Zorgwekkende evolutie in de strijd tegen discriminatie: de zaak Moeders voor Moeders onder de loep cover

14 mrt 2023 | Column

Zorgwekkende evolutie in de strijd tegen discriminatie: de zaak Moeders voor Moeders

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 14/03/2023 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

De zaak Moeders voor Moeders deed in de media al heel wat stof opwaaien. De organisatie weerde immers vrouwen met hoofddoek uit de gemeenschappelijke delen van hun gebouw. Na mislukte poging tot overleg, trok UNIA naar de rechtbank. Raoul Rombouts, Yousra Belakhdar en en Alice Rouckhout maakten een diepgravende analyse van de rechtspraak voor Tijd voor Mensenrechten. Voor Generation J. presenteren ze de krachtlijnen van hun artikel.

Voorafgaande feiten

Moeders voor Moeders is een vzw die zich sinds 1992 inzet voor hulpbehoevende moeders (en alleenstaande vaders). De vzw is onder andere gekend om haar wekelijkse voedselbedeling. Moeders mogen die voedselpakketten ophalen in de dagzaal-wachtruimte waar zij ook kunnen genieten van andere faciliteiten die de organisatie aanbiedt. Ouders komen in aanraking met de vzw door middel van een doorverwijzing door een erkende dienst zoals het OCMW of CAW. Na de doorverwijzing houdt de organisatie zelf een intakegesprek, waar de hulpbehoevende moeder het intern reglement moet ondertekenen.

In 1996 merkte Moeders voor Moeders – naar eigen zeggen – dat door de toename van de groep van moeders met een islamitische hoofddoek andere moeders zonder hoofddoek zich niet meer thuis voelden bij de organisatie en afhaakten. Om dit vermeende probleem te verhelpen, besloot de organisatie om vrouwen met een islamitische hoofddoek te weigeren in de gemeenschappelijke delen. Om de dagzaal-wachtruimte te mogen betreden – lees: om de volledige hulpverlening tot hun beschikking te hebben – moesten vrouwen vanaf dan hun islamitische hoofddoek afnemen. Vrouwen die dat weigerden, mochten de dagzaal-wachtruimte niet binnen en kunnen enkel hun voedselpakket afhalen in een kleine wachtruimte aan de inkom van het gebouw. Dit hoofddoekenverbod zou het ‘thuisgevoel’ van de andere moeders moeten waarborgen.

Unia (voordien nog Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding) kreeg verschillende keren notie van deze praktijk via derden, maar pas in 2019 ontving de organisatie een officiële klacht van een moeder zélf. Overleg tussen Unia en de vzw liep al snel spaak, waardoor Unia vervolgens een gerechtelijke procedure instelde. Het standpunt van Unia hield in dat er aan moeders die er voor kiezen om hun hoofddoek aan te houden geen toegang tot de volledige hulpverlening wordt aangeboden aangezien in de wachtzaal vooraan in het gebouw enkel voedselpakketten te verkrijgen zijn. Hun keuze tot het wel of niet behouden van hun geloofsteken zorgt aldus voor een mindere of onvolledige toegang tot hulpverlening.

Eerste aanleg veroordeelt standpunt Moeders voor Moeders

De rechter in eerste aanleg[1] volgde Unia en oordeelde dat de interne regel een vorm van directe discriminatie inhield op grond van geloof.

Het reglement diende zogezegd om het ‘thuisgevoel’ van de moeders te herstellen, maar hield volgens de rechter in eerste aanleg geen rekening met het thuisgevoel van de moeders die hun hoofddoek moesten afnemen. Bovendien berustte de interne regel op discriminatoire overwegingen, namelijk “niet geconfronteerd worden met de religie van een ander”, wat niet te rechtvaardigen was. De rechter in eerste aanleg besloot daarom dat het reglement aangepast moest worden en de volledige hulpverlening onmiddellijk aan alle hulpbehoevende moeders moest worden toegekend.

Hoger beroep

Moeders voor Moeders trok naar het hof van beroep te Antwerpen[2]waar de zaak een geheel nieuwe wending kende. Het hof van beroep te Antwerpen zou zich nooit uitspreken over de grond van de zaak, i.e. de mogelijke discriminatie, en beperkte zich enkel tot de (on)ontvankelijkheid van de zaak, namelijk of Unia de vordering überhaupt had kunnen instellen.

Het hof stelde dat Unia enkel bevoegd is om in rechte op te treden voor de hulpbehoevende moeders die zich gediscrimineerd voelen, “zover de aangekaarte zaak binnen het toepassingsgebied van de Antidiscriminatiewet (1) en het Gelijkekansendecreet (2) valt”.

Volgende voorwaarden moesten aldus, volgens het hof, voldaan zijn: (1) de aangeboden dienst moet buiten de privésfeer vallen en (2) moet publiek toegankelijk zijn.

Het hof van beroep te Antwerpen stelde dat aangezien enkel officiële instanties zoals het OCMW, CAW en dergelijke de moeders kunnen doorverwijzen naar de vzw, de hulpverlening aldus niet toegankelijk is ‘voor het ruime publiek’. Bijgevolg oordeelde het Hof dat Unia niet bevoegd was om op te treden in de zaak.

Een uitholling van de antidiscriminatiewetgeving

Het hof van beroep te Antwerpen schept hiermee een gevaarlijk precedent. Méér dan een interpretatie van de wet, geeft het hof hiermee een handleiding uit voor particulieren om zichzelf buiten het toepassingsgebied van de antidiscriminatiewetgeving te plaatsen.

