Het Charter van de belastingplichtige herbekeken met een hedendaagse bril cover

6 nov 2025 | Tax & Private equity

Het Charter van de belastingplichtige herbekeken met een hedendaagse bril

Recente vacatures

Coördinator opleidingen
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

​Fiscale MOTEM’s zijn de recentste vorm van samenwerking van fiscus, justitie en politie in de strijd tegen fiscale fraude. De wetgever kwam hiermee andermaal tegemoet aan het negatieve effect (en mogelijk ook de bedoeling) van het Charter van de belastingplichtige dat in 1986 hun vruchtbare samenwerking heeft getorpedeerd. ROZIE stelde dat er weinig of niets van over bleef![1]

Het is een gelegenheid om het Charter van de belastingplichtige eens te herbekijken met een hedendaagse bril.

Fiscale MOTEM’s zijn operationeel sinds februari 2023 en zijn toegevoegd aan het lijstje samenwerkingsvormen die al bestonden: de detachering van fiscale ambtenaren bij het parket en de politie, de kennisgeving van (fiscale) misdrijven aan de procureur (mits machtiging) en omgekeerd, de procureur die de fiscus inlicht over strafrechtelijke onderzoeken met aanwijzingen van fraude inzake directe of indirecte belastingen, de inzage in elkaars dossiers (voor de gerechtsdossiers, mits toelating van de procureur), het uitwisselen van informatie op verzoek; het una via-overleg om te bepalen of een onderzoek administratief dan wel strafrechtelijk zal worden gevoerd, de burgerlijke partijstelling en de zelfstandige burgerlijke vordering van de fiscus.

Een volgende samenwerkingsvorm, de oprichting van een (Belgische) FIOD, is voorzien in het regeerakkoord De Wever I en ligt momenteel nog op de ontwerptafel. Het is onduidelijk wat het zal worden en of het Charter verder zal worden uitgehold, dan wel dat het ooit eens zal worden afgeschaft. Het Charter van de belastingplichtige is eerder een symbool waaraan wordt vastgehouden, dan dat het (nog) effectief bijdraagt aan de bescherming van de belastingplichtige die zijn bescherming eerder ontleent aan zijn grondrechten, zoals het recht op een eerlijk proces, juridische bijstand en het zwijgrecht, en die effectief worden gegarandeerd door de tussenkomst van een onafhankelijke rechter.

Tot nader order is het Charter van de belastingplichtige er nog en moet er rekening worden gehouden met de juridische belemmeringen, maar vooral ook met de aangekweekte voorzichtigheid die een efficiënte samenwerking van fiscus, justitie en politie in de weg staan. Op basis van het huidige artikel 463, eerste lid WIB92 en equivalente bepalingen wordt al te vaak principieel aangenomen dat iedere samenwerking verboden is.

De bedoeling volgens de parlementaire voorbereidingen[2] is om de tussenkomst in de strafprocessen van bepaalde fiscale ambtenaren zoveel mogelijk te beperken. Ze mochten niet meer optreden als deskundigen, noch deelnemen aan huiszoekingen, plaatsopnemingen of verhoor door de onderzoeksrechter, de procureur des Konings·of·de gerechtelijke politie.

Dat is evenwel niet hetzelfde als de eigenlijke wettekst, dat ze “op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, slechts als getuige [mogen] worden gehoord”.

In één van de eerste commentaren heeft AFSCHRIFT opgemerkt dat mag worden betreurd dat de wettekst minder precies is en nog steeds twijfel laat bestaan over de omvang van de bevoegdheden van de belastingambtenaren. Er wordt daarbij ingegaan op het onderscheid tussen een getuige en een deskundige.[3]

Daaraan kan worden toegevoegd dat in het WIB92 of andere fiscale wetboeken, noch tijdens de parlementaire voorbereidingen, noch in enige commentaar is toegelicht wat de “akte van rechtspleging” die gebeurlijk nietig moet worden verklaard, precies is. In het strafrecht is dat begrip evenmin gekend.

De notie “akte van rechtspleging” wordt wel gehanteerd onder de algemene beschikkingen van de Taalwet Gerechtszaken van 15 juni 1935. Artikel 38 van de genoemde wet bepaalt o.m. dat aan elke in het Nederlands gestelde akte van rechtspleging waarvan de betekening of kennisgeving moet gedaan worden in het Frans taalgebied, een Franse vertaling zal worden toegevoegd, en dat elke partij steeds het recht heeft op haar kosten een vertaling van elke akte van rechtspleging, vonnis of arrest te vragen.

Ook daar wordt er geen definitie gegeven, maar er kan wel uit worden afgeleid dat het gaat om op schrift gestelde documenten die formeel deel uitmaken van het gerechtsdossier. Het gaat om akten die effectief rechtsgevolgen hebben, zoals een dagvaarding, klacht met burgerlijke partij stelling of een verwijzingsbeschikking van de raadkamer. Ze resulteren niet in een ‘rechtspleging’.

