Er is een oude Zen-parabel over een wapensmid die opschepte over zijn lans die alles kon doorboren en zijn schild dat door niets kon worden doorboord. Toen men hem vroeg wat er zou gebeuren als de lans het schild raakte, bleef hij het antwoord schuldig. Het verhaal illustreert een paradox die treffend van toepassing is op onze rechtspraktijk. De advocatuur en de magistratuur voeren al jaren een strijd tussen de onstuitbare lans van de argumentatie en het ondoordringbare schild van de motivering. Beide worden telkens sterker, maar niemand wint.
De rechter wordt wekelijks overspoeld met duizenden bladzijden conclusies en bewijsstukken. Het is een race zonder finish: advocaten voelen zich verplicht om elk mogelijk argument uit te werken, uit angst iets te vergeten en zich later geconfronteerd te zien met een verwijt van beroepsfout. In een systeem waarin elk middel dat niet werd aangevoerd verloren is, is voorzichtigheid vanzelfsprekend. En nu artificiële intelligentie in een paar klikken kan helpen om conclusies te vervolledigen of te verdiepen, dreigt die productie nog verder te ontsporen. Niet omdat AI onzin genereert, maar omdat het de drempel om nog méér te schrijven bijna wegneemt. De lans van de argumentatie wordt scherper, maar het schild van de rechter blijft menselijk.
De wetgever heeft geprobeerd de chaos te beheersen. Procespartijen moeten syntheseconclusies opstellen, hun middelen nummeren en hun dispositief formuleren alsof het een vonnis is. Die regels hebben noch de vorm, noch de inhoudelijke overdaad verbeterd. Genummerde chaos blijft chaos. Het dispositief is zelden nog een helder overzicht van wat gevorderd wordt, maar vaak een bladzijdenlang herhalend betoog dat niemand zonder tekstexegese kan ontcijferen. De structuur is niet beter geworden en de woordenberg evenmin. En dat kan men de advocaten moeilijk kwalijk nemen: zolang de rechter verplicht blijft om op elk argument (elk nuttig middel) te antwoorden (en zelf ambtshalve middelen aan te dragen), blijft het rationeel om zoveel mogelijk argumenten op te werpen.
De oorzaak ligt bij de motiveringsplicht. Artikel 149 van de Grondwet verplicht de rechter zijn beslissingen te motiveren en het Hof van Cassatie heeft die plicht zeer streng en ruim geïnterpreteerd. De rechter die in een beknopte en heldere redenering de kern van zijn oordeel weergeeft, loopt het risico dat Cassatie hem verwijt niet te hebben geantwoord op een nuttig middel of te hebben nagelaten ambtshalve een middel aan te dragen. Die onzekerheid dwingt tot overmotivering. De uitspraak wordt een eindeloze opsomming van replieken, niet zelden meer een verdedigingsschrift dan een rechterlijke beslissing. Cassatie heeft zich ontpopt tot hoeder van de volledigheid, maar niet noodzakelijk van de duidelijkheid. Het gevolg is dat rechters steeds meer schrijven uit voorzorg, niet uit overtuiging.
Wie denkt dat de oplossing ligt in een beperking van het aantal bladzijden conclusies, vergist zich. Sommige zaken vergen nu eenmaal meer uitleg dan andere. Een vaste limiet is arbitrair en zou advocaten alleen maar creatiever maken in het omzeilen van die grens: meer bijlagen, meer verwijzingen naar stukken waarin middelen en argumenten worden vervat. De essentie van het probleem ligt niet in de lengte van wat partijen schrijven, maar in de verplichting van de rechter om op alles te antwoorden. Zolang die wederzijdse druk blijft bestaan, zal geen enkele paginalimiet de wapenwedloop stoppen.
Wat we nodig hebben, is een positieve motiveringsplicht. Niet langer de eis dat de rechter elk argument moet weerleggen, maar dat hij voldoende motieven vermeldt om zijn beslissing te schragen
Een echte oplossing ligt elders: bij de motiveringsplicht zelf. Wat we nodig hebben, is een positieve motiveringsplicht. Niet langer de eis dat de rechter elk argument moet weerleggen, maar dat hij voldoende motieven vermeldt om zijn beslissing te schragen. De kern van het oordeel moet duidelijk zijn, niet de uitputtende weerlegging van elke stelling. In plaats van negatief te motiveren – “waarom dit argument niet opgaat” – kan de rechter positief motiveren – “waarom deze redenering wél overtuigt”. Het verschil lijkt subtiel, maar de impact is fundamenteel.
