Mijn bomma was meesterlijk in zichzelf vergelijken met anderen. Als mijn tante vertelde dat de jurk die ze op het kerstfeest droeg 5.000 frank had gekost (we hebben het over de jaren tachtig), dan had haar kleed 10.000 frank gekost. Was mijn tante fier dat ze een koopje had gedaan en op de markt een zomerkleedje had gevonden aan een spotprijs, dan had mijn grootmoeder een nog beter koopje gedaan. Alsof haar kleedje daardoor mooier werd.
Mijn bomma is helaas al een hele tijd niet meer bij ons, maar haar houding illustreert iets dat diep in de menselijke natuur verankerd zit: we meten onszelf niet af aan onszelf. We willen weten hoe we het doen in vergelijking met anderen. Net zoals mijn bomma tevredener was met haar jurk als die duurder (of net goedkoper) was dan die van mijn tante, zijn we vaak pas tevreden als ons leven beter (lijkt) dan dat van onze buurman, vriend of collega.
Een experiment met een opmerkelijk resultaat
Ik moest onmiddellijk aan mijn grootmoeder denken toen ik drie weken geleden op LinkedIn een post las over een opmerkelijk experiment dat Solnick en Hemenway in 1998 deden aan Harvard. Studenten kregen de vraag wat ze, nu ze naar het beroepsleven gingen, graag zouden verdienen. Ze konden kiezen uit twee opties:
- Je verdient 50.000 dollar per jaar, terwijl iedereen om je heen 25.000 dollar verdient.
- Je verdient 100.000 dollar per jaar, terwijl iedereen om je heen 200.000 dollar verdient.
56%, u leest het goed, koos voor de eerste optie. Met andere woorden: ze verdienen liever zelf minder als ze maar meer verdienen dan een ander. Ze meten hun eigen tevredenheid dus af aan wat een ander heeft of krijgt. Net als de persoon die deze post deelde, was ik geïntrigeerd door dit resultaat. Waarom koos de meerderheid van de studenten voor de in mijn ogen irrationele optie? Waarom zou je liever mínder verdienen, zolang je daarmee bóven de rest staat?
“Keeping up with the Joneses”
Wat blijkt? Hun resultaat is zeker geen anomalie, maar een voorbeeld van de Social Comparison Theory. Een sluimerend mechanisme waar we allemaal vatbaar voor zijn: succes wordt pas zichtbaar als er iemand anders is om het mee te vergelijken. Het verklaart ook waarom luxegoederen zo populair zijn. Waarom wil je in een dure wagen rijden? Omdat die zoveel beter is? Of omdat je buurman er ook één heeft? “Ben ik te min, omdat je pa in een grotere kar rijdt dan de mijne”, zong de Nederlandse protestzanger Armand al in de jaren zestig.
Over aapjes, komkommers en druiven
Jezelf vergelijken met anderen; het lijkt menselijk. Maar het gaat verder. Ook dieren vergelijken zich met anderen, bewijst een experiment van primatoloog Frans De Waal. Hij zette twee kapucijneraapjes in een kooi met plexiglas tussen hen in. Ze moesten een eenvoudige taak uitvoeren en werden beloond met komkommer, wat ze graag lusten. De aapjes waren gemotiveerd om hun taak goed te doen. Vervolgens kreeg één van de aapjes druiven als beloning. En dat vinden ze heerlijk (en verkiezen ze dus boven komkommer). Het aapje dat nog altijd een komkommer als beloning kreeg, weigerde de taak verder uit te voeren, omdat de beloning van het andere aapje beter was.[1]
Zijn we dan toch niet meer dan aangeklede apen?
“Kijk mama, zonder handen”
Sociale media hebben van vergelijken een dagelijkse gewoonte gemaakt. Elke dag zien we hoe anderen het doen, of beter, hoe anderen willen dat we hen zien. Je scrolt en ziet de hoogtepunten van anderen, zorgvuldig geselecteerd en gefilterd. Niemand post zijn gewone dinsdagmiddag, zijn mislukt rapport, zijn desastreuze presentatie.
Het ironische is dat we weten dat we op sociale media de beste (onrealistische) versie van onszelf tonen, maar die van anderen toch voor écht houden. We weten het, en toch trappen we erin. Ons brein reageert op beelden van andermans succes alsof het een persoonlijk scorebord is. Een foto van een collega die een prijs wint, een kennis die naar Bali vliegt. Het lijkt alsof die posts zeggen: “hier zou jij ook moeten staan”.
