De griffelende griffier cover

23 okt 2025 | Column

De griffelende griffier

Recente vacatures

Coördinator opleidingen
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

​Op het ogenblik waarop Suske en Wiske en Jommeke in het Antwerpse stadhuis een gezamenlijk album voorstellen, is de wetgever met stille trom ook een nieuw hoofdstuk van de rechterlijke macht aan het schrijven, dat zonder probleem de titel De griffelende griffier zou kunnen dragen.

Het contrast is groot: terwijl het stripverhaal een nostalgische glimlach oproept, vol herkenbare personages die door de tijd heen hun eigenheid wisten te bewaren, wordt in de coulissen van justitie een andere, veel stillere transformatie voltrokken, een die veel minder vrolijk stemt. Daar waar de griffier ooit als een spilfiguur stond in het gerechtelijk gebeuren, een onafhankelijke actor die samen met de rechter de garantie bood dat het proces niet enkel rechtvaardig verliep maar ook geloofwaardig en authentiek werd vastgelegd, wordt het ambt vandaag ontdaan van zijn substantie. De griffier, die eeuwenlang gold als de onafhankelijke notaris van de rechtspleging, wordt stukje bij beetje herleid tot een administratieve medewerker zonder enige wezenlijke rol in gerechtelijk gebeuren. De digitalisering van justitie, die zoveel beloofde, blijkt de perfecte hefboom om deze uitholling te legitimeren en door te drukken, vaak zonder dat er veel aandacht aan wordt besteed, alsof het om louter technische wijzigingen ging.

​De kern van de taak van de griffier was altijd het verlenen van authenticiteit. Wat in het procesdossier stond, wat in een vonnis of arrest werd neergeschreven, kreeg kracht en geloofwaardigheid

De kern van de taak van de griffier was altijd het verlenen van authenticiteit. Wat in het procesdossier stond, wat in een vonnis of arrest werd neergeschreven, kreeg kracht en geloofwaardigheid omdat het door de griffier werd neergelegd, ondertekend en bewaard. De griffier stond borg voor het feit dat er geen manipulatie plaatsvond, dat de stukken die werden voorgelegd ook effectief de stukken waren waarop het gerecht oordeelde, dat een vonnis of arrest zijn gezag niet enkel ontleende aan de magistraat die het uitsprak maar ook aan de griffier die het certificeerde en er de bewaker van bleef.

Die bijzondere en fundamentele taak werd altijd ook gesymboliseerd door het feit dat de griffier dezelfde toga draagt als de rechter. In dat zwarte gewaad, dat plechtig verwijst naar de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en waardigheid van het gerecht, treedt hij niet op als ondergeschikte, maar als gelijke van de rechter. Samen vormen zij het gerechtelijk ambt, twee pijlers van één en dezelfde macht. Het gaat niet om een louter gedeeld uniform, maar om exact dezelfde toga, die visueel en institutioneel uitdrukt dat de griffier en de rechter gezamenlijk borg staan voor de rechtsbedeling. Dat maakt de huidige evolutie des te schrijnender: terwijl de toga nog altijd wordt gedragen, wordt de inhoud die zij belichaamt systematisch uitgekleed.

Met de zogenaamde Cerebro-wet wordt dit fundament omvergehaald. Waar voordien de handtekening van de griffier authenticiteit verleende aan rechterlijke uitspraken, wordt vandaag de opname in een nog altijd onbestaand Centraal Register beschouwd als voldoende. Daarmee wordt de authenticiteit verschoven van een onafhankelijk lid van de rechterlijke macht naar een databank die beheerd wordt door de uitvoerende macht. Dat is geen technische modernisering, maar een institutionele aardverschuiving: waar het vroeger de rechterlijke macht zelf was die de authenticiteit van haar proceshandelingen waarborgde, ligt die macht nu in handen van een overheid die in essentie een partij is in talloze procedures.

Wie denkt dat dit een geïsoleerd fenomeen is, vergist zich. Ook de wet op het digitaal dossier draagt daartoe bij. Het beheer en het bijhouden van de proceduredossiers, ooit een kerntaak van de griffier, wordt weggetrokken bij de rechterlijke orde en onder exclusieve controle van de uitvoerende macht gebracht. Waar een griffier er vroeger voor instond dat het dossier ongeschonden werd bewaard, dat er geen documenten spoorloos verdwenen of heimelijk werden toegevoegd, ligt die verantwoordelijkheid nu bij een administratie die hiërarchisch onder de minister van Justitie ressorteert. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt hier niet langer gewaarborgd door de eigen actoren, maar uitbesteed aan de macht waarvan zij net gescheiden zou moeten blijven. Het gaat om een fundamentele breuk met de logica van de scheiding der machten. Wie de griffier uit het proces haalt, haalt tegelijk de onafhankelijkheid uit de werkprocessen van de rechterlijke macht.

Een ander treffend voorbeeld is de wet op het gebruik van de videoconferentie in gerechtszaken. De manier waarop daarin wordt omgegaan met de rol van de griffier illustreert dat de wetgever geen flauw benul meer heeft van wat een griffier is en doet. Daar wordt verwezen naar de zogenaamde "griffie- en bijstandtaken" die de griffier ter zitting uitvoert, en die volgens de wetgever evengoed van thuis uit kunnen worden vervuld. Alsof het volstaat om met een laptop en een internetverbinding te "griffelen" vanop afstand. Daarmee wordt de griffier herleid tot een stenograaf die notuleert, terwijl zijn authentiserende rol volledig uit beeld verdwijnt. De ironie van de situatie is pijnlijk: een eeuwenoud ambt dat mee de ruggengraat van de rechtsstaat vormt, wordt met een achteloos zinnetje in de parlementaire voorbereiding herleid tot een thuiswerker die wat verslagjes tikt.

​Wat zich in werkelijkheid voltrekt, is de sluipende invoering van het Engelse model. In dat systeem bestaan er enerzijds rechters, die zich uitsluitend met rechtspraak bezighouden, en anderzijds een administratieve staf

Wat zich in werkelijkheid voltrekt, is de sluipende invoering van het Engelse model. In dat systeem bestaan er enerzijds rechters, die zich uitsluitend met rechtspraak bezighouden, en anderzijds een administratieve staf die de organisatie van het rechtscollege verzorgt, zonder dat die staf ook maar enigszins deel uitmaakt van de rechterlijke macht. In dat model zijn griffiers geen onafhankelijke actoren maar louter ambtenaren. De Belgische evolutie is duidelijk in dezelfde richting aan het gaan. De eerste stap werd al in 2014 gezet met de wet op het zogenaamde verzelfstandigd beheer van de rechterlijke orde. Daarin werd het College van Hoven en Rechtbanken opgericht, een parastatale van type B, die de werkingsmiddelen van de rechtscolleges moet beheren, maar meer dan tien jaar na datum nog geen enkel werkingsmiddel beheert. Lokale administratieve antennes, de Directiecomités, kwamen in de plaats van de traditionele interne organisatie. Noch het College noch de Directiecomités maken deel uit van de rechterlijke orde. Het zijn administratieve organen, die onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerende macht vallen en onder de controle staan van de Raad van State. De rechters zelf hebben dus niet langer de leiding over hun eigen organisatie. Wat vroeger werd bestuurd door een korpschef bijgestaan door adjunct-mandatarissen, zoals kamervoorzitters en ondervoorzitters, wordt nu aangestuurd door functionarissen die in essentie uitvoeringsorganen zijn van het beleid dat binnen de federale regering wordt uitgetekend.

De gevolgen hiervan zijn verregaand. Waar men vroeger kon zeggen dat een gerecht een entiteit was die zichzelf bestuurde, waarbinnen rechters en griffiers samen instonden voor de autonomie van hun instelling, is dat vandaag niet langer het geval. De autonomie van de rechterlijke macht is uitgehold door een structuur die haar eigen beheer uit handen heeft gegeven. Het College en de Directiecomités opereren buiten de rechterlijke macht, maar bepalen wel hoe die macht in de praktijk functioneert. Het is alsof men een universiteit zou verplichten om haar interne organisatie te laten bepalen door een extern agentschap van de overheid: de façade van onafhankelijkheid blijft, maar de inhoud is een andere.

De figuur van de griffier is in die evolutie een van de eerste slachtoffers. De stille afbouw van zijn ambt maakt duidelijk dat men de rechtspraak wil herleiden tot een louter juridische handeling, waarbij alle andere elementen – authenticatie, bewaring, proceszekerheid – worden uitbesteed aan een administratie die niets te maken heeft met de rechterlijke orde. Daarmee verliest de rechtspleging een essentieel element van vertrouwen. Want rechtspraak is meer dan een vonnis dat wordt uitgesproken. Het is ook het vertrouwen dat dat vonnis werkelijk is wat het beweert te zijn, dat het authentiek is en op eerlijke wijze werd neergelegd, bewaard en openbaar gemaakt. Dat vertrouwen werd belichaamd door de griffier. Door hem te reduceren tot een griffelende griffier die van thuis uit een verslagje maakt, wordt dat vertrouwen ondermijnd.

Het is frappant hoe weinig debat er over deze evolutie bestaat. De aandacht gaat vaak naar de grote thema’s – de werkdruk van magistraten, de achterstand in procedures, de financiering van justitie – maar de stille afbraak van het griffiersambt lijkt niemand te beroeren. Misschien omdat men het ambt als technisch beschouwt, misschien omdat de rol ervan niet meer helder voor ogen staat, misschien ook omdat de digitalisering als een onvermijdelijke modernisering wordt gezien die men niet in vraag wil stellen. Maar achter die schijnbaar technische hervormingen schuilt een fundamentele verschuiving van macht. En zoals vaak bij macht, gebeurt dat het liefst in stilte.

Wat kan daartegenover worden gesteld? Het is geen pleidooi tegen digitalisering als dusdanig. Niemand wil terug naar een tijd waarin dossiers enkel op papier bestonden en onvindbaar waren zodra ze verkeerd werden opgeborgen. Niemand betwist dat een digitaal systeem voordelen biedt in termen van toegankelijkheid, efficiëntie en transparantie. Maar digitalisering mag niet gebruikt worden als excuus om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te ondermijnen. Een digitaal dossier kan perfect door de griffier worden beheerd, zoals vroeger de papieren dossiers. Een centraal register kan perfect onder toezicht van de rechterlijke orde worden geplaatst, in plaats van onder beheer van de uitvoerende macht. Het probleem is niet de technologie, maar de manier waarop die technologie wordt aangewend om institutionele verschuivingen door te drukken die niets met efficiëntie te maken hebben, maar alles met macht.

De vraag is dus niet of we moeten digitaliseren, maar wie die digitalisering in handen heeft. Als dat de uitvoerende macht is, verliest de rechterlijke macht een wezenlijk deel van haar autonomie. Als dat de rechterlijke macht zelf is, met de griffier als onafhankelijke notaris van het proces, kan digitalisering net een versterking zijn van het vertrouwen. Het is de griffier die het digitale vonnis zijn authenticiteit moet verlenen, niet een centraal register. Het is de griffier die moet instaan voor het digitaal dossier, niet een ambtenaar in een ministerie. Het is de griffier die de zitting moet begeleiden, fysiek of digitaal, en die de garantie moet bieden dat wat daar gebeurt ook werkelijk wordt vastgelegd. Dat is geen detail, maar de essentie van de rechtsstaat.

De uitwissing van de griffier uit de rechtsgeschiedenis is dus meer dan een administratieve hervorming. Het is een uitholling van de rechterlijke macht zelf. De scheiding der machten wordt uitgehold telkens een kerntaak van de rechterlijke orde wordt overgedragen aan de uitvoerende macht. De figuur van de griffier staat symbool voor die uitholling. Wie vandaag lacht om de term griffelende griffier, beseft misschien niet dat men daarmee ook lacht om de eigen onafhankelijkheid. Want wat blijft er over van de rechterlijke macht als zij haar eigen authenticiteit, haar eigen archief en haar eigen procesvoering niet meer zelf in handen heeft?

Misschien is het tijd dat er wél een maatschappelijk debat komt. Misschien moeten de magistratuur, de advocatuur en de academische wereld de stem verheffen tegen deze sluipende afbraak. Want het gevaar van de huidige evolutie is niet enkel dat de griffier verdwijnt, maar dat daarmee ook een deel van de onafhankelijkheid van de rechtspraak verdwijnt. En eens dat is gebeurd, is er geen weg terug. De uitvoerende macht zal haar verworvenheden niet zomaar teruggeven. Dan blijft enkel nog de façade van een onafhankelijke rechterlijke macht bestaan, met daarachter een administratie die in werkelijkheid de touwtjes in handen heeft.

De griffelende griffier is dus niet zomaar een woordspeling, maar een waarschuwing. Een waarschuwing dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht niet met één grote wet wordt afgeschaft, maar in kleine, technische stappen wordt uitgehold, vaak zonder dat iemand het merkt. Dat is precies de reden waarom het beeld van Suske en Wiske en Jommeke in het stadhuis zo treffend is: terwijl iedereen glimlacht om de striphelden die samen poseren, wordt elders een veel serieuzer verhaal geschreven. Een verhaal dat, als men niet oplet, eindigt zonder happy end.

Pierre Thiriar – Deze bijdrage vertolkt louter de opinie van de auteur in eigen naam

​Lees hier andere opiniestukken vanPierre Thiriar.

Recente vacatures

Coördinator opleidingen
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *