De advocatuur als jungle

2 feb 2022 | Column

We zijn geen rechtbank

Door Hugo Lamon

(Ge)recht in de spiegel

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 02/02/2022 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

In de Nederlandse kwaliteitskranten verschenen dit weekend beschouwingen over het lot van Soumaya Sahla. Zij werd in 2014 door het gerechtshof in Den Haag tot drie jaar cel veroordeeld wegens verboden wapenbezit en lidmaatschap van een terroristische organisatie (De Hofstadgroep), alhoewel het Hof oordeelde dat zij afstand had genomen van haar ideeën en daden (toen al negen jaar geleden). Nadat zij haar gevangenisstraf had uitgezeten werd ze opgepikt door Frits Bolkestein (voormalig Europees commissaris en coryfee van de Nederlandse liberale VVD) om adviseur voor de VVD te worden voor terrorisme- en deradicaliseringskwesties. “Wellicht een beetje zoals een ethisch hacker je bijpraat over de zwaktes in je IT-infrastructuur” (zoals H. Hekking opmerkte in het Financieel Dagblad van 29 januari).

Blijkbaar werden haar adviezen gewaardeerd, maar ontstond er pas commotie toen de extreemrechtse politicus Geert Wilders zijn ongenoegen uitsprak over de positie van Soumaya. Hij suggereerde dat ze mogelijkerwijze nog steeds staatsgevaarlijk zou zijn en ook voor hem potentieel een direct gevaar zou kunnen opleveren. Ze had zich immers nooit publiekelijk verontschuldigd. Onder druk van die extreemrechtse kritiek liet de VVD haar vallen en maakte een einde aan de samenwerking. Dat bracht advocaat Gerard Sprong in een opiniestuk tot de bedenking dat die partij daarmee “het rechterlijk oordeel” negeerde (“De opoffering van Sahla is een treurige vertoning”, NRC 29 januari). Hij vindt dat dit ingaat tegen de rechtsstaat en zegt hierover: “De meest gangbare omschrijving van de rechtsstaat luidt dat iedereen zich aan de wet moet houden en dat het in beginsel de taak van de onpartijdige rechter is om die rechtsstaat te verwezenlijken.

Met het begrip ‘verwezenlijken’ wordt bedoeld dat de rechter, wetgever en overheid in het algemeen bijdragen aan de grondgedachte van de rechtsstaat. Welnu, dat is door de overheid, dat wil zeggen het Openbaar Ministerie en de rechter in de zaak Sahla volgens het boekje gedaan. Daarna is geen plaats meer voor een tweede bestraffing in de vorm van een verkettering en uitsluiting uit een particuliere adviesfunctie”. Wat verderop in zijn opiniestuk stelt hij: “Een rechtsstatelijke capitulatie voor mistroostige onderbuikgevoelens is namelijk nooit een verheven zaak en zeker niet als er belangrijke rechtsbeginselen ten grave worden gedragen”.

De argumentatie klinkt in die specifieke context intellectueel aantrekkelijk. Wie zijn straf heeft uitgezeten, heeft recht op een tweede kans. Toch zullen weinigen bereid zijn die redenering onverminderd door te trekken als het gaat over de verdachte van de moord op de vierjarige kleuter Dean. De media wisten te melden dat de verdachte in 2008 al een tweejarig jongetje heeft vermoord, toen de door de rechter opgelegde tien jaar cel netjes uitzat en daarna als een vrij man de gevangenis verliet. Er werd druk uitgelegd dat sindsdien onze wet is aangepast, zodat voor anderen ook na het uitzitten van de straf er meer mogelijkheden zijn om een bepaalde veroordeelden op te volgen. De ultieme rol van de rechter in wat Nederlanders zo mooi “de verwezenlijking van de rechtsstaat” noemen is dus niet altijd zo absoluut.

Deze week geraakte ook bekend dat een hoogleraar aan de VUB moest opstappen wegens meerdere meldingen van grensoverschrijdend gedrag. De universiteit heeft een vertrouwelijke dading afgesloten met die hoogleraar. De rector lichtte toch een tipje van de sluier door in De Standaard (29 januari) te vertellen dat naast de klassieke modaliteiten (zoals loon) er ook andere afspraken zijn gemaakt: “slachtoffers niet contacteren, psychologische hulp zoeken en niet communiceren met de pers”. De zaak werd dus buiten de rechtbank geregeld. Op de kritiek dat de universiteit al een jaar kennis van had van de feiten, reageert de rector met: “Een jaar voelt vaak heel lang, maar voor ons is het heel kort. Een universiteit is ook geen rechtbank. We handelen heel voorzichtig. Wij kunnen en mogen andere wekgevers niet zomaar contacteren en waarschuwen”. Enkel een cynicus leest hierin een lofzang voor de rechtbanken, die in ons land toch zelden lof krijgen toegezwaaid omdat ze snel en doortastend optreden. De Morgen laat de slachtoffers aan het woord die met het vertrouwelijke karakter van deze dading allerminst opgezet zijn en de krant citeert een van hen: “Het voelt alsof alles voor niks is geweest. Hoe de VUB heeft gereageerd, heeft me meer gekwetst dan het grensoverschrijdend gedrag zelf (De Morgen, 29 januari).

Waren de slachtoffers beter af geweest met een publiek proces voor de rechtbank? En wat kunnen we leren van Nederland, waar ook na een veroordeling de maatschappelijke re-integratie een uitdaging blijft?

Hugo LAMON

***

Meer blogposts lezen van Hugo Lamon? Dat kan hier!

(Ge)recht in de spiegel

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Ondernemingsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Waals-Brabant
Advocaat
Douane
0 - 3 jaar
Antwerpen
Paralegal
Arbeidsrecht Vennootschapsrecht
0 - 3 jaar
Brussel
Advocaat
Arbeidsrecht
5 - 10 jaar
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

1 Reacties

1 Reactie

  1. Francis Mens

    Het is inderdaad niet zo eenvoudig. Dank om die nuance te brengen.
    Vanuit mijn expertise ( bijstand slachtoffers van seksueel geweld) kan ik antwoorden op uw vraag of de slachtoffers beter af waren geweest met een publiek proces voor de rechtbank.
    Het antwoord is ja!
    Vooreerst had het voor hen negatieve aspect aan het publiek karakter kunnen gemilderd worden door een ‘ gesloten zitting’ te vragen aan de rechtbank. Zulke vraag van slachtoffers in die materie wordt zo goed als altijd gehonoreerd.
    Vervolgens, en dat is wel het belangrijkste, zou de verdachte terecht gewezen worden door een gezaghebbend persoon, hetgeen voor een slachtoffer de erkenning inhoudt dat de dader in de fout gegaan is, en het slachtoffer er geen schuld aan heeft.
    Dit draagt sterk bij aan de verwerking van het trauma, waarbij een eigen schuldgevoel bij het slachtoffer van seksueel geweld een groot probleem vormt.
    Door deze dading krijgen de slachtoffers de indruk dat het in de achterkamer is geregeld, waardoor net die noodzakelijke erkenning voor hen uitblijft. Terwijl de aanpak van de unief waarschijnlijk op zich wel nuttig en doeltreffend is naar de dader toe. Maar de slachtoffers blijven zo in de kou staan. Hetgeen met een gerechtelijke procedure, mits goede begeleiding, anders had kunnen zijn.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.