Met een positieve motiveringsplicht verschuift de focus van volledigheid naar relevantie. De rechter schrijft niet langer voor Cassatie, maar voor de partijen. Hij legt uit waarom hij beslist zoals hij beslist, zonder zich te verliezen in het weerleggen van randargumenten. Dat maakt uitspraken korter, duidelijker en begrijpelijker. Het verhoogt de efficiëntie en verkort de doorlooptijden. Als rechters minder tijd verliezen met overbodige motivering, kunnen meer zaken binnen een redelijke termijn worden afgehandeld. En advocaten zullen vanzelf bondiger schrijven: wie weet dat de rechter enkel op de kern zal ingaan, heeft geen reden meer om alle mogelijke hypothesen uit te werken.
De vrees dat zo’n systeem zou leiden tot willekeur is ongegrond. In landen waar een positieve motiveringsplicht geldt, zoals in de Angelsaksische traditie, is van willekeur geen sprake. De hogere rechters waken erover dat een beslissing steeds voldoende draagkracht heeft, zonder dat elk argument afzonderlijk wordt besproken. Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft herhaaldelijk bevestigd dat het recht op een eerlijk proces niet vereist dat een rechter op elk detail ingaat, zolang zijn redenering coherent en controleerbaar is. Niets in artikel 149 van onze Grondwet verbiedt een beknopte, positieve motivering. Onze strengheid is zelfgekozen.
Een positieve motiveringsplicht zou bovendien het vertrouwen in de rechterlijke macht kunnen versterken.
Een positieve motiveringsplicht zou bovendien het vertrouwen in de rechterlijke macht kunnen versterken. Vandaag is de motivering vaak zo uitgebreid dat ze onleesbaar wordt. Partijen krijgen wel een antwoord, maar begrijpen het niet. Een kort, helder vonnis waarin de logische weg van feit naar beslissing wordt uitgelegd, overtuigt meer dan een tekst van dertig pagina’s vol herhalingen. Minder woorden kunnen meer gezag uitstralen. De rechter wordt weer auteur van zijn oordeel, niet louter een verslaggever van het debat.
Het Hof van Cassatie zou in dat nieuwe systeem een andere rol moeten opnemen. In plaats van te onderzoeken of elk middel beantwoord is, zou het Hof enkel moeten nagaan of de gegeven motieven logisch en voldoende zijn om de beslissing te dragen. Zo verschuift de toetsing van vorm naar inhoud. Rechtszekerheid blijft gewaarborgd: partijen weten nog steeds waarom ze gelijk of ongelijk krijgen, maar zonder dat de procedure in zichzelf verstrikt raakt.
De gevolgen zouden voelbaar zijn op elk niveau van de rechtspraak. Minder conclusieronden, kortere doorlooptijden, minder beroepen en minder cassatievoorzieningen. De rechterlijke efficiëntie zou toenemen zonder aan kwaliteit in te boeten. De rechtszoekende zou sneller duidelijkheid krijgen en het vertrouwen in justitie zou groeien omdat het recht begrijpelijker wordt.
Het vraagt natuurlijk een cultuuromslag. Advocaten moeten aanvaarden dat niet elk argument een expliciet antwoord krijgt. Rechters moeten durven kiezen wat essentieel is en dat helder neerschrijven. Maar het is een stap naar een volwassen rechtscultuur waarin men vertrouwen heeft in de professionaliteit van de magistratuur. We moeten loskomen van het idee dat de volledigheid van de tekst de kwaliteit van het oordeel bepaalt.
De Zen-parabel leert dat de strijd tussen de lans en het schild nooit gewonnen wordt zolang beide sterker proberen te worden. De enige uitweg is het gevecht zelf stopzetten. Niet door de lans te breken of het schild te verzwakken, maar door te erkennen dat het duel zinloos is. Beperkingen op het aantal bladzijden zijn lapmiddelen. De invoering van een positieve motiveringsplicht is de enige structurele hervorming die de wapenwedloop kan doorbreken. Minder tekst betekent niet minder recht, maar beter recht. Het brengt de rechter terug tot zijn kernopdracht: beslissen op basis van overtuiging en redelijkheid, niet op basis van kwantiteit. Wanneer de lans en het schild eindelijk rust vinden, zal het recht weer spreken met helderheid in plaats van met overvloed. Dat zou pas een overwinning zijn, niet van één partij, maar van het recht zelf.
Pierre Thiriar
Deze bijdrage vertolkt louter de opinie van de auteur in eigen naam.
Lees hier andere opiniestukken van Pierre Thiriar.
0 reacties