren? Wie beslist over schuld en boete? Voor de buitenstaander is dat allemaal erg moeilijk te begrijpen. Temeer daar de regels wel meer worden aangepast aan de noodwendigheden. Dat is de laatste kwarteeuw in ons land meermaals gebeurd. Het was het opzet van de wet Franchimont van 12 maart 1998, naar de naam van de voorzitter van de commissie die er de voorbereiding van deed, die laatst trachtte de knelpunten in de procedure weg te nemen. Dat is echter niet gelukt. De ‘spanningen’ tussen de betrokken actoren zijn in tegendeel nog verhoogd.

Onze aanvankelijke strafprocedure die wij van de Fransen hebben geërfd voorzag in een duidelijke en logische machtsverdeling. De procureur had de plicht om op te sporen én om te vervolgen. De onderzoeksrechter moest op onafhankelijke en onpartijdige wijze onderzoeken. De rechter van de raadkamer besliste of een dossier naar de strafrechter moest worden gestuurd of het door een buitenvervolgingstelling, zonder verder gevolg, kon worden afgesloten. De strafrechter oordeelde, in een openbaar en tegensprekelijk proces waarin alle partijen hun zeg konden doen, over schuld en boete.

Seponering

De overbelasting van de parketten zorgde evenwel voor een feitelijke aanpassing van deze werkwijze. In banale of doodlopende dossiers werd het aan de procureur toegelaten een dossier opzij te leggen, tot de termijn voor de vervolging door verjaring was verlopen. Omdat de werklast van de parketten steeds groter werd, werd deze werkwijze, seponering genoemd, steeds uitgebreider. Dat gebeurde ook met de aanstelling van een onderzoeksrechter. De procureurs gingen steeds meer aan eigen onderzoek doen zonder tussenkomst van een rechter. Dat er aan deze niet wettelijk voorgeschreven werkwijze ook negatieve gevolgen zaten werd erg duidelijk in het parlementair onderzoek op de Bende van Nijvel. Daaruit bleek dat de procureur een overmatige invloed had gehad op de onderzoekspistes en op de onderzoeksstrategie. Om daaraan te verhelpen werd de commissie Franchimont opgericht en kreeg die de opdracht de knelpunten weg te nemen.

De wet Franchimont verduidelijkte de opdracht van de onderzoeksrechter. Hij kreeg de verstaanbare opdracht om alle maatregelen te nemen die de rechtscolleges in staat moeten stellen met kennis van zaken te oordelen. De wet erkende ook de bevoegdheid van de procureur om zelf te onderzoeken, het opsporingsonderzoek genaamd, maakte ook een eind aan de plicht van de procureur om te vervolgen en gaf hem het recht te seponeren, door een vroegtijdige beslissing de verjaring van de vervolging te laten lopen. Deze wettelijke voorzieningen hebben evenwel de knelpunten niet kunnen weg nemen. Daar zijn twee redenen voor. In het toenmalig politiek beleid was er tussen de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken geen eensgezindheid over. Tegenover de door justitieminister Melchior Wathelet (senior) ingestelde commissie-Franchimont stond de door een samenwerking tussen de Rijkswacht en het kabinet Vande Lanotte (de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken) gemaakte wet op het politieambt. De toenmalige korpsoverste van de Rijkswacht, generaal Willy De Ridder, stelde dat “de procureur des Konings niet bij machte is om de leiding van de opsporing als dusdanig op zich te nemen, hij daar niet geschikt voor is. Hij kan, benevens op de wettelijkheid, alleen maar toezicht uitoefenen op de volledigheid en de degelijkheid van de opsporingen. (…) Als zou blijken dat er na de geschetste ingrepen die allen te realiseren zijn binnen de vigerende wetgeving, er toch geen beterschap komt inzake de opsporing en vervolging, dan zal naar meer radicale ingrepen moeten worden uitgezien.”

Die radicale ingreep kwam er ook. De wet op het politieambt sneed het vooronderzoek in twee stukken en gaf de leiding van de politieoperatie enkel aan de politiemeerdere. In de feitelijkheid werd ook afgeweken van de opdracht van de onderzoeksrechter. In het dossier gekend als de operatie Kelk, het onderzoek naar mogelijk schuldig verzuim bij de behandeling van de misbruiken in de Kerk werden de door de onderzoeksrechter bij de Kerk en bij een commissie van de Kerk in beslag genomen overtuigingstukken op onregelmatige wijze aan de Kerk terug gegeven zodat het voor een strafrechter niet meer mogelijk is om er met kennis van zaken over te oordelen. Uit de lectuur van een dossier over de verdwijning van een kloosterzuster, de zaak zuster Gabrielle, bleek dat een procureur gedurende lange jaren en tot aan zijn pensioen het dossier onder zich had gehouden, geen onderzoeksrechter had aangesteld, en de belangrijkste piste die tot opheldering had kunnen leiden, volkomen werd genegeerd.

Geen enkel toezicht

De tweede reden kan als een vergetelheid van de commissie Franchimont worden omschreven. De onderzoeksrechter staat onder het toezicht van de onderzoeksgerechten en wat hij doet moet hij schriftelijk weergeven en motiveren zodat er bij de tegensprekelijke en openbare behandeling voor en door de strafrechter een daadwerkelijk en openbaar toezicht op gebeurt. Op een niet doorgezet opsporingsonderzoek of een geseponeerd dossier is er enkel een toezicht wanneer de verdachte of de benadeelde zich er tegen verzet door een aanstelling als burgerlijke partij. Door de hoge provisie en de hulp van een advocaat kost dat behoorlijk veel geld zodat de gewone burger er niet aan begint. Dat heeft voor gevolg dat er op de meeste door de procureur geseponeerde dossiers, ook deze die wegens opportuniteitsredenen niet worden vervolgd, geen enkel toezicht bestaat. Deze toewijzing van macht zonder toezicht aan de procureur werd nog gevolgd door een andere machtstoewijzing. Het strafrechtelijk beleid dat voordien door de rechtsspraak en de rechtsleer werd bepaald werd op voorstel van professor Vande Lanotte het persoonlijk monopolie van de justitieminister. De procureurs-generaal mogen er enkel hun advies bij geven maar zijn wel verplicht de ministeriële richtlijnen uit te voeren.

Afkoopwet

Voorgaande hervormingen in de opdrachten en de plichten van zowel de onderzoeksrechter als van de procureur gingen ook gepaard met nog verder gaande pogingen om de greep van de uitvoerende macht op de strafprocedure te versterken. Door de eerste afkoopwet werd het mogelijk de strafrechter geheel te ontwijken door een geheim akkoord tussen de twee procespartijen, de procureur enerzijds en de verdediging anderzijds. Er was een tussenkomst van het Grondwettelijk Hof nodig om het rechterlijk toezicht te herstellen. Maar ook de tweede afkoopwet miskende de noodzaak van de beste garantie, de behandeling in openbare zitting. Unisono met de procureurs-generaal wilde justitieminister Koen Geens de burger zijn recht om zich door de aanstelling van een onderzoeksrechter tegen een sepot te verzetten afschaffen. Tegelijk werd voorzien in een nieuw misdrijf, misbruik van inzagerecht. Dat leidde in een aan de zaak Chovanec vergelijkbaar dossier, dat van de dood van Jonathan Jacob in de politiecel te Mortsel (januari 2010), tot vervolging van de vader wegens het verspreiden van de camerabeelden. Het plan om uiteindelijk ook het instituut van de onderzoeksrechter te vervangen door een rechter van het onderzoek die geen onderzoeksbevoegdheid meer zal hebben en enkel toezicht zal uitoefenen op het onderzoeksmonopolie van de procureur moet de vorige bevoegdheidsoverdrachten afronden.

Terrorismeproces

Voorgaande tegenspraken en onduidelijkheden zorgen ook in het terrorismeproces voor spanningen tussen de assisenvoorzitter het parket en de federale politie. Het begon met een betwisting over de boxen die het contact tussen de verdachten en hun advocaten belemmerden. Het was voorzienbaar dat dit tot een incident zou leiden. Dat daar niet op voorhand aan gedacht werd, of er geen rekening mee gehouden werd, toont dat wie er verantwoordelijk voor is een verkeerd inzicht heeft in de wijze waarop een zitting moet verlopen of die andere prioriteiten heeft. Dat geldt ook voor de naaktfouilles en de militaire overbrengingswijze. Hoe het één en het ander gebeurt geeft aan dat er verschil in opvatting is. De sliert speciale voertuigen, een pantserwagen incluis, hoort eerder thuis in een militaire oorlogsoperatie dan in de overbrenging van de verdachten naar een gerechtshof. Mocht er gevaar zijn voor een nieuwe aanslag is het nog de vraag of je die op straat met zware wapens en een bearcat (een speciaal bepantserd politievoertuig) kan verhinderen en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. Dat de verantwoordelijke van de directie bescherming enkel langs een advocaat wil “communiceren” toont hoe een politieambtenaar nu denkt en handelt wanneer hij door de voorzitter van een rechtscollege wordt opgeroepen om als getuige te worden gehoord. De politievakbond VSOA is ook boos omdat de “geheime politiedocumenten” over de redenen voor de naaktfouilleringen werden voorgelezen en stelt dat justitie met de veiligheid van de politiemensen speelt. Dit incident raakt een heel wat groter probleem. Wat zijn geheime politiedocumenten en kunnen die in een openbaar en tegensprekelijk strafproces geheim worden gehouden?

Wazige toestand

Uit voorgaande vaststellingen moet worden besloten dat het strafproces kraakt in al zijn voegen. De wet Franchimont is er niet in geslaagd er de knelpunten uit weg te nemen. Integendeel werden die door zowel de er aan tegengestelde bepalingen van de wet op het politieambt versterkt en zorgden ook de navolgende hervormingen voor betwistingen over de rol, de opdrachten en de bevoegdheden van de verschillende in het strafproces betrokken actoren. Deze wazige toestand moet en zal worden opgeklaard. Daar zorgt de rechtsspraak van het Mensenrechtenhof en de steeds groter geworden invloed van de Angelsaksische procedure voor. De vereisten van het “ eerlijk proces” zijn niet meer te ontwijken. “Justice must seen to be done”, gerechtigheid moet zichtbaar gebeuren. Dat kan enkel in een tegensprekelijk en openbaar debat voor de strafrechter waarin iedere partij met gelijke wapens moet kunnen strijden.

Een zaak die de openbare opinie beroert werd steeds aan een onderzoeksrechter gegeven en beëindigd door openbare behandeling voor de strafrechter. Wie kan daar wat op tegen hebben? Toch de huidige justitieminister Vincent Van Quickenborne niet?

Indien de raadkamer, die met gesloten deuren handelt, de zaak Chovanec afsluit door een buitenvervolgingstelling kan aan deze vereisten niet worden voldaan. Overigens werd dat voorheen door een andere overweging vermeden: een zaak die de openbare opinie beroert werd steeds aan een onderzoeksrechter gegeven en beëindigd door openbare behandeling voor de strafrechter. Wie kan daar wat op tegen hebben? Toch de huidige justitieminister Vincent Van Quickenborne niet? Hij kan daar met één pennentrek duidelijkheid in brengen want hij beschikt over het positief injunctierecht waardoor hij de procureur kan verplichten om te vervolgen. Daaromtrent in de commissie justitie geinterpelleerd antwoordde de minister op 18 januari 2023 echter dat een minister vanJustitie geen commentaar moet geven op een beslissing van het parket en hij rekening moet houden met de scheiding van de machten.

Met dit antwoord ontloopt de minister het knelpunt in deze zaak

Met dit antwoord ontloopt de minister het knelpunt in deze zaak. Het antwoord van de minister staat vooreerst in tegenstelling met het gezag dat hij over het openbaar ministerie heeft en nog meer met zijn monopolie over het strafrechtelijk beleid. Omdat hij er het gezag over heeft en hij er de verantwoordelijk heeft voor zijn beleid is hij er ook voor het Parlement aanspreekbaar voor. Het positief injunctierecht kan vervolgens geen schending van de gescheiden machten uit maken omdat daardoor de onafhankelijke en onpartijdige beoordeling door de rechterlijke macht op geen enkele wijze wordt beïnvloed en deze, integendeel, er enkel door wordt mogelijk gemaakt. Het heeft als enig gevolg dat die beoordeling niet in de raadkamer, en dus met gesloten deuren, wordt gedaan maar in een openbare zitting gebeurt zodat iedereen kan zien hoe gerechtigheid wordt gedaan. Door deze verantwoordelijk te ontwijken ontloopt de minister ook de kans om duidelijkheid te brengen in het grootste knelpunt in de huidige strafrechtprocedure: wat is het statuut van het openbaar ministerie, wat zijn de juiste opdrachten en bevoegdheden van deze vervolgingsambtenaren, en wat betekent het ministerieel gezag en het monopolie over het strafrechtelijk beleid?

Walter De Smedt
gewezen voorzitter van de vereniging van onderzoeksrechters

Lees ook deze eerdere bijdragen van oud-rechter De Smedt:
– Het onvatbare terrorismeproces is wel uit te leggen
– Het statuut van de rechterlijke macht


Uw opinie op Jubel? Mail de redactie

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.