De twee valkuilen: neerwaarts en opwaarts vergelijken
Vergelijken kan twee richtingen uit: neerwaarts en opwaarts.
Neerwaarts vergelijken doen we als we troost zoeken. “Het kon erger”, zeggen we dan. En ja, dat klopt misschien. Maar het doet weinig af aan je eigen gevoel. De frustratie of het verdriet dat je ervaart, is niet minder écht omdat iemand anders het slechter heeft. Het enige wat we doen, is onze emoties relativeren tot ze niet meer ernstig lijken. Dat is zelden een gezonde strategie.
Opwaarts vergelijken lijkt op het eerste gezicht constructiever. Je kijkt naar mensen die het ‘beter’ doen en denkt: dat wil ik ook. Inspirerend, zou je denken. Maar het wordt gevaarlijk zodra het omslaat in zelfverwijt. Als de ander steeds een meetlat wordt voor je eigen tekortkomingen, ondermijnt dat je motivatie in plaats van die te voeden. Bovendien doen we aan selectieve vergelijking. We vergelijken ons met het resultaat dat de ander toont, zonder de hele context te kennen. We kennen niet de uren die de ander er in investeerde, of de mislukkingen die aan dat succes voorafgingen.
De illusie van succesformules
Het internet versterkt die dynamiek tot in het absurde. Typ “succesvolle mensen” in op Google of ChatGPT en je verdrinkt in artikels met titels als De vijf gewoontes van succesvolle mensen of De ochtendroutine waar miljonairs bij zweren. En op Amazon vind je honderden zelfhulpboeken die allemaal hetzelfde beloven: doe wat de auteur doet, en jij wordt net zo succesvol. Je kent het allemaal wel: om vijf uur ’s ochtends opstaan, marathons lopen, elke week een (management)boek lezen, mediteren op Bali, alleen tussen 9u en 10u ’s ochtends je mail lezen, op elke tien vragen acht keer “neen” en maar twee keer “ja” zeggen (of net overal ja op zeggen), …
Maar dat is een logical fallacy, een denkfout, een valkuil. De meeste van die “in zes stappen naar succes”-boeken verwarren causaliteit immers met correlatie. Het is niet omdat succesvolle mensen elke ochtend om 5u opstaan, dat vroeg opstaan je per definitie succesvol maakt.
Er zit ook een gevaarlijk sociaal element in: zulke verhalen doen uitschijnen dat succes maakbaar is, mits je het maar goed doet. En als het dan niet lukt, ligt dat dus aan jou. Terwijl de realiteit vaak veel chaotischer is, vol toeval, context en geluk.
De ultieme American Dream is voor velen een nachtmerrie.
Wat werkt dan wél?
Er is een simpele uitweg: vergelijk jezelf met jezelf.
Kijk niet naar waar een ander vandaag staat, maar naar waar jij stond een jaar geleden. Die vergelijking is eerlijker, relevanter en een stuk gezonder. Vraag jezelf: Ben ik gegroeid? Heb ik geleerd? Heb ik iets beter gedaan dan vroeger? Dat is vooruitgang die niet afhankelijk is van externe referentiepunten.
Een tweede hulpmiddel is om je bewust te zijn van het kader waarin je vergelijkt. Vraag je af: waarom vind ik dit belangrijk? Als je merkt dat je iets nastreeft puur omdat iemand anders het heeft, dan is dat geen doel, maar imitatie.
En tot slot: wees kritisch voor het beeld van succes dat je consumeert. De CEO met haar ochtendroutine heeft misschien een team dat haar huishouden runt. De vriendin die op wereldreis is, heeft gewoon andere keuzes gemaakt. Achter elk beeld schuilt een context die we niet zien.
“Zij zijn groot en ik is klein, en dat is niet eerlijk”
Laat ons eerlijk zijn: onze wereld is er een van vergelijkingen. Wie heeft de meeste publicaties, de grootste cliëntenportefeuille, de meest klinkende titel? Het risico is dat we het plezier in ons werk verliezen omdat we voortdurend in andermans spiegel kijken.
Dus, beste mede-juristen, laten we ons calimerocomplex afschudden. Wees niet afgunstig op de verwezenlijkingen van een ander, maar streef – binnen je eigen context – naar excellentie en persoonlijke groei.
Wim Putzeys, Hoofdredacteur Jubel
Lees hier andere columns en artikels.




0 reacties