Met deze uitspraak wordt er eigenlijk gesteld dat, indien men wil discrimineren, gewoon bepaalde voorwaarden moeten worden gekoppeld aan het verstrekken van goederen of diensten, zoals Moeders voor Moeders met een (officiële) doorverwijzing werkt.[3]

Echter, de onrechtmatigheid van deze uitspraak wordt veel duidelijker en voelbaarder indien de redenering wordt toegepast op een andere situatie. Stel u het volgende voor: Een vzw zet zich in voor leerlingen met een leerachterstand en psychische kwetsbaarheden door bijlessen aan te bieden na doorverwijzing door het CLB. Hun middelen zijn namelijk beperkt, waardoor zij enkel aan de meest kwetsbare leerlingen extra hulp kunnen bieden. Ouders worden door de school van hun kind naar de vzw verwezen, maar krijgen daar te horen dat de ondersteuning niet wordt aangeboden aan kinderen met een Afrikaanse migratieachtergrond. In dit voorbeeld zou de vzw binnen de lijntjes van het arrest kleuren. Zo wordt zeer duidelijk dat de redenering van het hof de deur wagenwijd openzet om louter door middel van een bepaalde voorwaarde de werking van de publieke naar de private sfeer over te brengen en dus buiten het toepassingsgebied van de antidiscriminatiewetgeving te plaatsen.

Een andere optie voor vzw’s die in het arrest niet aan bod komt, maar door Moeders voor Moeders in navolging van de zaak in eerste aanleg ook werd aangegrepen, is overgaan naar een ledenwerking. Wanneer een vzw van het doelpubliek vereist dat zij zich inschrijven als lid, kan zij zich verstoppen achter het feit dat een discriminatoire bepaling een “interne regel” is die de relatie tussen de vereniging en haar leden en tussen de leden onderling regelt en aldus niet binnen het toepassingsgebied van de antidiscriminatiewetgeving valt.

Een stap achteruit in de bestrijding van discriminatie

In de voorbereidende werkzaamheden van zowel de Europese richtlijnen[4] (p 14) waarop de Belgische en Vlaamse wetgeving gebaseerd is, als de wetgeving[5] (p 43) zelf, wordt duidelijk gesteld dat “voor het publiek toegankelijk” en “buiten de privésfeer” zo geïnterpreteerd moeten worden dat enkel zaken die zich volledig in een niet-openbare context bevinden hiervan uitgesloten worden.[6] Voorbeelden van dergelijke situaties zijn: het verhuren van een vakantiewoning aan een gezinslid of het huren van een kamer in een privéwoning. Een doorverwijzing, door bijvoorbeeld het OCMW, zou dus volgens de bedoeling van de wetgevers geenszins genoeg mogen zijn om buiten het toepassingsgebied ervan te vallen.

De gebruikte interpretatie uit bovenvermeld arrest illustreert hier aldus wederom het schrijnend gebrek aan begrip van de antidiscriminatiewetgeving, die de gelijkwaardigheid van alle burgers – dus ook vrouwen met een hoofddoek – zou moeten waarborgen. De interpretatieve documenten zijn hieromtrent immers voldoende duidelijk. Bovenstaande uitspraak is dan ook een stap verder van huis.

Hoe de rechtspraak van de antidiscriminatiewetgeving zich verder zal ontwikkelingen na dit arrest, zal nog moeten blijken. Al hopen wij dat het rechterlijk orgaan zich in deze herpakt.

Raoul Rombouts is laatstejaarsstudent rechten met een focus op mensenrechten in de brede zin.

Yousra Belakhdar is advocaat-stagiair arbeidsrecht bij een Brussels advocatenkantoor. Tijdens haar studies specialiseerde ze zich in het sociaal recht en het internationaal recht met een focus op mensenrechten.

Alice Rouckhout is advocaat-stagiair bij een Antwerps advocatenbureau dat zich specialiseert in de verschillende takken van het Publiekrecht.

Deze bijdrage is gebaseerd op een artikel dat de auteurs schreven voor het Tijd voor Mensenrechten: Toepassing antidiscriminatiewetgeving blijft heikel punt voor de Belgische rechter.


Referenties

[1] Rb. Antwerpen 21 Januari 2021, www.unia.be/files/Documenten/Rechtspraak/2021_01_07_Rb._Antwerpen.pdf.

[2] Antwerpen 14 November 2022, nr. 2021/AR/1060, https://www.unia.be/files/Documenten/Rechtspraak/2022_11_14__Hof_Antwerpen.pdf.

[3] Zie daarover: SPINOY, M., VAN DROOGHENBROEK, S. & VRIELINK, J., “Discriminatie op afspraak?”, DJK 2022 (459), p. 12-13. https://www.jurisquare.be/en/journal/djk/index.html.

[4] Voorstel (Comm.) voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij de toegang tot en de levering van goederen en diensten, 14 November 2003, 14812/03, https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14812-2003-INIT/nl/pdf.

[5] Wetsontwerp ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, Parl. St. Kamer, 2006-07, nr. 2722/001, https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/51/2722/51K2722001.pdf.

[6] Zie daarover: SPINOY, M., VAN DROOGHENBROEK, S. & VRIELINK, J., “Discriminatie op afspraak?”, DJK 2022 (459), p. 12-13. https://www.jurisquare.be/en/journal/djk/index.html.

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.