Processen-verbaal vallen daar niet onder, ook niet een initieel PV dat aan de procureur des Konings wordt overgemaakt na het afronden van een politieonderzoek of een beeldvorming. Het behoort tot de prerogatieven van de procureur om al dan niet vervolging in te stellen of om bijkomend onderzoek te vorderen en aldus, eventueel een opsporingsonderzoek te starten. Het PV als dusdanig heeft geen effectief rechtsgevolg.

Als dit wordt vertaald naar artikel 463, eerste lid WIB92 – waaraan artikel 460 WIB92 voorafgaat, dat bepaalt (§1) dat de strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie en (§2) dat het openbaar ministerie geen vervolging kan instellen indien het kennis heeft gekregen van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een niet gemachtigde fiscale ambtenaar (artikel 29, §2 Sv.) –, dan gaat het om de akte waarmee de eigenlijke strafvordering aanhangig wordt gemaakt, dus de rechtstreekse dagvaarding of de vordering van een gerechtelijk onderzoek en de daaropvolgende akten van rechtspleging.

Het gerechtelijk onderzoek verloopt schriftelijk, wat inhoudt dat met betrekking tot elke handeling in de loop van het onderzoek een geschreven stuk wordt opgesteld, dat in het strafdossier wordt opgenomen.[4]

Het is in dit kader dat artikel 463, §1 WIB92 en de beperking die het oplegt, moet worden begrepen. Fiscale ambtenaren mogen in het kader van het gerechtelijk onderzoek slechts als getuige worden gehoord en niet ruimer worden betrokken.

De akte van rechtspleging die in weerwil van deze beperking wordt gesteld, is nietig, zoals ook – overeenkomstig de algemene principes – alle navolgende akten van rechtspleging die op deze eerste nietige akte steunen of eruit worden afgeleid.[5]

Het opsporingsonderzoek dat trouwens ook schriftelijk wordt gevoerd, de proactieve recherche en in een nog vroeger stadium de beeldvorming van de politie, worden m.i. niet bedoeld en vallen buiten het toepassingsgebied van artikel 463, §1 WIB92.

Een bedenking die kan worden gemaakt, is dat bij een rechtstreekse dagvaarding er eventueel al een opsporingsonderzoek is gevoerd en dat een fiscale ambtenaar ook dan enkel als getuige kan worden gehoord. Inderdaad, maar zoals hierna verder wordt toegelicht, zal een fiscaal ambtenaar daar niet direct aan deelnemen, maar wel vanuit zijn eigen bevoegdheden handelen in het kader van een parallel onderzoek. Er wordt dan hoogstens indirect bijgedragen aan de beeldvorming of het opsporingsonderzoek en niet direct als deskundige of technisch raadgever. Het gezamenlijk verhoren of het deelnemen aan een huiszoeking met toestemming lijkt wel nog uitgesloten.

Als dan, zelfs wanneer het de procureur in belangrijke mate mee mogelijk heeft gemaakt om rechtstreeks te dagvaarden, brengt dit geenszins de nietigheid van de dagvaarding of latere akten met zich.

Fiscale ambtenaren, al dan niet bekleed met de hoedanigheid van OGP, dragen niet rechtstreeks bij aan een beeldvorming of een opsporingsonderzoek. Ze handelen noodzakelijk vanuit hun eigen bevoegdheden die ze ontlenen aan de belastingwet, zo ook de fiscale OGP wanneer deze geen bijstand verleent aan een MOTEM. Ze moeten rekening houden met de procedurele voorwaarden die de belastingwet oplegt voor het aanwenden van onderzoeksbevoegdheden en het uitwisselen van informatie met parket en/of politie.

Het Charter van de belastingplichtige heeft niets gewijzigd aan de eigenlijke bevoegdheden van de fiscale administratie, zodat ze nog steeds hun eigen onderzoek mogen instellen en voortzetten[6].

Het opsporen van fiscale misdrijven als dusdanig behoort niet tot de opdracht, maar aangezien fiscale misdrijven ipso facto samenvallen met frauduleuze inbreuken op de toepassing van de belastingwet, komt dat op hetzelfde neer. Het opsporen, het onderzoeken en de aanpak ervan is het hoofddoel van de BBI.

Het is de finaliteit die verschilt. Het opsporen en onderzoeken wordt niet gedaan om uiteindelijk te komen tot een vervolging en veroordeling van de daders, maar om de verschuldigde belasting vast te stellen en in te vorderen. De sanctie is een administratieve belastingverhoging en/of fiscale boete die door de administratie wordt opgelegd, of als de strafvordering wordt ingesteld wegens de feiten bedoeld in de artikelen 29, §§ 2 en 3, en 29bis Sv., dan zal de strafrechter op basis van artikel 4bis, eerste lid V.T.Sv., benevens van de strafvordering, ook kennis nemen van de zelfstandige burgerlijke vordering van de belastingadministratie tot bevestiging van de titel of tot het verschaffen van een titel tot betaling van de betreffende belastingen, de opcentiemen en opdeciemen, de verhogingen, de administratieve en fiscale geldboeten en bijbehoren.

De fiscale ambtenaar handelt in de eerste plaats vanuit zijn opdracht. Het is het resultaat of een deel daarvan dat, overeenkomstig artikel 337, tweede lid WIB92 en equivalente bepalingen, wordt overgedragen aan het parket en/of de politie. Niets belet dat hierover vooraf afspraken worden gemaakt en er effectief – elk binnen zijn bevoegdheden – wordt samengewerkt, in beide richtingen. De belastingwet o.a. artikel 327, §1, eerste lid WIB92 bepaalt – zeer ruim – dat andere overheidsdiensten, inclusief parket en politie, gehouden zijn om alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, wanneer zij daartoe worden aangezocht door een ambtenaar belast met de vestiging van de belastingen, en van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden inzage en afschrift te verlenen. Er zijn twee voorwaarden, (i) de bedoelde ambtenaar moet dit nodig achten voor de vestiging van de door de Staat geheven belastingen en (ii) van de akten, stukken, registers, bescheiden of inlichtingen in verband met gerechtelijke procedures is een uitdrukkelijke toelating van het openbaar ministerie noodzakelijk.

Mijn besluit is dan ook dat fiscale ambtenaren – indirect en vanuit hun eigen bevoegdheden – kunnen bijdragen aan de beeldvorming door de politie, aan een proactieve recherche of aan een opsporingsonderzoek. Het Charter verhindert wellicht wel nog dat er gezamenlijk wordt verhoord of direct wordt deelgenomen aan een huiszoeking met toestemming.

Dat sluit aan bij de rechtspraak van het Hof van Cassatie van 20 juni 2000[7] waarmee de draagwijdte van het Charter van de belastingplichtige al in belangrijke mate is genuanceerd. Eens gemachtigd door de adviseur-generaal (de vroegere gewestelijk directeur) conform artikel 29, §2 Sv., kunnen fiscale ambtenaren: in een brief aan de procureur een overzicht geven van wat reeds is vastgesteld – in het kader van hun parallel onderzoek op basis van hun eigen bevoegdheden – en welke aspecten nog dienen onderzocht te worden; een deel van de in zijn bezit zijnde boekhouding overhandigen; uitleg verschaffen over een controleverslag waarin verschillen tussen cijfers inzake directe belastingen en btw worden toegelicht; en spontaan de noodzakelijke gegevens en becijfering verschaffen om tot vervolging en staving van de vorderingen over te gaan.

Van de traditionele opvatting over het Charter van de belastingplichtige dat het iedere samenwerking verbiedt, schiet ook niet veel meer over.

Bert Bouwen – Adviseur, OGP, Bijzondere Belastinginspectie; Geaffilieerd wetenschappelijk medewerker VUB

Deze bijdrage geeft enkel het persoonlijke standpunt weer van de auteur en kan de FOD Financiën, noch de BBI, op geen enkele manier verbinden

​Dit artikel sluit aan bij de bijdrage van de auteur in het Liber Amicorum Hubert Dubois – 50 jaar TFR, uitgegeven door KnopsPublishing.


Voetnoten

​[1] M. Rozie, “De medewerking van belastingambtenaren aan het fiscaalstrafrechtelijk onderzoek” in Fiscaal Strafrecht en Strafprocesrecht, M. Rozie (ed.), Mys & Breesch, Gent, 1996, 44.

[2] O.a. Senaat, 1985-1986, 310, nr. 1, p. 27 en nr. 2/2°, Verslag namens de Verenigde Commissies Justitie/Financiën, p. 6-7

[3] Afschrift, T., “Les poursuites pénales pour fraude fiscale après Ie vote de la « Charte » du contribuable.”, DAOR, 1986-1987, 3, 263.

[4] Verstraeten, R., Handboek strafvordering, Maklu, Antwerpen, 2012, 430.

[5] Goeminne, Ph., “overwegingen in verband met de ‘rechtszekerheid van de belastingplichtige’”, R.W., 1987-1988, 607

[6] Goeminne, Ph., l.c., p. 606, met verwijzing naar een verklaring van de minister van Financiën, Kamer, 1985-1986, 576, nr. 7, p. 102.

[7] Cass. 20 juni 2000, TFR, 2000, 770-773, noot Huyghe, S., “Ambtenaren: deskundige getuigen bis”, 773-775.


Recente vacatures

Coördinator opleidingen
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *